regelbalk



 

Canto 1
Pańca Tattva
 



Hoofdstuk 3: Krishna is de Bron van alle Incarnaties

(1) Sūta zei: "In het begin nam de Allerhoogste Heer, ter wille van de schepping van de werelden, de gedaante aan van de Oorspronkelijke Persoon[: de integriteit van het materiėle bereik] zoals samengesteld uit de zestien elementen [van de tien waarnemende en werkende zinnen, de vijf elementen en de geest] en de kosmische intelligentie en dergelijke. (2) In Zijn meditatieve sluimer rustend, manifesteerde zich in dat water, uit de lotus die zich vanuit het meer van Zijn navel uitspreidde, Brahmā, de meester van alle stamvaders in het universum. (3) Men gaat ervan uit dat de verschillende werelden [als expansies] deel uitmaken van de gedaante van de Fortuinlijke die de uitnemendheid van het zuiverste bestaan vormt. (4) In een volmaakte [spirituele] visie ziet men Zijn gedaante als uitgerust met tal van benen, dijen, armen en gezichten, met prachtige hoofden, oren, ogen en neuzen, allen stralend met talloze bloemenslingers, oorhangers en kledingstukken. (5) Deze bron van de veelvormige incarnaties is het onvergankelijke zaadbeginsel waaruit de volkomen delen voortkomen, alsook de delen daar weer van, zoals de goden, de menselijke wezens en de dieren."

(6) "De eerste positie die de godheid [Nārāya
a] tot stand bracht, was die van de zonen van Brahmā [de Kumāra's] die de allermoeilijkste discipline opbrachten van het onafgebroken celibaat. (7) Ten tweede nam de Hoogste Genieter, voor de welvaart van de aarde die was gezonken tot de laagste regionen, de gedaante van een everzwijn aan en tilde haar op [uit de oceaan]. (8) Ten derde aanvaardde Hij [in de gedaante van Nārada Muni] Zijn aanwezigheid onder de zieners ter wille van de ontwikkeling van de Vedische kennis betreffende het verrichten van toegewijde dienst zonder materiėle motieven. (9) Ten vierde, geboren als de tweelingzoon van [Mūrti] de vrouw van koning Dharma, onderwierp Hij zich in de gedaante van Nara-Nārāyana aan gestrenge boetedoeningen om de zinnen onder controle te krijgen. (10) Ten vijfde gaf Hij, onder de naam Kapila, een uiteenzetting aan de brahmaan Āsuri over de aard van de metafysica en de elementen van de schepping, aangezien in de loop van de tijd deze kennis verloren was gegaan. (11) Ten zesde als de zoon [genaamd Dattātreya] van Atri geboren uit Anasūyā die voor Hem gebeden had, onderrichtte Hij Alarka, Prahlāda en anderen over de bovenzinnelijkheid. (12) Ten zevende geboren uit Ākūti als Yajńa, de zoon van Prajāpati Ruci, heerste Hij met Zijn zoon Yama en andere halfgoden gedurende de periode van Svāyambhuva Manu [en werd de Indra]. (13) Ten achtste nam de Almachtige Heer als koning Rishabha geboorte uit Merudevī, de vrouw van koning Nābhi, en toonde Hij het pad van de perfectie gerespecteerd door mensen van alle levensstadia. (14) Zijn negende incarnatie accepteerde Hij in reactie op de gebeden van de wijzen, waarop Hij [als Prithu] over de aarde heerste ter wille van het vergaren [het 'melken'] van haar opbrengst, hetgeen haar hoogst aantrekkelijk maakte. (15) De gedaante aannemend van een vis [Mātsya] beschermde Hij Vaivasvata Manu na de periode van Cākshusha Manu, door hem drijvende te houden in een boot op de wateren toen de wereld diep ondergestroomd was. (16) Ten elfde ondersteunde de machtige Heer in de gedaante van een schildpad [Kurma] de Mandarācala Heuvel van de theļsten en atheļsten die dienst deed als een draaipunt in de oceaan. (17) Ten twaalfde verscheen Hij als Dhanvantari [Heer van de medische wetenschap] en ten dertiende verscheen Hij voor de atheļsten als een bekoorlijke mooie vrouw en gaf Hij de halfgoden nectar te drinken. (18) In Zijn veertiende incarnatie verscheen Hij, half als een leeuw, als Nrisimha, die met Zijn nagels op Zijn schoot de koning van de atheļsten uiteen reet zoals een timmerman bamboe splijt. (19) Ten vijftiende nam Hij de gedaante aan van Vāmana [de dwergbrahmaan] die naar het offerperk van Mahārāja Bali ging en daar om drie voetstappen land vroeg, zonder te laten merken dat Hij de drie werelden terug wilde winnen. (20) In Zijn zestiende incarnatie zag Hij [als Bhrigupati of Paras'urāma] dat de heersende klasse de brahmanen vijandig gezind was en trad toen eenentwintig keer tegen ze op. (21) Ziend dat de gewone man minder intelligent was, incarneerde Hij, ten zeventiende, als Vyāsadeva uit Satyavatī met Parās'ara Muni als Zijn vader, met de bedoeling de wensboom van de Veda in verschillende takken onder te verdelen. (22) Vervolgens toonde Hij zich bovenmenselijk met het aangenomen hebben van de gedaante van een goddelijk menselijk wezen [Rāma], door de Indische Oceaan en zo meer te beheersen, zodat Hij kon handelen ter wille van de godsbewusten. (23) Ten negentiende alsook ten twintigste nam Bhagavān als Balarāma en Krishna geboorte in de Vrishnifamilie om zo de last van de wereld weg te nemen. (24) Daarna zal Hij, als het Kalitijdperk begint, in Gayā [Bihar] verschijnen als de zoon van [moeder] Ańjanā met de naam Boeddha, met de bedoeling hen die jaloers zijn op de theļsten om de tuin te leiden [*]. (25) Als er vervolgens twee yuga's in elkaar overgaan [deze en de volgende], en er nauwelijks nog een leider te vinden is die niet een plunderaar is, zal de Heer van de Schepping geboorte nemen met de naam Kalki als de zoon van Vishnu Yas'ā [**]."

(26) "Beste brahmanen, de incarnaties van de Heer,
die verschenen uit de oceaan van de goedheid, zijn zo talrijk als de duizenden stroompjes die er zijn van onuitputtelijke waterbronnen. (27) Al de machtige wijzen, de goddelijke zielen, de Manu's en hun nageslacht alsook de Prajāpati's [de stamvaders] zijn aspecten van de Heer. (28) Ze maken allen deel uit van  - of vormen een volkomen deel van - Krishna, de Allerhoogste Heer [Bhagavān] in eigen persoon, die in alle tijden en werelden bescherming biedt tegen verstoringen als gevolg van de vijanden van de koning van de hemel [Indra]. (29) Iedereen die 's morgens en 's avonds zorgvuldig deze mysterieuze geboorten van de Heer reciteert, zal bevrijd raken van al de ellende van de wereld. (30) Al deze gedaanten van de Heer die door de kwaliteiten van de materiėle energie werden geschapen met de ingrediėnten van de kosmische intelligentie en andere elementen, ontstonden uit Zijn Zelfbewustzijn dat geen gedaante heeft. (31) Ze zijn er voor de minder intelligente waarnemer om te worden waargenomen zoals men wolken in de lucht ziet of stof in de wind. (32) Dit ongemanifesteerde Zelf in het voorbije, dat men niet kan zien of horen en dat geen gedaante heeft die onder invloed staat van de kwaliteiten van de natuur, vormt de werkelijkheid van het subtiele zelf [van de individuele ziel] die herhaaldelijk zijn geboorte neemt. (33) Zo gauw men door zelfinzicht komt tot het afwijzen van deze grofstoffelijke en subtiele vormen die zich aan de ziel opdringen op basis van onwetendheid, komt men tot inzicht in de Absolute Waarheid. (34) Als de bedrieglijke materiėle energie niet meer voorop staat wordt men gezegend met de volle kennis van de verlichting, zodat men aldus bewust geworden zich zal bevinden in zijn eigen heerlijkheid. (35) Dit is hoe de geleerden ertoe kwamen de geboorten en handelingen van de Heer van het Hart te beschrijven die feitelijk ongeboren en niet-betrokken is; het is de verborgen betekenis van de Veda's. (36) Aanwezig in ieder levend wezen is Hij de almachtige meester en getuige van de zes kwaliteiten  [de zes voorwerpen van de geest en de zinnen] en volheden [bhaga], wiens spel vlekkeloos is, die onafhankelijk is en niet aangedaan is door schepping, vernietiging en behoud. (37) Vanwege Zijn hoogst bedreven manipulaties kunnen Zijn handelingen, namen en gedaanten niet worden begrepen door de speculaties en redeneringen van lieden die het mankeert aan de nodige kennis, net zo goed als dwazen de voorstelling van een acteur niet kunnen begrijpen. (38) Alleen hij die onvoorwaardelijk, onafgebroken en welgezind dienst levert aan Zijn geurige lotusvoeten, kan kennis nemen van de transcendentale heerlijkheden van de almachtige Schepper die het wiel van de strijdwagen in Zijn hand heeft. (39) Als men er in deze wereld in slaagt aldus van kennis te zijn in relatie tot de Hoogste Persoonlijkheid van God, die al Zijn universa omspant als hun Heer en die inspireert tot de volkomenheid van de geest van de vervoering, zal men er nimmer nogmaals de akelige herhaling [van geboorten] hoeven te ervaren."

(40) "D
it boek, genaamd het Bhāgavatam, over de handelingen van Hem die wordt Geprezen in de Verzen [de Fortuinlijke, de Allerhoogste Heer Krishna en Zijn toegewijden], dat als een aanvulling bij de Veda's [een Purāna] werd samengesteld door de wijze man van God [Vyāsadeva], is er voor het uiteindelijke goed alle mensen succes, geluk en perfectie te bezorgen. (41) S'rīla Vyāsadeva gaf het verhaal, dat hij als de room wist te verzamelen van alle Vedische geschriften en geschiedenissen, door aan zijn zoon die de meest eerbiedwaardige onder de zelfgerealiseerde zielen is. (42) Hij [S'uka] op zijn beurt vertelde het aan keizer Parīkchit die, omringd door de grootste wijzen, aan de Ganges neerzat om te vasten tot de dood erop volgde. (43) Nu Krishna is vertrokken naar Zijn hemelverblijf en samen met Hem ook het juiste gedrag en het spiritueel inzicht is verdwenen, is deze Purāna helder als de zon aan de horizon verschenen ter wille van al de mensen die in het Tijdperk van de Redetwist [Kali-yuga] geen perspectief meer hebben. (44) O brahmanen, toen het verhaal aldaar werd verteld door die machtige grote wijze, slaagde ik, volmaakt aandachtig dankzij zijn genade, er eveneens in het te begrijpen, zodat ik het nu aan u zal vertellen, precies zoals ik het vernam vrij van afwijkingen door eigen denken."


Lees de inspiratie bij dit hoofdstuk door Anand Aadhar.

 

                       

 
 

Derde herziene editie, geladen 3 januari 2023.

 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

Sūta zei: "In het begin nam de Allerhoogste Heer, ter wille van de schepping van de werelden, de gedaante aan van de Oorspronkelijke Persoon[: de integriteit van het materiėle bereik] zoals samengesteld uit de zestien elementen [van de tien waarnemende en werkende zinnen, de vijf elementen en de geest] en de kosmische intelligentie en dergelijke.

Sūta zei: "In den beginne nam de Allerhoogste Heer, ter wille van de schepping der werelden, de gedaante aan van de Oorspronkelijke Persoon[: de integriteit van het materiėle bereik] zoals samengesteld uit de zestien elementen [van de tien waarnemende en werkende zinnen, de vijf elementen en de geest] en de kosmische intelligentie en dergelijke. (Vedabase)

 

Tekst 2

In Zijn meditatieve sluimer rustend, manifesteerde zich in dat water, uit de lotus die zich vanuit het meer van Zijn navel uitspreidde, Brahmā, de meester van alle stamvaders in het universum.

In Zijn meditatieve sluimer rustend, manifesteerde zich in dat water, uit de lotus die zich vanuit het meer van Zijn navel uitspreide, Brahmā, de meester van alle stamvaders in het universum. (Vedabase)

 

Tekst 3

Men gaat ervan uit dat de verschillende werelden [als expansies] deel uitmaken van de gedaante van de Fortuinlijke die de uitnemendheid van het zuiverste bestaan vormt.

Men neemt aan dat de verschillende werelden [als expansies] deel uitmaken van de gedaante van de Fortuinlijke, welke waarlijk de uitnemendheid van het zuiverste bestaan is. (Vedabase)

 

Tekst 4

In een volmaakte [spirituele] visie ziet men Zijn gedaante als uitgerust met tal van benen, dijen, armen en gezichten, met prachtige hoofden, oren, ogen en neuzen, allen stralend met talloze bloemenslingers, oorhangers en kledingstukken.

Zijn gedaante aldus perfect bezien heeft tal van benen, dijen, armen en gezichten, met prachtige hoofden, oren, ogen en neuzen, allen stralend met bloemenslingers en kledij. (Vedabase)

 

Tekst 5

Deze bron van de veelvormige incarnaties is het onvergankelijke zaadbeginsel waaruit de volkomen delen voortkomen, alsook de delen daar weer van, zoals de goden, de menselijke wezens en de dieren."

Deze veelvormige bron van de incarnaties is het onvergankelijke zaadbeginsel waaruit de volkomen delen en delen daar weer van, de goden, de menselijke wezens en de dieren, voortkomen." (Vedabase)

 

Tekst 6

"De eerste positie die de godheid [Nārāyaa] tot stand bracht, was die van de zonen van Brahmā [de Kumāra's] die de allermoeilijkste discipline opbrachten van het onafgebroken celibaat.

"Eerst werden de zonen van Brahmā [de Kumāra's] gedisciplineerd in versobering voor de realisatie van continuļteit. (Vedabase)

 

Tekst 7

Ten tweede nam de Hoogste Genieter, voor de welvaart van de aarde die was gezonken tot de laagste regionen, de gedaante van een everzwijn aan en tilde haar op [uit de oceaan].

Vervolgens geļncarneerd ter wille van haar welvaart, hief Hij de wereld, als een everzwijn, op uit de lagere regionen. (Vedabase)


Tekst 8

Ten derde aanvaardde Hij [in de gedaante van Nārada Muni] Zijn aanwezigheid onder de zieners ter wille van de ontwikkeling van de Vedische kennis betreffende het verrichten van toegewijde dienst zonder materiėle motieven.

Ten derde aanvaardde Hij [in de gedaante van Nārada Muni] Zijn aanwezigheid onder de geleerden ter wille van de ontwikkeling van de vedische kennis voor het verrichten van diensten in toewijding zonder verdere materiėle motieven. (Vedabase)


Tekst 9

Ten vierde, geboren als de tweelingzoon van [Mūrti] de vrouw van koning Dharma, onderwierp Hij zich in de gedaante van Nara-Nārāyana aan gestrenge boetedoeningen om de zinnen onder controle te krijgen.

Ten vierde geboren als de tweeling zoon van koning Dharma in de vorm van Nara-Nārāyana onderging Hij gestrenge boetedoeningen om de zinnen onder controle te krijgen. (Vedabase)

Tekst 10

Ten vijfde gaf Hij, onder de naam Kapila, een uiteenzetting aan de brahmaan Āsuri over de aard van de metafysica en de elementen van de schepping, aangezien in de loop van de tijd deze kennis verloren was gegaan.

Ten vijfde gaf Hij met de naam Kapila een uiteenzetting aan de brahmaan Āsuri over de aard van de metafysica en de elementen der schepping aangezien in de loop van de tijd de kennis verloren was gegaan. (Vedabase)


Tekst 11

Ten zesde als de zoon [genaamd Dattātreya] van Atri geboren uit Anasūyā die voor Hem gebeden had, onderrichtte Hij Alarka, Prahlāda en anderen over de bovenzinnelijkheid.

Ten zesde, geboren als de zoon [genaamd Dattātreya] van Atri uit Anasūyā die voor Hem gebeden had, onderrichtte Hij Alarka, Prahlāda en anderen over het transcendentale. (Vedabase)


Tekst 12

Ten zevende geboren uit Ākūti als Yajńa, de zoon van Prajāpati Ruci, heerste Hij met Zijn zoon Yama en andere halfgoden gedurende de periode van Svāyambhuva Manu [en werd de Indra].

Ten zevende geboren uit Ākūti als Yajńa, de zoon van Prajāpati Ruci, heerste Hij, bijgestaan door de goddelijken, over de verandering in de periode van Svāyambhuva Manu tezamen met Zijn zoon Yama en anderen. (Vedabase)


Tekst 13

Ten achtste nam de Almachtige Heer als koning Rishabha geboorte uit Merudevī, de vrouw van koning Nābhi, en toonde Hij het pad van de perfectie gerespecteerd door mensen van alle levensstadia.

Ten achtste nam Hij uit Merudevī, de vrouw van koning Nābhi, geboorte als koning Rishabha en toonde Hij het pad der perfectie gerespecteerd door mensen van alle levensstadia. (Vedabase)

 

Tekst 14

Zijn negende incarnatie accepteerde Hij in reactie op de gebeden van de wijzen, waarop Hij [als Prithu] over de aarde heerste ter wille van het vergaren [het 'melken'] van haar opbrengst, hetgeen haar hoogst aantrekkelijk maakte.

Zijn negende incarnatie accepterende door de gebeden van de wijzen, heerste Hij [als Prithu] over de aarde ter wille van haar cultivering en opbrengst, welke haar prachtig en aantrekkelijk maakte.  (Vedabase)


Tekst 15

De gedaante aannemend van een vis [Mātsya] beschermde Hij Vaivasvata Manu na de periode van Cākshusha Manu, door hem drijvende te houden in een boot op de wateren toen de wereld diep ondergestroomd was.

Als een vis [Mātsya] in het water hield Hij Vaivasvata Manu na de periode van Cākshusha Manu in een boot beschermend drijvende op de wateren toen de wereld diep was gezonken. (Vedabase)

 

Tekst 16

Ten elfde ondersteunde de machtige Heer in de gedaante van een schildpad [Kurma] de Mandarācala Heuvel van de theļsten en atheļsten die dienst deed als een draaipunt in de oceaan.

Ten elfde ondersteunde Hij als een schildpad [Kurma] de Mandarācala Heuvel van de theļsten en atheļsten welke diende als een draaipunt in de oceaan. (Vedabase)

 

Tekst 17

Ten twaalfde verscheen Hij als Dhanvantari [Heer van de medische wetenschap] en ten dertiende verscheen Hij voor de atheļsten als een bekoorlijke mooie vrouw en gaf Hij de halfgoden nectar te drinken.

De twaalfde was Dhanvantari [Heer van de medische wetenschap] en ten dertiende verscheen Hij als een bekoorlijke mooie vrouw voor de atheļsten, terwijl Hij nectar gaf aan de goddelijken. (Vedabase)

 

Tekst 18

In Zijn veertiende incarnatie verscheen Hij, half als een leeuw, als Nrisimha, die met Zijn nagels op Zijn schoot de koning van de atheļsten uiteen reet zoals een timmerman bamboe splijt.

Zijn veertiende incarnatie verscheen Hij als Nrisimha, die met Zijn nagels half als een leeuw op Zijn schoot de koning der atheļsten uiteen reet zoals een timmerman dat doet met bamboe. (Vedabase)

 

Tekst 19

Ten vijftiende nam Hij de gedaante aan van Vāmana [de dwergbrahmaan] die naar het offerperk van Mahārāja Bali ging en daar om drie voetstappen land vroeg, zonder te laten merken dat Hij de drie werelden terug wilde winnen.

Ten vijftiende nam Hij de vorm van Vāmana aan [de dwerg-brahmaan] die, van het offerperk van Mahārāja Bali, alleen maar smeekte om drie voetstappen land, terwijl Hij in Zijn hart terug wilde keren naar het koninkrijk van de drie werelden. (Vedabase)

 

Tekst 20

In Zijn zestiende incarnatie zag Hij [als Bhrigupati of Paras'urāma] dat de heersende klasse de brahmanen vijandig gezind was en trad toen  eenentwintig keer tegen ze op.

In zijn zestiende incarnatie trad Hij [als Bhrigupati of Paras'urāma] eenentwintig keer op tegen de heersende klasse die de intelligentsia negeerde. (Vedabase)

 

Tekst 21

Ziend dat de gewone man minder intelligent was, incarneerde Hij, ten zeventiende, als Vyāsadeva uit Satyavatī met Parās'ara Muni als Zijn vader, met de bedoeling de wensboom van de Veda in verschillende takken onder te verdelen.

De gewone man als minder intelligent ziend incarneerde Hij ten zeventiende als Vyāsadeva uit Satyavatī door Parās'ara Muni, om de wensboom van de Veda in verschillende takken onder te verdelen. (Vedabase)

 

Tekst 22

Vervolgens toonde Hij zich bovenmenselijk met het aangenomen hebben van de gedaante van een goddelijk menselijk wezen [Rāma], door de Indische Oceaan en zo meer te beheersen, zodat Hij kon handelen ter wille van de godsbewusten.

Vervolgens toonde Hij zich bovenmenselijk in het beheersen van de Indische Oceaan, de vorm aangenomen hebbende van een goddelijk menselijk wezen [Rāma] ten einde op te kunnen treden ter wille van de goddelijken. (Vedabase)

 

Tekst 23

Ten negentiende alsook ten twintigste nam Bhagavān als Balarāma en Krishna geboorte in de Vrishnifamilie om zo de last van de wereld weg te nemen.

Negentien zowel als twintig verscheen Hij als Balarāma en Krishna van de Vrishni-familie en aldus nam Bhagavān de last van de wereld weg. (Vedabase)

 

Tekst 24

Daarna zal Hij, als het Kalitijdperk begint, in Gayā [Bihar] verschijnen als de zoon van [moeder] Ańjanā met de naam Boeddha, met de bedoeling hen die jaloers zijn op de theļsten om de tuin te leiden [*].

Daarna in het Kali-tijdperk zal Zijn geboorte als Heer Boeddha uit Ańjanā in Gayā plaatsvinden om diegenen die afgunstig zijn op de theisten te misleiden. (Vedabase)

 

Tekst 25

Als er vervolgens twee yuga's in elkaar overgaan [deze en de volgende], en er nauwelijks nog een leider te vinden is die niet een plunderaar is, zal de Heer van de Schepping geboorte nemen met de naam Kalki als de zoon van Vishnu Yas'ā [**]."

Daarop volgend met de samenkomst van twee yuga's, als er nauwelijks een leider te vinden is die niet een plunderaar is, zal de Heer der Schepping geboorte nemen met de naam Kalki als de zoon van Vishnu Yas'ā." (Vedabase)

 

Tekst 26

"Beste brahmanen, de incarnaties van de Heer, die verschenen uit de oceaan van de goedheid, zijn zo talrijk als de duizenden stroompjes die er zijn van onuitputtelijke waterbronnen.

"O tweemaal geborenen, uit de oceaan der goedheid zijn de incarnaties van de Heer zo talloos als de duizenden stroompjes ontspringend aan de meren. (Vedabase)

 

Tekst 27

Al de machtige wijzen, de goddelijke zielen, de Manu's en hun nageslacht alsook de Prajāpati's [de stamvaders] zijn aspecten van de Heer.

Al de machtige wijzen, de goddelijken, de Manu's en hun nageslacht, zowel als de Prajāpati's [de stamvaders] zijn aspecten van de Heer. (Vedabase)

 

Tekst 28

Ze maken allen deel uit van - of vormen een volkomen deel van - Krishna, de Allerhoogste Heer [Bhagavān] in eigen persoon, die in alle tijden en werelden bescherming biedt tegen verstoringen als gevolg van de vijanden van de koning van de hemel [Indra].

Al dezen maken deel uit van Heer Krishna, de Allerhoogste Heer [Bhagavān] in eigen persoon die bescherming biedt in alle tijden en werelden tegen de vijanden van de koning van de hemel [Indra].  (Vedabase)

 

Tekst 29

Iedereen die 's morgens en 's avonds zorgvuldig deze mysterieuze geboorten van de Heer reciteert, zal bevrijd raken van al de ellende van de wereld.

Diegenen die in de ochtend en de avond zorgvuldig deze mysterieuze geboorten reciteren, zullen bevrijding vinden van alle ellende van de wereld. (Vedabase)

 

Tekst 30

Al deze gedaanten van de Heer die door de kwaliteiten van de materiėle energie werden geschapen met de ingrediėnten van de kosmische intelligentie en andere elementen, ontstonden uit Zijn Zelfbewustzijn dat geen gedaante heeft.

Al deze gedaanten van de Heer zijn zeker van de ene zonder vorm die transcendentaal is; ze kwamen in het zelf voort uit de geaardheden van de materiėle energie met haar elementen. (Vedabase)


Tekst 31

Ze zijn er voor de minder intelligente waarnemer om te worden waargenomen zoals men wolken in de lucht ziet of stof in de wind.

Voor de minder intelligente ziener zijn ze als wolken in de lucht en stof in de wind om te worden waargenomen. (Vedabase)

 

Tekst 32

Dit ongemanifesteerde Zelf in het voorbije, dat men niet kan zien of horen en dat geen gedaante heeft die onder invloed staat van de kwaliteiten van de natuur, vormt de werkelijkheid van het subtiele zelf [van de individuele ziel] die herhaaldelijk zijn geboorte neemt.

Dit ongemanifesteerde voorbije, dat zonder een vorm is die wordt aangedaan door de geaardheden der natuur en is als dat wat niet gezien of gehoord wordt - dąt is het levende wezen dat herhaaldelijk zijn geboorte neemt. (Vedabase)


Tekst 33

Zo gauw men door zelfinzicht komt tot het afwijzen van deze grofstoffelijke en subtiele vormen die zich aan de ziel opdringen op basis van onwetendheid, komt men tot inzicht in de Absolute Waarheid.

Zo gauw men inziet dat deze grofstoffelijke en subtiele vormen voortkomen uit onwetendheid in het zelf, op dat moment bevindt men zich in associatie met het goddelijke. (Vedabase)

 

Tekst 34

Als de bedrieglijke materiėle energie niet meer voorop staat wordt men gezegend met de volle kennis van de verlichting, zodat men aldus bewust geworden zich zal bevinden in zijn eigen heerlijkheid.

Met het tot rust komen van de bedrieglijke materiėle energie is er verrijking met de volledige kennis van de verlichting en weten in de heerlijkheden van het Zelf. (Vedabase)


Tekst 35

Dit is hoe de geleerden ertoe kwamen de geboorten en handelingen van de Heer van het Hart te beschrijven die feitelijk ongeboren en niet-betrokken is; het is de verborgen betekenis van de Veda's.

Aldus is de inactieve en ongeboren Heer van het Hart met Zijn geboorten en activiteiten door de geleerden beschreven als zijnde niet te onderscheiden, zelfs niet in de Veda's. (Vedabase)

 

Tekst 36

Aanwezig in ieder levend wezen is Hij de almachtige meester en getuige van de zes kwaliteiten  [de zes voorwerpen van de geest en de zinnen] en volheden [bhaga], wiens spel vlekkeloos is, die onafhankelijk is en niet aangedaan is door schepping, vernietiging en behoud.

Aanwezig in ieder levend wezen is Hij, de almachtige meester der zinnen wiens spel vlekkeloos is, onafhankelijk en onaangedaan door schepping, vernietiging en behoud. (Vedabase)

 

Tekst 37

Vanwege Zijn hoogst bedreven manipulaties kunnen Zijn handelingen, namen en gedaanten niet worden begrepen door de speculaties en redeneringen van lieden die het mankeert aan de nodige kennis, net zo goed als dwazen de voorstelling van een acteur niet kunnen begrijpen.

 Optredend als een acteur in een toneelstuk, kunnen door Zijn manipulaties degenen met weinig kennis Hem niet in Zijn activiteiten, namen en gedaanten kennen door middel van speculaties en redeneringen. (Vedabase)

 

Tekst 38

Alleen hij die onvoorwaardelijk, onafgebroken en welgezind dienst levert aan Zijn geurige lotusvoeten, kan kennis nemen van de transcendentale heerlijkheden van de almachtige Schepper die het wiel van de strijdwagen in Zijn hand heeft.

Alleen hij kan weten van de transcendentale heerlijkheden van de Schepper almachtig met het wiel van de strijdwagen in Zijn hand, die onvoorwaardelijke, ononderbroken en goedgunstige dienst levert aan Zijn geurige lotusvoeten. (Vedabase)

 

Tekst 39

Als men er in deze wereld in slaagt aldus van kennis te zijn in relatie tot de Hoogste Persoonlijkheid van God, die al Zijn universa omspant als hun Heer en die inspireert tot de volkomenheid van de geest van de vervoering, zal men er nimmer nogmaals de akelige herhaling [van geboorten] hoeven te ervaren."

In deze wereld kan men een succes zijn als men volledig op de hoogte is van de Hoogste Persoonlijkheid van God die al Zijn universa omspant en inspireert tot het volkomene van de geest der vervoering in welke men nooit de akelige herhalingen van het wereldse belang zal aantreffen."  (Vedabase)

 

Tekst 40

"Dit boek, genaamd het Bhāgavatam, over de handelingen van Hem die Wordt Geprezen in de Verzen [de Fortuinlijke, de Allerhoogste Heer Krishna en Zijn toegewijden], dat als een aanvulling bij de Veda's [een Purāna] werd samengesteld door de wijze man van God [Vyāsadeva], is er voor het uiteindelijke goed alle mensen succes, geluk en perfectie te bezorgen.

"Dit boek over het verhaal van de Persoonlijkheid van God en Zijn toegewijden verzameld door de wijze man van God is, als een toevoeging bij de Veda's, er voor het uiteindelijke goed van alle mensen, succes, geluk en perfectie brengend. (Vedabase)

 

Tekst 41

S'rīla Vyāsadeva gaf het verhaal, dat hij als de room wist te verzamelen van alle Vedische geschriften en geschiedenissen, door aan zijn zoon die de meest eerbiedwaardige onder de zelfgerealiseerde zielen is.

S'rīla Vyāsadeva gaf het, als de room die hij uit alle vedische geschriften en geschiedenissen heeft geėxtraheerd, door aan zijn zoon, de meest eerbiedwaardige onder de zelfgerealiseerden. (Vedabase)

 

Tekst 42

Hij [S'uka] op zijn beurt vertelde het aan keizer Parīkchit die, omringd door de grootste wijzen, aan de Ganges neerzat om te vasten tot de dood erop volgde.

Hij op zijn beurt vertelde het aan keizer Parīkchit die aan de Ganges boetvaardig tot aan zijn dood neerzat omringd door de wijzen. (Vedabase)

 

Tekst 43

Nu Krishna is vertrokken naar Zijn hemelverblijf en samen met Hem ook het juiste gedrag en spiritueel inzicht is verdwenen, is deze Purāna helder als de zon aan de horizon verschenen ter wille van al de mensen die in het Tijdperk van de Redetwist [Kali-yuga] geen perspectief meer hebben.

Met Krishna vertrokken naar Zijn verblijf tezamen met het juiste gedrag en het spiritueel inzicht erbij, is nu deze purāna helder als de zon opgekomen voor al de mensen die het in Tijdperk van de Redetwist [Kali-yuga] niet meer zien zitten. (Vedabase)

 

Tekst 44

O brahmanen, toen het verhaal aldaar werd verteld door die machtige grote wijze, slaagde ik, volmaakt aandachtig dankzij zijn genade, er eveneens in het te begrijpen, zodat ik het nu aan u zal vertellen, precies zoals ik het vernam vrij van afwijkingen door eigen denken."

Toen ik van die machtige grote wijze het verhaal hoorde, slaagde ik er ook in het te begrijpen, perfect aandachtig zijnd door zijn genade, zodat ik het ook aan u kan vertellen vanuit mijn eigen realisatie."  (Vedabase)


*: De paramparā voegt hieraan toe dat hoewel Heer Boeddha de Vedische kennis en de Allerhoogste Heer afwees, dat slechts een camouflagehandeling was waar hij toe overging vanwege degenen die jaloers waren op de toegewijden. "Zowel Heer Boeddha  als Ācārya S'ankara maakten de weg vrij voor het theļsme, en Vaishnava ācārya's, met name Heer S'rī Caitanya Mahāprabhu, leidden de mensen op het pad van de realisatie van een terugkeren naar God."

**: In canto 2 hoofdstuk 7 is er ook een bespreking van de avatāra's van de Hoogste Persoonlijkheid. In deze verkorte lijst in dit hoofdstuk wordt Vyāsadeva vermeld als de zeventiende incarnatie vóór die van Rāma, terwijl hij in 2.7 vermeld wordt na de verschijning van Krishna. De chronologische volgorde van de positie van Vyāsa komt hier vreemd over, want, als een tijdgenoot van Krishna, zou Zijn incarnatie hebben plaatsgevonden ną die van Rāma. Maar soms worden grote persoonlijkheden als deze gepresenteerd als eeuwige persoonlijkheden die in verschillende tijden en tijdperken met dezelfde naam verschijnen.

 

 

 

 

Creative Commons
              License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
Het copyright van de afbeeldingen verschilt afhankelijk van de bron.
De afbeelding is een collage van Anand Aadhar van drie vintage plaatjes en een afbeelding getiteld:
'Yantra of Lord Vishnu with Twenty-four Avatāras'.
Bron:
Exoticindia.com, Gebruikt met toestemming.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd



 

 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties