regelbalk





 

Canto 1
S'rî Râdhika Stava

 

Hoofdstuk 13: Dhritarâshthra Gaat van Huis

(1) Sűta zei: "Vidura [*] rondtrekkend langs de verschillende bedevaartsoorden, had van de grote wijze Maitreya kennis ontvangen over de bestemming van het zelf. Door die kennis voldoende op de hoogte van alles wat er te weten viel, keerde hij terug naar de stad Hastinâpura. (2) Na al de vragen die Vidura aan Maitreya had voorgelegd in zijn aanwezigheid, had zich in hem een onverdeelde toewijding voor Govinda ontwikkeld zodat hij afzag van verdere vragen. (3-4) Toen ze hem daar zagen arriveren, beste brahmanen, heetten Yudhishthhira en zijn jongere broers, Dhritarâshthra, Sâtyaki en Sańjaya, Kripâcârya, Kuntî, Gândhârî, Draupadî, Subhadrâ, Uttarâ, Kripî, andere vrouwen van de familieleden van de Pândava's en andere dames met hun zonen, hem allen welkom. (5) Alsof ze uit de dood waren opgewekt kwamen ze hem opgetogen tegemoet om hem met alle respect te ontvangen met omhelzingen en eerbetuigingen. (6) In hun liefde voor hem lieten ze emotioneel hun tranen de vrije loop vanwege de doorstane angsten en het verdriet als gevolg van de scheiding. Koning Yudhishthhira bood hem een zitplaats en bereidde hem vervolgens een ontvangst.

(7) Nadat hij had gegeten, gerust had en comfortabel gezeten was, boog de koning zich nederig voorover om zich in de aanwezigheid van iedereen tot hem te richten. (8) Yudhishthhira zei: 'Herinnert u zich hoe we, opgevoed onder uw beschermende vleugels, samen met onze moeder werden gered van verschillende calamiteiten als vergiftiging en brandstichting? (9) Met welke middelen voorzag u in uw levensonderhoud toen u rondtrok over het oppervlak van de aarde en in welke heilige bedevaartplaatsen bent u op deze planeet dienstbaar geweest? (10) Toegewijden als uwe goedheid veranderen zelf in heilige plaatsen, o machtige; en met de Drager van de Knots in uw hart, verandert u dan alle plaatsen in pelgrimsoorden. (11) Beste oom, kan u zeggen wat u van onze vrienden en weldoeners gezien of vernomen hebt? Zijn de nakomelingen van Yadu, zo vol van hun dienst aan Krishna, allen gelukkig waar ze wonen?'

(12) Aldus door de koning ondervraagd, beschreef hij, het ene na het andere onderwerp afhandelend, grondig alles wat hij ervaren had, maar hij sprak met geen woord over de vernietiging van de dynastie. (13) Omdat hij ze niet van streek wilde brengen was hij zo genadig het niet te hebben over dit in feite zo onverkwikkelijke en onverdraaglijke aspect van het gedrag van de mensheid. (14) De wijze, die behandeld werd als een god, bleef daarop enkele dagen te gast, zodat hij iets voor zijn oudste broer kon betekenen en iedereen gelukkig zou zijn. (15) Vanwege een vloek van Mandűka Muni [die onder Yama's verantwoordelijkheid onrechtvaardig was behandeld], moest Vidura [die een incarnatie van Yama was] honderd jaar lang de rol van een s'űdra [iemand van de arbeidende klasse] spelen. Aryamâ nam zolang zijn plaats in om de straffen uit te delen die de zondaars toekwamen [**].

(16) Yudhishthhira had gezien dat er een kleinzoon in de dynastie geschikt was om het koninkrijk te besturen dat hij weer in handen had gekregen, en genoot samen met zijn bestuurlijk bekwame broers van een leven in grote welstand. (17) Maar de onoverkomelijke, niet waarneembare Tijd overtreft op onnavolgbare wijze allen die onoplettend al te zeer hechten aan familieaangelegenheden. (18) Vidura, zich daarvan bewust, zei tegen Dhritarâshthra: 'O Koning, [beste broer], trek je alsjeblieft zonder aarzelen terug, zie toch hoe je leven door de angst wordt beheerst. (19) In deze materiële wereld, o meester, is er niets of niemand die deze angst kan afwenden, want het betreft de Allerhoogste Heer die zich voor een ieder van ons aandient in de gedaante van de eeuwige Tijd. (20) Onvermijdelijk ten prooi aan de macht van de tijd moet een persoon dit leven, dierbaar als het voor een ieder is, zomaar weer opgeven, om nog maar te zwijgen van de weelde en zo meer die hij heeft verworven. (21) Met je vader, broer, weldoeners en zoons allen dood, met je leven uitgeblust en je lichaam gebrekkig van de ouderdom, leef je bij iemand anders in huis. (22) Je bent van jongs af aan blind geweest, je hoort niet meer zo goed, je geheugen laat het afweten en recentelijk zijn je tanden los gaan zitten, bezorgt je lever je moeilijkheden en hoest je luidruchtig slijm op. (23) Ach, hoe zeer hecht het levende wezen aan het leven, zozeer zelfs dat jij daardoor, als een hond, de resten eet van de maaltijd overgelaten door Bhîma [je Pândava neef]. (24) Hoe kan je nu teren op de genade van degenen die je geprobeerd hebt te verbranden en te vergiftigen en wiens vrouw je beledigd hebt terwijl je hun koninkrijk inpalmde? (25) Of je het nu wilt of niet, je zal, hoezeer je ook aan het leven hecht, onder ogen moeten zien dat dit miserabele lichaam wegkwijnt en uiteenvalt als een oud kledingstuk. (26) Iemand is moedig en hoogstaand als hij, niet meer naar behoren beschikkend over zijn lichaam, onbezorgd en verlost van alle verplichtingen vertrekt naar een onbekende bestemming. (27) Een ieder die, naar eigen inzicht of het geleerd hebbend van anderen, tot bewustzijn komt in afkeer van de wereld en zijn huis verlaat met de Heer verankerd in zijn hart, is voorzeker een hoogstaand mens. (28) Vertrek daarom alsjeblieft in noordelijke richting zonder dat je verwanten ervan weten, want hierna zal weldra de tijd zich aandienen waarin veel van de kwaliteiten van de mens in verval raken [Kali-yuga].' (29) Nadat hij dit hoorde brak de oude koning van de Ajamîdhafamilie, indachtig de wijsheid van zijn jongere broer Vidura, vastberaden met de sterke familiebanden en vertrok hij in de richting die is vastgesteld voor de weg van de bevrijding. (30) Bij zijn vertrek volgde de kuise en waardige dochter van koning Subala [Gândhârî] haar echtgenoot naar de Himalaya's - de plaats die de verrukking vormt voor hen die de staf van de verzaking oppakten als waren ze vechters die een terecht pak slaag accepteren.

(31) Terugkerend naar het paleis wilde hij die niemand als zijn vijand beschouwde [Yudhishthhira] de ouderen zijn respect betonen met eerbetuigingen, nadat hij de halfgoden had aanbeden met offerandes en de brahmanen zijn eerbetuigingen had gebracht met schenkingen van granen, land, koeien en goud, maar hij kon zijn twee ooms en tante Gândhârî niet vinden. (32) Bezorgd wendde hij zich tot Sańjaya de zoon van Gavalgana [de assistent die de blinde Dhritarâshthra het verslag deed van de strijd], en zei tot hem: 'Waar is onze oude, blinde oom? (33) Waar zijn mijn weldoener Vidura en moeder Gândhârî die rouwt over het verlies van haar nakomelingen? Heeft de oude koning, vanwege het verlies van zijn zonen, vol van twijfel over mijn ondankbaarheid en overtredingen, zich in zijn verdriet samen met zijn vrouw verdronken in de Ganges? (34) Na de val van mijn vader koning Pându, waren zij de weldoeners die ons allen beschermden toen we nog maar kleine kinderen waren. Waarheen zijn mijn ooms vanhier vertrokken?' "

(35) Sűta zei: "Sańjaya die bezorgd was uit liefde voor zijn meester, kon hem niet vinden, was van streek over de gescheidenheid en kon in zijn verdriet geen woord uitbrengen. (36) Denkend aan de voeten van zijn meester veegde hij met zijn handen de tranen van zijn gezicht. Hij toomde zich in en gaf koning Yudhishthhira antwoord. (37) Sańjaya zei: 'Ik weet niet wat uw ooms of Gândhârî van plan waren, o afstammeling van de Kurudynastie -, o grote Koning, ik ben door deze grote zielen op een dwaalspoor gezet.' (38) Op dat moment kwam de verheven persoonlijkheid Nârada daar aan met zijn muziekinstrument. Yudhishthhira en zijn jongere broers stonden op van hun zetels en verwelkomden de wijze zoals het hoorde. Vervolgens zei de koning: (39) 'O Allerhoogste, ik weet niet in welke richting mijn ooms en mijn ascetische tante, die heel bedroefd is over het verlies van haar zoons, van hier zijn vertrokken. (40) Als een kapitein op een schip in de uitgestrekte oceaan bent u de Heer om ons naar de overkant te helpen.'

Op die manier aangesproken richtte de goddelijke persoonlijkheid Nârada, de grootste onder de wijzen, het woord tot hen: (41) 'O Koning, weeklaag nimmer, om welke reden dan ook, want de Allerhoogste Heer waakt over dit universum. Alle levende wezens en hun leiders houden [om die reden] steeds erediensten voor hun bescherming. Hij is degene die allen bijeenbrengt en weer van elkaar scheidt. (42) Zoals een koe met een touw door de neus wordt vastgebonden, wordt men op dezelfde manier er door de hymnen en voorschriften van de Veda aan gebonden zich te houden aan wat de Allerhoogste verlangt. (43) Zoals men in deze wereld naar believen spelbenodigdheden bij elkaar brengt en weer opbergt, vergaat het ook de mensen die, onderworpen aan het spel van de Heer, worden samengebracht en weer gescheiden. (44) Of je nu personen wel of niet als eeuwig [als een ziel] of als tijdelijk [als een lichaam] beschouwt of anders als zijnde beiden [belichaamde zielen] of als geen van beiden [vanwege de Absolute Waarheid die verheven is boven alle kenmerken], onder geen voorwaarde vormen ze een reden tot verdriet. Men is alleen maar zo omdat men emotioneel verwikkeld is geraakt of zijn verstand kwijt is. (45) O Koning, geef daarom uw bezorgdheid op die te wijten is aan een gebrek aan zelfkennis. Denk er niet langer aan hoe deze mensen, hulpeloos en ellendig, het zonder u zouden moeten redden. (46) Hoe kan dit lichaam, dat bestaat uit de vijf elementen [vuur, water, lucht, aarde en ether] en wordt beheerst door de tijd, door resultaatgericht handelen en door de materiële geaardheden van de natuur [kâla, karma en de guna's], nu anderen beschermen als het zelf evenzogoed gebeten wordt door die slang? (47) Het ene levende wezen voedt zich met het andere; zij [de dieren] die geen handen maar poten hebben zijn overgeleverd aan hen die wel handen hebben [de mensen], heeft het levende wezen geen ledematen [zoals gras] dan is het overgeleverd aan de vierbenigen [zoals de koeien]. De zwakkere is overgeleverd aan de sterkere. (48) Richt uw blik daarom enkel op Hem, deze Allerhoogste Persoonlijkheid, die zich bij de macht van de illusie voordoet als een verscheidenheid. Hij, o Koning, is de ene Ziel van de zelfrealisatie van alle zielen, die zich zowel in hen als buiten hen manifesteert. (49) Hij, de Vader van al het geschapene, de Allerhoogste Heer, is nu, o grote Koning, op aarde nedergedaald in de gedaante van de [dood, de alles verslindende] Tijd, om een einde te maken aan allen die de verlichte zielen vijandig gezind zijn. (50) Ter wille van hen heeft de Heer volbracht wat moest worden gedaan en nu wacht Hij de verdere loop van de gebeurtenissen af. Zo ook moeten jullie Pândava's, zolang Hij hier op aarde aanwezig is, de zaak bezien en afwachten.

(51) Dhritarâshthra, zijn broer Vidura en zijn vrouw Gândhârî zijn vertrokken naar de zuidkant van de Himalaya's waar de wijzen hun toevlucht hebben. (52) De plaats staat bekend als Saptasrota ['zeven bronnen'] omdat de rivier van de hemel [de Svardhunî, de Ganges] zich daar, naar de voldoening van de zeven verschillende wijzen, verdeelt in de zeven stromen die we kennen als haar vertakkingen. (53) Door daar regelmatig te baden, plengoffers in het vuur te doen overeenkomstig de regulerende beginselen en te vasten op enkel water, heeft Dhritarâshthra zijn zinnen en denken geheel onderworpen en is hij aldus verlost van het gebedel om voedsel [in zijn afhankelijkheid van de familie]. (54) Met behulp van zithoudingen, adembeheersing en het naar binnen richten van de geest weg van de zes zinnen, kan men, verzonken in de Heer, de smetten van de passie, de goedheid en de onwetendheid overwinnen. (55) Door zijn zelf in de wijsheid te laten opgaan en de wijsheid te laten opgaan in de zuivere getuigenis, heeft hij zich verenigd met het Absolute [brahman], het fundament van het zuivere zijn, net zoals de lucht in een pot zich verenigt met de ruimte erbuiten. (56) Als hij, niet langer gehinderd in het verzaken van alle verplichtingen, geconcentreerd neerzit zonder zich te bewegen, zullen door zijn breken met de effecten van de werking van de geaardheden, zijn zinnen en denken zich niet langer voeden en er geheel mee ophouden. (57) Ik verwacht dat hij zijn lichaam vijf dagen vanaf heden zal verlaten, o Koning, en het tot as zal laten vergaan. (58) Terwijl zij buiten toekijkt hoe het lichaam van haar man met inbegrip van zijn hut [op mystieke wijze] ontvlamt, zal zijn kuise vrouw hem bij vol bewustzijn volgen in het vuur. (59) Vidura, getuige van dat wonderlijke voorval, o zoon van de Kurudynastie, zal met gemengde gevoelens van verrukking en verdriet daarop vertrekken om heilige plaatsen te bezoeken.' (60) Nadat hij aldus de koning had toegesproken steeg Nârada samen met zijn snaarinstrument op naar de hemel. Yudhishthhira die zich de instructies ter harte nam, gaf daarna al zijn weeklagen op."


Lees de inspiratie bij dit hoofdstuk door Anand Aadhar.

 

                       

 
 

Derde herziene editie, geladen 16 maart 2023. 

 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

Sűta zei: "Vidura [*] rondtrekkend langs de verschillende bedevaartsoorden, had van de grote wijze Maitreya kennis ontvangen over de bestemming van het zelf. Door die kennis voldoende op de hoogte van alles wat er te weten viel, keerde hij terug naar de stad Hastinâpura.
Sűta zei: "Toen Vidura* rondtrok langs de verschillende bedevaartsoorden, had hij van de grote wijze Maitreya kennis verkregen van de bestemming van het zelf, en door die kennis voldoende op de hoogte van alles wat er te weten viel, keerde hij toen terug naar de stad Hastinâpura. (Vedabase)

 

Tekst 2

Na al de vragen die Vidura aan Maitreya had voorgelegd in zijn aanwezigheid, had zich in hem een onverdeelde toewijding voor Govinda ontwikkeld zodat hij afzag van verdere vragen.

Met al de vragen die hij had gesteld was hij er in het gezelschap van Maitreya in geslaagd onverdeeldheid te ontwikkelen in zijn toewijding voor Govinda, en had hij er verder van afgezien nog meer vragen te stellen. (Vedabase)

 

Tekst 3-4

Toen ze hem daar zagen arriveren, beste brahmanen, heetten Yudhishthhira en zijn jongere broers, Dhritarâshthra, Sâtyaki en Sańjaya, Kripâcârya, Kuntî, Gândhârî, Draupadî, Subhadrâ, Uttarâ, Kripî, andere vrouwen van de familieleden van de Pândava's en andere dames met hun zonen, hem allen welkom.

Daar arriverend, werd hij, beste brahmanen, verwelkomd door Yudhishthhira en zijn jongere broers, Dhritarâshthra, Sâtyaki en Sańjaya, Kripâcârya, Kuntî, Gândhârî, Draupadî, Subhadrâ, Uttarâ, Kripî, andere vrouwen van de familieleden van de Pândava's en andere dames met hun zonen. (Vedabase)

  

Tekst 5

Alsof ze uit de dood waren opgewekt kwamen ze hem opgetogen tegemoet om hem met alle respect te ontvangen met omhelzingen en eerbetuigingen.

Alsof ze uit de dood waren opgewekt kwamen ze hem opgetogen tegemoet om hem met alle respect te ontvangen met omhelzingen en eerbetuigingen. (Vedabase)

 

Tekst 6

In hun liefde voor hem lieten ze emotioneel hun tranen de vrije loop vanwege de doorstane angsten en het verdriet als gevolg van de scheiding. Koning Yudhishthhira bood hem een zitplaats en bereidde hem vervolgens een ontvangst.

In hun genegenheid lieten ze emotioneel hun tranen de vrije loop vanwege de angsten en het verdriet dat ze gevoeld hadden als gevolg van de scheiding. koning Yudhishthhira bereidde hem vervolgens een ontvangst hem een zitplaats biedend. (Vedabase)

 

Tekst 7

Nadat hij had gegeten, gerust had en comfortabel gezeten was, boog de koning zich nederig voorover om zich in de aanwezigheid van iedereen tot hem te richten.

Nadat hij rijkelijk gegeten en gerust had en comfortabel neerzat, boog de koning zich nederig voorover om zich in de aanwezigheid van iedereen tot hem te richten. (Vedabase)

 

Tekst 8

Yudhishthhira zei: 'Herinnert u zich hoe we, opgevoed onder uw beschermende vleugels, samen met onze moeder werden gered van verschillende calamiteiten als vergiftiging en brandstichting?

Hij zei: 'Herinnert u zich hoe we, opgevoed onder uw beschermende vleugels, samen met onze moeder werden gered van verschillende calamiteiten als vergiftiging en brandstichting? (Vedabase)

 

Tekst 9

Met welke middelen voorzag u in uw levensonderhoud toen u rondtrok over het oppervlak van de aarde en in welke heilige bedevaartplaatsen bent u op deze planeet dienstbaar geweest?

Waarmee voorzag u in uw levensonderhoud toen u rondtrok over het oppervlak van de aarde en in welke heilige bedevaartsplaatsen bent u op deze planeet dienstbaar geweest? (Vedabase)

 

Tekst 10

Toegewijden als uwe goedheid veranderen zelf in heilige plaatsen, o machtige; en met de Drager van de Knots in uw hart, verandert u dan alle plaatsen in pelgrimsoorden.

Toegewijden als uwe goedheid veranderen zelf in heilige plaatsen, o machtige; en met de Hoogste Persoonlijkheid in uw hart, verandert u dan alle plaatsen in pelgrimsoorden. (Vedabase)

 

Tekst 11

Beste oom, kan u zeggen wat u van onze vrienden en weldoeners gezien of vernomen hebt? Zijn de nakomelingen van Yadu, zo vol van hun dienst aan Krishna, allen gelukkig waar ze wonen?'

Beste oom, kan u zeggen wat u van onze vrienden en weldoeners gezien of over hen gehoord hebt? Zijn de nakomelingen van Yadu, die met Krishna zo in God opgaan, allen gelukkig met waar ze wonen? (Vedabase)

 

Tekst 12

Aldus door de koning ondervraagd, beschreef hij, het ene na het andere onderwerp afhandelend, grondig alles wat hij ervaren had, maar hij sprak met geen woord over de vernietiging van de dynastie.

Op die manier door de koning ondervraagd, beschreef hij zoals het hoorde, het ene na het andere onderwerp besprekend, alles wat hij ervaren had, zonder echter de vernietiging van de dynastie te vermelden. (Vedabase)

 

Tekst 13

Omdat hij ze niet van streek wilde brengen was hij zo genadig het niet te hebben over dit in feite zo onverkwikkelijke en onverdraaglijke aspect van het gedrag van de mensheid.

Omdat hij ze niet van van streek wilde brengen was hij zo genadig niet uit te weiden over deze in feite zo onverkwikkelijke en onverdraaglijke gang van zaken van de mensheid. (Vedabase)

 

Tekst 14

De wijze, die behandeld werd als een god, bleef daarop enkele dagen te gast, zodat hij iets voor zijn oudste broer kon betekenen en iedereen gelukkig zou zijn.

Zo bleef de wijze, die behandeld werd met de achting die een god paste, enkele dagen te gast, zodat hij iets voor zijn oudste broer kon betekenen en iedereen er gelukkig mee zou zijn. (Vedabase)

 

Tekst 15

Vanwege een vloek van Mandűka Muni [die onder Yama's verantwoordelijkheid onrechtvaardig was behandeld], moest Vidura honderd jaar lang de rol van een s'űdra [iemand van de arbeidende klasse] spelen. Aryamâ nam zolang zijn plaats in om de straffen uit te delen die de zondaars toekwamen [**].

Zolang Vidura de rol van een s'űdra [iemand van de arbeidende klasse] speelde, was het Aryamâ** die de straffen zoals ze de zondigen waren toegbemeten voltrok; dit vanwege een honderdjarige vloek van de wijze Mandűka Muni [die onder zijn verantwoordelijkheid onrechtvaardig werd behandeld]. (Vedabase)

 

Tekst 16

Yudhishthhira had gezien dat er een kleinzoon in de dynastie geschikt was om het koninkrijk te besturen dat hij weer in handen had gekregen, en genoot samen met zijn bestuurlijk bekwame broers van een leven in grote welstand.

Toen Yudhishthhira had gezien dat er een kleinzoon in de dynastie was geschikt om het koninkrijk te besturen dat hij weer in handen had gekregen, genoot hij samen met zijn bestuurlijk bekwame broers van een leven in grote weelde.  (Vedabase)

 

Tekst 17

Maar de onoverkomelijke, niet waarneembare Tijd overtreft op onnavolgbare wijze allen die onoplettend al te zeer hechten aan familieaangelegenheden.

De onoverkomelijke, niet waarneembare, eeuwige Tijd overtreft superieur al degenen die onoplettend en vergroofd zijn in de geest der gehechtheid aan familieaangelegenheden. (Vedabase)

 

Tekst 18

Vidura, zich daarvan bewust, zei tegen Dhritarâshthra: 'O Koning, [beste broer], trek je alsjeblieft zonder aarzelen terug, zie toch hoe je leven door de angst wordt beheerst.

Vidura, die hier weet van had, zei tegen Dhritarâshthra: 'O Koning, trekt u zich alstublieft onverwijld terug uit deze positie, zie toch hoe uw leven door de angst wordt beheerst. (Vedabase)

 

Tekst 19

In deze materiële wereld, o meester, is er niets of niemand die deze angst kan afwenden, want het betreft de Allerhoogste Heer die zich voor een ieder van ons aandient in de gedaante van de eeuwige Tijd.

In deze materiële wereld is er niets of niemand die deze angst kan afwenden, daar het de Allerhoogste Heer is die zich in de gedaante van de eeuwige Tijd voor een ieder van ons aandient. (Vedabase)

 

Tekst 20

Onvermijdelijk ten prooi aan de macht van de tijd moet een persoon dit leven, dierbaar als het voor een ieder is, zomaar weer opgeven, om nog maar te zwijgen van de weelde en zo meer die hij heeft verworven.

Onvermijdelijk ten prooi aan de macht van de tijd moet een persoon dit leven, dat een ieder zo dierbaar is, zomaar weer opgeven, om nog maar te zwijgen van de weelde en dergelijke zaken die hij heeft verworven.  (Vedabase)

 

Tekst 21

Met je vader, broer, weldoeners en zoons allen dood, met je leven uitgeblust en je lichaam gebrekkig van de ouderdom, leef je bij iemand anders in huis.

Met je vader, broer, weldoeners en zoons allen dood, met je leven uitgeblust en je lichaam gebrekkig van de ouderdom, leef je bij iemand anders in huis.  (Vedabase)

 

Tekst 22

Je bent van jongs af aan blind geweest, je hoort niet meer zo goed, je geheugen laat het afweten en recentelijk zijn je tanden los gaan zitten, bezorgt je lever je moeilijkheden en hoest je luidruchtig slijm op.

Je bent van jongs af aan blind geweest, je hoort niet meer zo goed, je geheugen laat het afweten en recentelijk zijn je tanden los gaan zitten, bezorgt je lever je moeilijkheden en hoest je luidruchtig slijm op. (Vedabase)

 

Tekst 23

Ach, hoe zeer hecht het levende wezen aan het leven, zozeer zelfs dat jij daardoor, als een hond, de resten eet van de maaltijd overgelaten door Bhîma [je Pândava neef].

Ach, hoe zeer hecht het levende wezen aan het leven, zozeer zelfs dat jij daardoor, als een hond, de resten eet van de maaltijd achtergelaten door Bhîma [je Pândava neef]. (Vedabase)

 

Tekst 24

Hoe kan je nu teren op de genade van degenen die je geprobeerd hebt te verbranden en te vergiftigen en wiens vrouw je beledigd hebt terwijl je hun koninkrijk inpalmde?

Hoe kan je nu teren op de genade van degenen die je geprobeerd hebt te verbranden, te vergiftigen en wiens vrouw je beledigd hebt terwijl je hun koninkrijk inpalmde? (Vedabase)

 

Tekst 25

Of je het nu wilt of niet, je zal, hoezeer je ook aan het leven hecht, onder ogen moeten zien dat dit miserabele lichaam wegkwijnt en uiteenvalt als een oud kledingstuk.

Of je het nu wilt of niet, je zal, hoezeer je ook aan het leven hecht, onder ogen moeten zien hoe dit miserabele lichaam wegkwijnt en uiteenvalt als een oud kledingstuk.  (Vedabase)

 

Tekst 26

Iemand is moedig en hoogstaand als hij, niet meer naar behoren beschikkend over zijn lichaam, onbezorgd en verlost van alle verplichtingen vertrekt naar een onbekende bestemming.

Iemand is een moedig en hoogstaand mens als hij, onbezorgd en verlost van alle verplichtingen, inziet dat hij zich naar een onbekend oord moet begeven als hij niet meer naar behoren kan beschikken over zijn lichaam. (Vedabase)

 

Tekst 27

Een ieder die, naar eigen inzicht of het geleerd hebbend van anderen, tot bewustzijn komt in afkeer van de wereld en zijn huis verlaat met de Heer verankerd in zijn hart, is voorzeker een hoogstaand mens.

Een ieder die in deze wereld, naar eigen inzicht of het geleerd hebbend van anderen, tot bewustzijn komt in het ontwaken uit zijn materiële gehechtheid en dan zijn huis verlaat met de Heer gevestigd in zijn hart, is voorzeker een hoogstaand mens. (Vedabase)

 

Tekst 28

Vertrek daarom alsjeblieft in noordelijke richting zonder dat je verwanten ervan weten, want hierna zal weldra de tijd zich aandienen waarin veel van de kwaliteiten van de mens in verval raken [Kali-yuga].'

Vertrek daarom alsjeblieft in noordelijke richting zonder je verwanten te zeggen waar je heen gaat, want hierna zal weldra de tijd zich aandienenen waarin de kwaliteiten van de mens in een algeheel verval raken [Kali-yuga].'  (Vedabase)

 

Tekst 29

Nadat hij dit hoorde brak de oude koning van de Ajamîdhafamilie, indachtig de wijsheid van zijn jongere broer Vidura, vastberaden met de sterke familiebanden en vertrok hij in de richting die is vastgesteld voor de weg van de bevrijding.

Na dit gehoord te hebben verbrak de oude koning van de Ajamîdha familie, indachtig de wijsheid van zijn jongere broer Vidura, vastberaden de krachtige banden van de familieliefde en vertrok hij in die richting die is vastgesteld voor de weg der bevrijding. (Vedabase)

 

Tekst 30

Bij zijn vertrek volgde de kuise en waardige dochter van koning Subala [Gândhârî] haar echtgenoot naar de Himalaya's - de plaats die de verrukking vormt voor hen die de staf van de verzaking oppakten als waren ze vechters die een terecht pak slaag accepteren.

Hij werd gevolgd door de kuise en waardige dochter van koning Subala [Gândhârî] die met haar echtgenoot meeging naar de Himalaya's - de plaats die de verrukking is van hen die de staf der verzaking hebben opgenomen als waren ze vechters die het legitieme van een goed pak slaag accepteren. (Vedabase)

 

Tekst 31

Terugkerend naar het paleis wilde hij die niemand als zijn vijand beschouwde [Yudhishthhira] de ouderen zijn respect betonen met eerbetuigingen, nadat hij de halfgoden had aanbeden met offerandes en de brahmanen zijn eerbetuigingen had gebracht met schenkingen van granen, land, koeien en goud, maar hij kon zijn twee ooms en tante Gândhârî niet vinden.

Terugkerend naar het paleis, wilde hij die niemand als zijn vijand beschouwde [Yudhishthhira], na de halfgoden aanbeden te hebben met offerandes, eerbetuigingen en giften aan de brahmanen, de ouderen zijn respect betonen, maar kon hij zijn twee ooms en tante Gândhârî niet vinden. (Vedabase)

 

Tekst 32

Bezorgd wendde hij zich tot Sańjaya de zoon van Gavalgana [de assistent die de blinde Dhritarâshthra het verslag deed van de strijd], en zei tot hem: 'Waar is onze oude, blinde oom?

 Bezorgd wendde hij zich tot Sańjaya de zoon van Gavalgana [de assistent die de blinde Dhritarâshthra het verslag deed van de strijd], en zei tot hem: 'Waar is onze oude, blinde oom? (Vedabase)

 

Tekst 33

Waar zijn mijn weldoener Vidura en moeder Gândhârî die rouwt over het verlies van haar nakomelingen? Heeft de oude koning, vanwege het verlies van zijn zonen, vol van twijfel over mijn ondankbaarheid en overtredingen, zich in zijn verdriet samen met zijn vrouw verdronken in de Ganges?

Waar is mijn weldoener Vidura en moeder Gândhârî die in de rouw is over het verlies van haar nakomelingen? Heeft de oude koning, mij ondankbaar vanwege het verlies van zijn zonen, vol van twijfel over mijn aanmatiging, zich in zijn verdriet samen met zijn vrouw verdronken in de Ganges? (Vedabase)

 

Tekst 34

Na de val van mijn vader koning Pându, waren zij de weldoeners die ons allen beschermden toen we nog maar kleine kinderen waren. Waarheen zijn mijn ooms vanhier vertrokken?' "

Na de val van mijn vader koning Pându, waren ze de weldoeners die ons allen, nog maar kleine kinderen, beschermden - waarheen zijn mijn ooms vanhier vertrokken?' " (Vedabase)

 

Tekst 35

Sűta zei: "Sańjaya die bezorgd was uit liefde voor zijn meester, kon hem niet vinden, was van streek over de gescheidenheid en kon in zijn verdriet geen woord uitbrengen.

Sűta zei: "Sańjaya die bezorgd zijn meester niet zag, was van streek over de gescheidenheid, en kon in zijn droefenis geen woord uitbrengen. (Vedabase)

 

Tekst 36

Denkend aan de voeten van zijn meester veegde hij met zijn handen de tranen van zijn gezicht. Hij toomde zich in en gaf koning Yudhishthhira antwoord.

Zijn tranen van zijn gezicht vegend met zijn handen en met alle macht zijn geest tot bedaren brengend, probeerde hij, met de voeten van zijn meester in gedachten, koning Yudhishthhira antwoord te geven. (Vedabase)


Tekst 37

Sańjaya zei: 'Ik weet niet wat uw ooms of Gândhârî van plan waren, o afstammeling van de Kurudynastie - o grote Koning, ik ben door deze grote zielen op een dwaalspoor gezet.'

Sańjaya zei: 'Ik weet niet waartoe uw ooms of Gândhârî besloten hebben, o afstammeling van de Kuru dynastie -, o grote Koning, ik ben door deze grote zielen op een dwaalspoor gezet.' (Vedabase)

 

Tekst 38

Op dat moment kwam de verheven persoonlijkheid Nârada daar aan met zijn muziekinstrument. Yudhishthhira en zijn jongere broers stonden op van hun zetels en verwelkomden de wijze zoals het hoorde. Vervolgens zei de koning:

Op dat moment verscheen de verheven persoonlijkheid Nârada ten tonele met zijn muziekinstrument en nadat Yudhishthhira en zijn jongere broers van hun zetels waren opgestaan en, de wijze op die manier naar behoren verwelkomend, hun respect hadden betoond, zei de koning: (Vedabase)

 

Tekst 39

'O Allerhoogste, ik weet niet in welke richting mijn ooms en mijn ascetische tante, die heel bedroefd is over het verlies van haar zoons, van hier zijn vertrokken. 

'O Allerhoogste, ik weet niet in welke richting mijn ooms en mijn ascetische tante die zo bedroefd is over het verlies van haar zoons van hieruit zijn vertrokken. (Vedabase)

 

Tekst 40

Als een kapitein op een schip in de uitgestrekte oceaan, bent u de Heer om ons naar de overkant te helpen.'

Op die manier aangesproken richtte de goddelijke persoonlijkheid Nârada, de grootste onder de wijzen, het woord tot hen:

Als een kapitein op een schip in de uitgestrekte oceaan bent u de Heer om ons naar de overkant te helpen'.

Op die manier aangesproken richtte de goddelijke persoonlijkheid Nârada, de grootste onder de wijze filosofen der eeuwigheid, het woord tot hen:
(Vedabase)

 

Tekst 41

'O Koning, weeklaag nimmer, om welke reden dan ook, want de Allerhoogste Heer waakt over dit universum. Alle levende wezens en hun leiders houden [om die reden] steeds erediensten voor hun bescherming. Hij is degene die allen bijeenbrengt en weer van elkaar scheidt.

'O Koning, weeklaag nooit, om welke reden dan ook, daar u in de macht verkeert van de Allerhoogste Heer. Alle levende wezens en hun leiders houden om die reden erediensten voor hun bescherming. Hij is degene die allen bijeen brengt en ze ook allen weer uiteendrijft. (Vedabase)

 

Tekst 42

Zoals een koe met een touw door de neus wordt vastgebonden, wordt men op dezelfde manier er door de hymnen en voorschriften van de Veda aan gebonden zich te houden aan wat de Allerhoogste verlangt.

Zoals een koe met een touw door de neus wordt vastgebonden, wordt men op dezelfde manier door de hymnen en voorschriften van de Veda gebonden zich te houden aan wat het Allerhoogste verlangt. (Vedabase)

 

Tekst 43

Zoals men in deze wereld naar believen spelbenodigdheden bij elkaar brengt en weer opbergt, vergaat het ook de mensen die, onderworpen aan het spel van de Heer, worden samengebracht en weer gescheiden.

Zoals men in deze wereld naar believen spelbenodigdheden bij elkaar brengt en weer opbergt, vergaat het ook de mensen die onderworpen aan het spel van de Heer worden samengebracht en weer apart komen te staan. (Vedabase)

 

Tekst 44

Of je nu personen wel of niet als eeuwig [als een ziel] of als tijdelijk [als een lichaam] beschouwt of anders als zijnde beiden [belichaamde zielen] of als geen van beiden [vanwege de Absolute Waarheid die verheven is boven alle kenmerken], onder geen voorwaarde vormen ze een reden tot verdriet. Men is alleen maar zo omdat men emotioneel verwikkeld is geraakt of zijn verstand kwijt is.

Of je nu personen wel of niet als eeuwig [als een ziel] of als tijdelijk [als een lichaam] beschouwt of anders als zijnde beiden [belichaamde zielen] of als geen van beiden [vanwege de Absolute Waarheid die verheven is boven alle kenmerken], onder geen voorwaarde vormen ze een reden tot treurnis; zoiets doet men alleen maar omdat men emotioneel verwikkeld is geraakt of zijn verstand kwijt is. (Vedabase)

 

Tekst 45

O Koning, geef daarom uw bezorgdheid op die te wijten is aan een gebrek aan zelfkennis. Denk er niet langer aan hoe deze mensen, hulpeloos en ellendig, het zonder u zouden moeten redden.

Derhalve, o Koning, geef uw bezorgdheid op die te wijten is aan een gebrek aan zelfkennis, denk er niet steeds aan hoe deze mensen, hulpeloos en ellendig, het zonder u zouden moeten redden. (Vedabase)

 

Tekst 46

Hoe kan dit lichaam, dat bestaat uit de vijf elementen [vuur, water, lucht, aarde en ether] en wordt beheerst door de tijd, door resultaatgericht handelen en door de materiële geaardheden van de natuur [kâla, karma en de guna's],  nu anderen beschermen als het zelf evenzogoed gebeten wordt door die slang?

Hoe kan dit lichaam bestaande uit de vijf elementen [vuur, water, lucht, aarde en ether] met dit denken en onderhevig aan de tijd, het resultaatgericht handelen en de materiële geaardheden der natuur [kâla, karma en guna's] anderen nu beschermen als het zelf net zo goed gebeten is door die slang?  (Vedabase)

 

Tekst 47

Het ene levende wezen voedt zich met het andere; zij [de dieren] die geen handen maar poten hebben zijn overgeleverd aan hen die wel handen hebben [de mensen], heeft het levende wezen geen ledematen [zoals gras] dan is het overgeleverd aan de vierbenigen [zoals de koeien]. De zwakkere is overgeleverd aan de sterkere.

Zij [de dieren] die geen handen maar poten hebben, zijn overgeleverd aan hen die wel handen hebben [de mensen]; heeft het levende wezen geen ledematen [zoals gras], dan is het overgeleverd aan de vierbenigen [zoals de koeien]; de zwakkere is overgeleverd aan de sterkere en zo houdt het ene levende wezen zich in leven met het andere. (Vedabase)

 

Tekst 48

Richt uw blik daarom enkel op Hem, deze Allerhoogste Persoonlijkheid, die zich bij de macht van de illusie voordoet als een verscheidenheid. Hij, o Koning, is de ene Ziel van de zelfrealisatie van alle zielen, die zich zowel in hen als buiten hen manifesteert.

Sla daarom enkel acht op de uiterlijke verschijningsvorm van Hem die zich bij de macht der illusie voordoet als een verscheidenheid; Hij, o Koning is de Allerhoogste Heer, de Superziel stralend in Zijn eigen licht die zich zowel manifesteert als het subject als het object van de verschillende levende wezens.  (Vedabase)

 

Tekst 49

Hij, de Vader van al het geschapene, de Allerhoogste Heer, is nu, o grote Koning, op aarde nedergedaald in de gedaante van de [dood, de alles verslindende] Tijd, om een einde te maken aan allen die de verlichte zielen vijandig gezind zijn.

Die Ongeborene, de Vader van de Schepping, is, 0 Koning nu nedergedaald in deze wereld in een gedaante van de [allesverslindende] Tijd, met de bedoeling een einde te maken aan al de vijanden van de verlichte zielen. (Vedabase)


Tekst 50

Ter wille van hen heeft de Heer volbracht wat moest worden gedaan en nu wacht Hij de verdere loop van de gebeurtenissen af. Zo ook moeten jullie Pândava's, zolang Hij hier op aarde aanwezig is, de zaak bezien en afwachten.

Voor de verlichte zielen heeft de Heer volbracht wat moest worden gedaan, de rest valt nog te bezien; jullie kunnen allen tot die tijd, d.w.z. voor zolang Hij nog aanwezig is op aarde, Hem daarin volgen. (Vedabase)

 

Tekst 51

Dhritarâshthra, zijn broer Vidura en zijn vrouw Gândhârî zijn vertrokken naar de zuidkant van de Himalaya's waar de wijzen hun toevlucht hebben.

Dhritarâshthra, zijn broer Vidura en zijn vrouw Gândhârî zijn vertrokken naar de zuidelijke zijde van de Himalaya's waar de wijzen hun toevlucht hebben. (Vedabase)

 

Tekst 52

De plaats staat bekend als Saptasrota ['zeven bronnen'] omdat de rivier van de hemel [de Svardhunî, de Ganges] zich daar, naar de voldoening van de zeven verschillende wijzen, verdeelt in de zeven stromen die we kennen als haar vertakkingen.

De plaats staat bekend als Saptasrota [zeven bronnen] omdat de rivier der hemelen [de Svardhunî] daar aan de dag treedt en naar de voldoening van de desbetreffende wijzen zich verdeelt in de zeven stromen die we kennen als haar vertakkingen. (Vedabase)

 

Tekst 53

Door daar regelmatig te baden, plengoffers in het vuur te doen overeenkomstig de regulerende beginselen en te vasten op enkel water, heeft Dhritarâshthra zijn zinnen en denken geheel onderworpen en is hij aldus verlost van het gebedel om voedsel [in zijn afhankelijkheid van de familie].

Door daar regelmatig te baden, plengoffers in het vuur te doen overeenkomstig de regulerende beginselen en te vasten op enkel water, heeft Dhritarâshthra zijn zinnen en denken geheel in bedwang en is hij aldus verlost van de afhankelijkheid die hij had met zijn familie. (Vedabase)

 

Tekst 54

Met behulp van zithoudingen, adembeheersing en het naar binnen richten van de geest weg van de zes zinnen, kan men, verzonken in de Heer, de smetten van de passie, de goedheid en de onwetendheid overwinnen.
Door zithoudingen, adembeheersing en het zich inwaarts keren van de zes zinnen kan men, verzonken in de Heer, de wereldse smetten van de passie, de goedheid en de onwetendheid overwinnen. (Vedabase)

 

Tekst 55

Door zijn zelf in de wijsheid te laten opgaan en de wijsheid te laten opgaan in de zuivere getuigenis, heeft hij zich verenigd met het Absolute [brahman], het fundament van het zuivere zijn, net zoals de lucht in een pot zich verenigt met de ruimte erbuiten.

Door zijn zelf in de wijsheid te laten opgaan en in de wijsheid op te gaan in de zuivere getuigenis heeft hij zich verenigd met het Absolute [brahman], het reservoir van het zuivere zijn, zoals de lucht in een pot zich verenigt met de ruimte erbuiten. (Vedabase)

 

Tekst 56

Als hij, niet langer gehinderd in het verzaken van alle verplichtingen, geconcentreerd neerzit zonder zich te bewegen, zullen door zijn breken met de effecten van de werking van de geaardheden, zijn zinnen en denken zich niet langer voeden en er geheel mee ophouden.

Met het eindigen van de materiële geaardheden en het doorbreken van hun effecten, zullen zijn zinnen en denken ermee ophouden zich te voeden als hij, niet gehinderd met het verzaken van alle verplichtingen, zonder zich te bewegen geconcentreerd neerzit. (Vedabase)

 

Tekst 57

Ik verwacht dat hij zijn lichaam vijf dagen vanaf heden zal verlaten, o Koning, en het tot as zal laten vergaan.

Ik verwacht dat hij zijn lichaam vijf dagen vanaf heden zal verlaten, o Koning, en het tot as zal laten vergaan. (Vedabase)

 

Tekst 58

Terwijl zij buiten toekijkt hoe het lichaam van haar man met inbegrip van zijn hut [op mystieke wijze] ontvlamt, zal zijn kuise vrouw hem bij vol bewustzijn volgen in het vuur.

Terwijl zij buiten toekijkt hoe het lichaam van haar man met inbegrip van zijn hut [op mystieke wijze] ontvlamt, zal zijn kuise vrouw hem bij vol bewustzijn in het vuur volgen. (Vedabase)

 

Tekst 59

Vidura, getuige van dat wonderlijke voorval, o zoon van de Kurudynastie, zal met gemengde gevoelens van verrukking en verdriet daarop vertrekken om heilige plaatsen te bezoeken.'

Vidura, ooggetuige van dat wonderlijke voorval, o zoon van de Kuru-dynastie, zal, in een mengeling van verrukking en verdriet, vandaar vertrekken om zich op een inspirerende pelgrimstocht te begeven.' (Vedabase)

 

Tekst 60

Nadat hij aldus de koning had toegesproken steeg Nârada samen met zijn snaarinstrument op naar de hemel. Yudhishthhira die zich de instructies ter harte nam, gaf daarna al zijn weeklagen op."

Na aldus de koning toegesproken te hebben, steeg Nârada samen met zijn snaarinstrument op naar de hemel. Yudhishthhira, zich de instructies ter harte nemend, gaf vervolgens al zijn weeklagen op." (Vedabase) 

 

*: Vidura is een jongere broer van Dhritarâshthra. Hij werd als een s'űdra, een arbeider, geboren omdat hij door Vyâsa werd verwekt bij een dienstmaagd van de moeder van Pându.

**: Aryamâ is een zoon van Aditi en Kas'yapa, die Yamarâja, de Heer der bestraffingen vertegenwoordigt. Vidura wordt gezien als zijn s'űdra-incarnatie.

 

 

 

 

Creative Commons
              License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.

De afbeelding toont Gândhârî die zichzelf blinddoekte in navolging van haar blinde echtgenoot .
Het schilderij is van
Nanda Lâl Bose.
Bron:
Copyright © 2004-2009 Kamat's Potpourri, all rights reserved.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd .

 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties