regelbalk



 

 

Canto 10

Dālālera Gītā

 

 

Hoofdstuk 90: De Koninginnen Spelen en Spreken, en Heer Krishna's Heerlijkheid Samengevat

(1-7) S'rī S'uka zei: 'De Meester van de godin van het geluk woonde gelukkig in Dvārakā. Zijn stad, die rijk was in alle opzichten, werd bevolkt door de meest vooraanstaande Vrishni's en hun excellent in het nieuw geklede vrouwen, die straalden als de bliksem als ze met hun jeugdige schoonheid met ballen en ander speelgoed op de daken speelden. De straten waren altijd druk bevolkt met fraai opgetuigde en vereerde olifanten die dropen van de bronst, met soldaten te voet en met paarden en wagens schitterend van het goud. De stad was rijkelijk voorzien van tuinen en parken met reeksen bloeiende bomen, waar van alle kanten de geluiden klonken van de bijen en de vogels die er af en aan vlogen. Hij [Krishna] genoot er met Zijn zestienduizend vrouwen, voor wie Hij, die hun enige ware liefde was, Zich in hun weelderig ingerichte verblijven had uitgebreid in evenzovele gedaanten [zie ook 10.69: 41]. Er waren kristalheldere vijvers waaromheen het tjilpte van de zwermen vogels en het geurde van het stuifmeel van de 's nachts en overdag bloeiende lotussen en waterlelies. De Grote Verschijning vermaakte Zich er door in het water van de riviertjes te duiken, waarbij Zijn lichaam, omhelsd door Zijn vrouwen, besmeurd raakte door de kunkuma van hun borsten. (8-9) Bezongen door de zangers van de hemel die speelden op tweezijdige trommels, pauken en kleine trommeltjes, alsook door vrouwelijke en mannelijke lofzangers die speelden op vīnā's, sproeiden Acyuta's vrouwen Hem lachend nat met waterspuiten. Hen weer natspuitend op Zijn beurt, vermaakte Hij Zich zoals de heer van de schatbewaarders [Kuvera] met zijn nimfen. (10) Met hun kleren nat hun dijen en borsten zien latend, zagen ze er prachtig uit terwijl ze, met de bloemen van hun grote haarwrongen overal rondgestrooid en met bloeiende gezichten die straalden met brede glimlachen, Zijn waterspuit probeerden te bemachtigen en in de ban van Cupido hun Echtgenoot omhelsden. (11) Gelijk de koning van de olifanten omringd door zijn wijfjesolifanten, genoot Krishna van het natgespoten worden door en natspuiten van de vrouwen, terwijl de kunkuma van hun borsten aan Zijn bloemenslinger kleefde en de schikking van Zijn haardos in de war was geraakt door het spel. (12) Klaar met spelen schonk Krishna de mannelijke en vrouwelijke artiesten, die de kost verdienden met zingen en muziek maken, de sieraden en kledingstukken van Hem en Zijn vrouwen. (13) Krishna aldus sportief bezig, stal de harten van Zijn vrouwen met Zijn bewegingen, woorden, blikken en glimlachen, met Zijn grappen, liefdeblijken en omhelzingen. (14) In hun enkel op Mukunda gericht zijn van hun geesten, spraken ze in trance alsof ze gek waren. Luister nu naar mijn verslag van de woorden die ze denkend aan de Lotusogige gebruikten.



(15) De koninginnen zeiden [zie ook 10.47: 12-21, 10.83: 8-40]: 'O kurari, je treurt! Verstoken van slaap kan je geen rust vinden, terwijl de Meester ergens in de wereld vannacht op een onbekende plaats aan het slapen is. Kan het zijn dat jij, net als wij, o vriend, diep in je hart bent geraakt door de glimlachende, gulle, speelse blik van Zijn lotusogen?  (16) O cakravākī, na het sluiten van je ogen voor de nacht, schreeuw je niettemin deerniswekkend om je vriend die je niet ziet. Of verlang je er misschien net als wij naar om, met het gerealiseerd hebben van de dienstbaarheid, in je gevlochten haar de bloemenslinger te dragen die het respect van Acyuta's voeten genoot? (17) O beste, beste oceaan, je maakt altijd zo'n lawaai en komt nooit aan slapen toe. Lijd je aan slapeloosheid? Of werd je misschien door Mukunda beroofd van je persoonlijke kwaliteiten, zodat ook jij in die zo moeilijk te helen [ziekelijke] toestand belandde? (18) O maan, ben jij, in de greep van de verwoestende ziekte van de tering, dermate uitgemergeld dat je de duisternis niet weet te verdrijven met je stralen? Of ben je misschien met stomheid geslagen, mijn beste, omdat je, net als wij, je niet meer kan herinneren wat Mukunda allemaal zei? (19) O wind uit de Malayabergen, wat hebben we gedaan dat je zo griefde dat onze harten zich door Cupido [Kāmadeva] laten leiden, harten die reeds verscheurd waren door Govinda's zijdelingse blikken? (20) Zeer  vereerde wolk, je bent werkelijk een vriend die zeer geliefd is bij de Aanvoerder van de Yādava's met de S'rīvatsa op Zijn borst. We zijn in onze meditatie op de zuivere liefde net zo aan Hem gebonden als jouw goede zelf dat is. Je buitenmate gedreven hart is net zo verscheurd als het onze. Net als jij denken we keer op keer weer aan Hem. En dat heeft bij jou regen tot gevolg, zo goed als dat het bij ons telkens weer de tranen doet stromen. Met Hem omgaan kan zoveel pijn doen! (21) O zoetgevooisde koekoek, zeg me alsjeblieft wat ik moet doen om jou te behagen die Zijn zo zeer geliefde geluiden laat weerklinken, met dat stemgeluid van je dat in staat is om doden weer tot leven te wekken. (22) O berg zo breed van opvattingen, je beweegt je niet noch spreek je. Wordt je in beslag genomen door gewichtige zaken, of verlang je er net als wij misschien naar om de voeten van de beminde zoon van Vasudeva op je borsten te houden? (23) O [rivieren,] echtgenotes van de oceaan, jullie meren zijn helaas hun rijkdom aan lotussen kwijtgeraakt die verwelkten nu ze uitgedroogd zijn, net zoals wij sterk vermagerden vanwege het niet verwerven van onze geliefde echtgenoot, de Heer van Madhu, die zo vaak onze harten stal [zie ook 10.47: 41 en 10.48: 11]. (24) O zwaan, wees welkom en ga zitten, drink alsjeblieft wat melk. Vertel ons het nieuws, o beste, we weten immers dat je een boodschapper van S'auri bent. Is alles in orde met de Onoverwinnelijke? Herinnert Hij, die zo grillig is in Zijn vriendschap, het zich nog dat Hij lang geleden met ons sprak? Waarom zouden we [achter Hem aan moeten lopen om] van aanbidding te zijn, o dienaar van de campaka? Zeg Hem die de begeerte zo opwekt, dat Hij naar ons toe moet komen zonder de godin van het geluk. Waarom zou die vrouw het alleenrecht van toewijding hebben?'

(25) S'rī S'uka zei: 'Sprekend en handelend met een dergelijke extatische liefde voor Krishna, de Meester van Yogameesters, bereikten de vrouwen van Heer Mādhava het uiteindelijke doel. (26) Hij, die in talrijke liederen wordt bezongen op vele manieren, trekt met grote kracht de geest aan van welke vrouw ook die enkel maar over Hem vernam. En hoeveel temeer zou dat niet gelden voor hen die Hem rechtstreeks voor zich zien? (27) Hoe kunnen ooit de offers worden beschreven van de vrouwen die, met het idee de Geestelijk Leraar van het Universum als hun echtgenoot te hebben, met zuivere liefde Zijn voeten volmaakt dienden met massages en dergelijke? (28) Aldus tewerkgaand volgens het dharma zoals uitgedragen door de Veda's, liet Hij, het Doel van alle Heilige Zielen, zien hoe iemand thuis tot regulatie kan komen van de religiositeit, de economische ontwikkeling en de zinsbevrediging [de purushārtha's]. (29) Met Krishna beantwoordend aan de hoogste norm van het huishoudelijk bestaan waren er meer dan zestienduizend-één-honderd koninginnen  [zie ook 10.59** en 7.14]. (30) Onder hen bevonden zich acht juwelen van vrouwen, met Rukminī voorop, die ik, samen met hun zoons, voor u reeds de één na de ander heb beschreven, o Koning [zie 10.83 en 10.61: 8-19]. (31) Krishna, de Allerhoogste Heer die Nimmer Zijn Doel Mist, verwekte bij ieder van Zijn vele vrouwen tien zonen [en één dochter]. (32) Onder dezen bevonden zich achttien mahāratha's van een onbegrensd kunnen, wiens faam zich wijd verspreidde. Verneem nu hun namen van mij. (33-34) Dat waren Pradyumna en [Zijn zoon] Aniruddha; Dīptimān en Bhānu; alsook Sāmba, Madhu en Brihadbhānu; Citrabhānu, Vrika en Aruna; Pushkara en Vedabāhu; S'rutadeva en Sunandana; Citrabāhu en Virūpa; Kavi en Nyagrodha. (35) O beste van de koningen, Pradyumna, de zoon van Rukminī, was van deze zoons van Krishna, de vijand van Madhu, de meest vooraanstaande. Hij was net als Zijn Vader. (36) Hij, de grote strijdwagenvechter, huwde de dochter van Rukmī [genaamd Rukmavatī], uit wie toen Aniruddha werd geboren die begiftigd was met de kracht van een tienduizend olifanten [zie 10.61]. (37) Zoals u weet, nam Hij, Aniruddha, Rukmī's kleindochter [Rocana] tot Zijn vrouw, en uit haar werd toen Zijn zoon Vajra geboren, een van de weinigen die de veldslag met de stokken overleefde [zie 3.4: 1 & 2]. (38) Pratibāhu was zijn zoon, die vervolgens Subāhu op de wereld zette, wiens zoon S'āntasena, de zoon S'atasena verwekte. (39) Niemand in deze familie geboren ontbrak het aan weelde of had weinig kinderen, noch was er iemand van hen die maar kort leefde, tekortschoot in zijn kunnen of het geestelijk belang verwaarloosde.

(40) De roemrijke daden van de mannen geboren in de Yadudynastie zijn niet op te sommen, o Koning, nog niet in tienduizend jaar. (41) Ik hoorde dat er voor de kinderen van de Yadufamilie wel achtendertig miljoen achthonderdduizend leraren waren. (42) Wie kan met de Yādava's de tel bijhouden, als onder haar grote persoonlijkheden alleen al Ugrasena zich liet bijstaan door tienduizend keer tienduizend, honderdduizenden mannen [*]? (43) De meest genadeloze Daitya's die [in het verleden] in oorlogen tussen de goden en demonen waren gedood, namen hun geboorte onder de menselijke wezens en bezorgden arrogant de bevolking moeilijkheden. (44) Om hen te onderwerpen kregen de deva's van de Heer de opdracht neer te dalen in de honderd-en-één clans van de familie, o Koning [zie 10.1: 62-63]. (45) Vanwege Zijn meesterschap vertegenwoordigde Krishna, voor al de Yādava's die Zijn trouwe volgelingen waren, het gezag van Heer Hari en daarom ging het hun goed. (46) Omdat de Vrishni's Krishna steeds in gedachten hadden, vergaten ze, in hun activiteiten van slapen, zitten, rondlopen, converseren, spelen, baden enzovoorts, de aanwezigheid van hun eigen lichamen [en waren ze  onbevreesd, zie ook 10.89: 14-17]. (47) O Koning, toen Krishna Zijn geboorte nam onder de Yadu's stelde Hij het pelgrimsoord van de hemelse rivier [de Ganges] die van Zijn voeten spoelt in de schaduw. Door Zijn belichaming bereikten vriend en vijand hun doel [7.1: 46-47]. De onovertroffen en hoogst volmaakte godin S'rī, voor wie alle anderen zich in bochten wringen, is de Zijne. Zijn naam gehoord of gezongen is wat het ongunstige vernietigt. Door Hem werd het dharma ingesteld voor de lijnen van de [geestelijke] erfopvolging [de leerscholen van de wijzen]. Met Heer Krishna, die het wiel van de Tijd [Zijn cakra] als Zijn wapen hanteert, wekt het geen verbazing dat de last van de aarde werd weggenomen [zie ook 3.2: 7-12]. (48) Hij zegeviert als de Uiteindelijke Verblijfplaats en staat bekend als de zoon van Devakī. Hij is de toewijding van de Yadu-edelen die, met Zijn armen [of toegewijden], een einde maakt aan de onrechtvaardigen. Hij is de Vernietiger van het Leed van de bewegende en niet-bewegende levende wezens. Hij is de Ene die altijd glimlacht met Zijn prachtige gezicht en zo bij de dames van Vraja Cupido opwekt [zie 10.30-33, 10.35, 10.47]. (49) Aldus tewerkgaand met de wens Zijn bovenzinnelijk pad [van toegewijde dienst] veilig te stellen, nam Hij voor Zijn līlā verschillende persoonlijke gedaanten aan. Door met hen de [menselijke] manier van doen te imiteren, heeft Hij [de last van] het [daarbij behorende] karma vernietigd. Als men Zijn voeten wil volgen zal men moeten luisteren naar de verhalen over deze Beste onder de Yadu's. (50) Door bij iedere offerplechtigheid te vernemen over, te zingen over en te mediteren op de schitterende onderwerpen aangaande Mukunda, begeeft een sterveling zich van zijn huis op weg naar Zijn hemelverblijf, de plaats waar de onvermijdelijke gang van de dood een halt wordt toegeroepen. Zelfs zij die de scepter zwaaiden over de aarde [zoals Dhruva en Priyavrata] gingen voor dit doel het woud in.'
 

Aldus eindigt het tiende Canto van het S'rīmad Bhāgavatam genaamd: Het Hoogste Goed. 

 

next                       

 
 

Derde herziene editie, geladen 19 januari, 2022. 

 

 

 

 

 

Voorgaande Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1-7

S'rī S'uka zei: 'De Meester van de godin van het geluk woonde gelukkig in Dvārakā. Zijn stad, die rijk was in alle opzichten, werd bevolkt door de meest vooraanstaande Vrishni's en hun excellent in het nieuw geklede vrouwen, die straalden als de bliksem als ze met hun jeugdige schoonheid met ballen en ander speelgoed op de daken speelden. De straten waren altijd druk bevolkt met fraai opgetuigde en vereerde olifanten die dropen van de bronst, met soldaten te voet en met paarden en wagens schitterend van het goud. De stad was rijkelijk voorzien van tuinen en parken met reeksen bloeiende bomen, waar van alle kanten de geluiden klonken van de bijen en de vogels die er af en aan vlogen. Hij [Krishna] genoot er met Zijn zestienduizend vrouwen, voor wie Hij, die hun enige ware liefde was, Zich in hun weelderig ingerichte verblijven had uitgebreid in evenzovele gedaanten [zie ook 10.69: 41]. Er waren kristalheldere vijvers waaromheen het tjilpte van de zwermen vogels en het geurde van het stuifmeel van de 's nachts en overdag bloeiende lotussen en waterlelies. De Grote Verschijning vermaakte Zich er door in het water van de riviertjes te duiken, waarbij Zijn lichaam, omhelsd door Zijn vrouwen, besmeurd raakte door de kunkuma van hun borsten.
S'rī S'uka zei: 'De Meester van de godin van het geluk verbleef gelukkig in Dvārakā, Zijn eigen stad die rijk was in alle opzichten en bevolkt werd door de meest vooraanstaande Vrishni's. Als de fijnste van hun vrouwen, gekleed in nieuwe kleren, in hun jeugdige schoonheid, met ballen en ander speelgoed speelden op de daken, straalden ze als de bliksem. Haar straten waren altijd druk bevolkt met fraai opgetuigde olifanten die onder de invloed dropen van de bronst, soldaten te voet en paarden en wagens schitterend van het goud. De stad was rijkelijk voorzien van tuinen en parken met reeksen bloeiende bomen die van alle kanten vol waren van de geluiden van de bijen en de vogels die er af en aan vlogen. Met Zijn zestienduizend vrouwen genietend als zijnde hun enige ware liefde had Hij zich in hun weelderig ingerichte verblijven uitgebreid in evenzovele gedaanten [zie ook 10.69: 41]. Duikend in het glasheldere water waaromheen het tjilpte van de zwermen vogels en het geurde van het stuifmeel van de 's nachts bloeiende en overdag bloeiende lotussen en waterlelies, sportte de Grote Verschijning in de stromen waarbij Zijn Lichaam, dat omhelsd werd door de vrouwen, besmeurd raakte door de kunkuma van hun borsten. (Vedabase)

 

Tekst 8-9

Bezongen door de zangers van de hemel die speelden op tweezijdige trommels, pauken en kleine trommeltjes, alsook door vrouwelijke en mannelijke lofzangers die speelden op vīnā's, sproeiden Acyuta's vrouwen Hem lachend nat met waterspuiten. Hen weer natspuitend op Zijn beurt, vermaakte Hij Zich zoals de heer van de schatbewaarders [Kuvera] met zijn nimfen.

Door de zangers van de hemel spelend op tweezijdige trommels, pauken en kleine trommeltjes en door vrouwelijke en mannelijke lofzangers die speelden op vīnā's verheerlijkt, werd Acyuta met spuiten door Zijn vrouwen lachend natgespoten met water en spoot Hij weer terug, zich aldus vermakend zoals de heer der schatbewaarders [Kuvera] dat doet met de nimfen. (Vedabase)

 

Tekst 10

Met hun kleren nat hun dijen en borsten zien latend, zagen ze er prachtig uit terwijl ze, met de bloemen van hun grote haarwrongen overal rondgestrooid en met bloeiende gezichten die straalden met brede glimlachen, Zijn waterspuit probeerden te bemachtigen en in de ban van Cupido hun Echtgenoot omhelsden.

Natsproeiend toonden ze met hun natte kleren hun dijen en borsten en probeerden ze, met de bloemen van hun grote haarwrongen overal rondgestrooid, met bloeiende gezichten stralend met brede glimlachen, Hem te omhelzen terwijl ze de waterspuit van hun Gemaal wegkaapten. (Vedabase)


Tekst 11

Gelijk de koning van de olifanten omringd door zijn wijfjesolifanten, genoot Krishna van het natgespoten worden door en natspuiten van de vrouwen, terwijl de kunkuma van hun borsten aan Zijn bloemenslinger kleefde en de schikking van Zijn haardos in de war was geraakt door het spel.

Zoals Krishna met op Zijn bloemenslinger de kunkuma van hun borsten, en de schikking van Zijn haardos in de war door Zijn opgaan in de sport, genoot van het natgespoten worden door en natspuiten van de vrouwen, was Hij gelijk de koning der olifanten omringd door de wijfjesolifanten. (Vedabase)

      

Tekst 12

Klaar met spelen schonk Krishna de mannelijke en vrouwelijke artiesten, die de kost verdienden met zingen en muziek maken, de sieraden en kledingstukken van Hem en Zijn vrouwen.

Klaar met spelen schonk Krishna de mannelijke en vrouwelijke artiesten die de kost verdienden met zingen en muziek maken, de sieraden en kledingsstukken van Hem en Zijn vrouwen. (Vedabase)

 

 Tekst 13

Krishna aldus sportief bezig, stal de harten van Zijn vrouwen met Zijn bewegingen, woorden, blikken en glimlachen, met Zijn grappen, liefdeblijken en omhelzingen.

Aldus werden in het spel van Krishna's sporten, Zijn bewegen, Zijn converseren, rondblikken en glimlachen; door Zijn grappen, uitwisselen van liefdesblijken en omhelzingen, de harten van de vrouwen gestolen. (Vedabase)


Tekst 14

In hun enkel op Mukunda gericht zijn van hun geesten, spraken ze in trance alsof ze gek waren. Luister nu naar mijn verslag van de woorden die ze denkend aan de Lotusogige gebruikten.

Met hun geesten uitsluitend gericht op Mukunda spraken zij in trance alsof ze gek waren. Luister nu naar mijn verslag van deze woorden die resulteerden uit dit denken over de Lotusogige. (Vedabase)

 

Tekst 15

De koninginnen zeiden [zie ook 10.47: 12-21, 10.83: 8-40]: 'O kurari, je treurt! Verstoken van slaap kan je geen rust vinden, terwijl de Meester ergens in de wereld vannacht op een onbekende plaats aan het slapen is. Kan het zijn dat jij, net als wij, o vriend, diep in je hart bent geraakt door de glimlachende, gulle, speelse blik van Zijn lotusogen? 

De koninginnen zeiden [zie ook 10.47: 12-21, 10.83: 8-40]: 'O kurari je beklaagt je, verstoken van slaap kan jij geen rust vinden terwijl de Beheerser die Zich ergens in de wereld op een onbekende plaats ophoudt vannacht aan het slapen is. Kan het zijn dat jij, net als wij o vriend, diep in je hart bent geraakt door de glimlachende, gulle, speelse blik van Zijn lotusogen? (Vedabase)

 

Tekst 16

O cakravākī, na het sluiten van je ogen voor de nacht, schreeuw je niettemin deerniswekkend om je vriend die je niet ziet. Of verlang je er misschien net als wij naar om, met het gerealiseerd hebben van de dienstbaarheid, in je gevlochten haar de bloemenslinger te dragen die het respect van Acyuta's voeten genoot?

O cakravākī, helaas, met het sluiten van je ogen voor de nacht, schreeuw je het deerniswekkend uit. Of verlang je, met het gerealiseerd hebben van de dienstbaarheid, misschien in je gevlochten haar de bloemenslinger te dragen die het respect van Acyuta's voeten genoot? (Vedabase)

 

Tekst 17

O beste, beste oceaan, je maakt altijd zo'n lawaai en komt nooit aan slapen toe. Lijd je aan slapeloosheid? Of werd je misschien door Mukunda beroofd van je persoonlijke kwaliteiten, zodat ook jij in die zo moeilijk te helen [ziekelijke] toestand belandde? 

O beste, beste oceaan, je maakt altijd zo'n lawaai, nimmer de slaap vattend. Lijd je aan slapeloosheid? Of werd je misschien door Mukunda beroofd van je persoonlijke kwaliteiten en heb jij evenzo de staat bereikt van waaruit geen ontsnappen mogelijk is? (Vedabase)

 

Tekst 18

O maan, ben jij, in de greep van de verwoestende ziekte van de tering, dermate uitgemergeld dat je de duisternis niet weet te verdrijven met je stralen? Of ben je misschien met stomheid geslagen, mijn beste, omdat je, net als wij, je niet meer kan herinneren wat Mukunda allemaal zei?

O maan ben jij, gegrepen door de verwoestende ziekte van de tering, zo uitgemergeld dat je de duisternis niet weet te verdrijven met je stralen? Of lijk je misschien zo bezeten, o beste, omdat je, net als wij, je niet meer kan herinneren wat Mukunda allemaal zei? (Vedabase)

 

 Tekst 19

O wind uit de Malayabergen, wat hebben we gedaan dat je zo griefde dat onze harten zich door Cupido [Kāmadeva] laten leiden, harten die reeds verscheurd waren door Govinda's zijdelingse blikken?

O wind uit de Malaya-bergen, wat hebben we gedaan dat je zo gegriefd heeft dat we van de lust bezeten zijn in onze harten, harten die reeds verscheurd waren door Govinda's zijdelingse blikken? (Vedabase)

 

 Tekst 20

Zeer vereerde wolk, je bent werkelijk een vriend die zeer geliefd is bij de Aanvoerder van de Yādava's met de S'rīvatsa op Zijn borst. We zijn in onze meditatie op de zuivere liefde net zo aan Hem gebonden als jouw goede zelf dat is. Je buitenmate gedreven hart is net zo verscheurd als het onze. Net als jij denken we keer op keer weer aan Hem. En dat heeft bij jou regen tot gevolg, zo goed als dat het bij ons telkens weer de tranen doet stromen. Met Hem omgaan kan zoveel pijn doen!

Zeer vereerde wolk, zeker ben je een vriend die zeer geliefd is bij de Aanvoerder der Yādava's met de S'rīvatsa op Zijn borst. Wij, net als jouw goede zelf, zijn aan Hem gebonden in onze meditatie op de zuivere liefde. Je buitenmate gedreven hart is net zo verscheurd als het onze. Op dezelfde manier als jij, denken we keer op keer weer aan Hem en geeft dat regen bij jou, zo goed als bij ons telkens weer stromen van tranen. Dat is de pijn die je lijdt in de omgang met Hem. (Vedabase)

  

 Tekst 21

O zoetgevooisde koekoek, zeg me alsjeblieft wat ik moet doen om jou te behagen die Zijn zo zeer geliefde geluiden laat weerklinken, met dat stemgeluid van je dat in staat is om doden weer tot leven te wekken.

O zoetgevooisde koekoek, zeg me alsjeblieft wat ik zou moeten doen om jou te behagen die, met dit stemgeluid dat in staat is om doden op te wekken, aan de klanken van Hem gestalte geeft wiens geluiden zo dierbaar zijn. (Vedabase)

 

 Tekst 22

O berg zo breed van opvattingen, je beweegt je niet noch spreek je. Wordt je in beslag genomen door gewichtige zaken, of verlang je er net als wij misschien naar om de voeten van de beminde zoon van Vasudeva op je borsten te houden?

O berg zo breed in je opvattingen, je beweegt je niet noch spreek je. Ben je in beslag genomen door grote zaken, of verlang je er net als wij misschien naar om de voeten van de beminde zoon van Vasudeva op je borsten te houden? (Vedabase)

  

 Tekst 23

O [rivieren,] echtgenotes van de oceaan, jullie meren zijn helaas hun rijkdom aan lotussen kwijtgeraakt die verwelkten nu ze uitgedroogd zijn, net zoals wij sterk vermagerden vanwege het niet verwerven van onze geliefde echtgenoot, de Heer van Madhu, die zo vaak onze harten stal [zie ook 10.47: 41 en 10.48: 11].

O [rivieren,] echtgenotes van de oceaan, jullie meren zijn helaas hun rijkdom aan lotussen kwijtgeraakt nu ze uitgedroogd zijn net als wij die hongeren van het niet verwerven van onze geliefde echtgenoot, de Heer van Madhu, die zo menigmaal onze harten bedroog [zie ook 10.47: 41 en 10.48: 11]. (Vedabase)

 

 Tekst 24

O zwaan, wees welkom en ga zitten, drink alsjeblieft wat melk. Vertel ons het nieuws, o beste, we weten immers dat je een boodschapper van S'auri bent. Is alles in orde met de Onoverwinnelijke? Herinnert Hij, die zo grillig is in Zijn vriendschap, het zich nog dat Hij lang geleden met ons sprak? Waarom zouden we [achter Hem aan moeten lopen om] van aanbidding te zijn, o dienaar van de campaka? Zeg Hem die de begeerte zo opwekt, dat Hij naar ons toe moet komen zonder de godin van het geluk. Waarom zou die vrouw het alleenrecht van toewijding hebben?'

O zwaan, wees welkom en ga zitten, drink alsjeblieft wat melk. Vertel ons o beste het nieuws, we weten immers dat je een boodschapper van S'auri bent. Is alles in orde met de Onoverwinnelijke? Herinnert Hij die zo grillig is in Zijn vriendschap het zich nog met ons zo lang geleden gesproken te hebben? Waarom zouden we [achter Hem aan moeten lopen om] van aanbidding zijn, o dienaar van de campaka [een soort magnolia]? Zeg Hem die de begeerte zo opwekt naar ons toe te komen zonder de godin van het geluk. Waarom zou die vrouw het alleenrecht hebben met haar toewijding?' (Vedabase)

 

Tekst 25

S'rī S'uka zei: 'Sprekend en handelend met een dergelijke extatische liefde voor Krishna, de Meester van Yogameesters, bereikten de vrouwen van Heer Mādhava het uiteindelijke doel.

S'rī S'uka zei: 'Sprekend en handelend met zo een extatische liefde voor Krishna, de Meester der Yogameesters, bereikten de vrouwen van Heer Mādhava het uiteindelijke doel. (Vedabase)

 

 Tekst 26

Hij, die in talrijke liederen wordt bezongen op vele manieren, trekt met grote kracht de geest aan van welke vrouw ook die enkel maar over Hem vernam. En hoeveel temeer zou dat niet gelden voor hen die Hem rechtstreeks voor zich zien?

Hij, in talrijke liederen bezongen op vele manieren, trekt met grote kracht de geest aan van welke vrouw ook die enkel maar over Hem vernam. En hoeveel temeer zou dat niet gelden voor hen die Hem rechtstreeks voor zich zien? (Vedabase)

 

 Tekst 27

Hoe kunnen ooit de offers worden beschreven van de vrouwen die, met het idee de Geestelijk Leraar van het Universum als hun echtgenoot te hebben, met zuivere liefde Zijn voeten volmaakt dienden met massages en dergelijke?

Hoe kunnen ooit de ontzeggingen worden beschreven van de vrouwen die met het idee Hem, de Geestelijk Leraar van het Universum, als hun echtgenoot te hebben, met zuivere liefde Zijn voeten volmaakt dienden met massages en dergelijke?  (Vedabase)

  

 Tekst 28

Aldus tewerkgaand volgens het dharma zoals uitgedragen door de Veda's, liet Hij, het Doel van alle Heilige Zielen, zien hoe iemand thuis tot regulatie kan komen van de religiositeit, de economische ontwikkeling en de zinsbevrediging [de purushārtha's].

Op deze manier tewerkgaand volgens het dharma zoals dat wordt uitgedragen door de Veda's, demonstreerde Hij, het Doel der Heiligen, hoe iemands thuis de plaats is om te komen tot de regulatie van de religiositeit, de economische ontwikkeling en de zinsbevrediging [de purusārtha's]. (Vedabase)

 

 Tekst 29

Met Krishna beantwoordend aan de hoogste norm van het huishoudelijk bestaan, waren er meer dan zestienduizend-één-honderd koninginnen [zie ook 10.59** and 7.14].

Met Krishna beantwoordend aan de hoogste norm van het huishoudelijk bestaan, waren er meer dan zestienduizend-één-honderd koninginnen [zie ook 10.59** en 7.14]. (Vedabase)

 

Tekst 30

Onder hen bevonden zich acht juwelen van vrouwen, met Rukminī voorop, die ik, samen met hun zoons, voor u reeds de één na de ander heb beschreven, o Koning [zie 10.83 en 10.61: 8-19].

Onder hen waren er acht juwelen van vrouwen met Rukminī voorop die ik tezamen met hun zoons voorheen de een na de ander beschreven heb, o Koning [zie 10.83 en 10.61: 8-19]. (Vedabase)

 

 Tekst 31

Krishna, de Allerhoogste Heer die Nimmer Zijn Doel Mist, verwekte bij ieder van Zijn vele vrouwen tien zonen [en één dochter].

Bij ieder van Zijn vele vrouwen verwekte Krishna, de Allerhoogste Heer Nimmer Falend in Zijn Moeite, tien zonen [en één dochter]. (Vedabase)

 

 Tekst 32

Onder dezen bevonden zich achttien mahāratha's van een onbegrensd kunnen, wiens faam zich wijd verspreidde. Verneem nu hun namen van mij.

Van dezen waren er achttien mahāratha's van een onbegrensd kunnen, wiens faam zich wijd verspreidde; verneem hun namen van mij. (Vedabase)

 

 Tekst 33-34

Dat waren Pradyumna en [Zijn zoon] Aniruddha; Dīptimān en Bhānu; alsook Sāmba, Madhu en Brihadbhānu; Citrabhānu, Vrika en Aruna; Pushkara en Vedabāhu; S'rutadeva en Sunandana; Citrabāhu en Virūpa; Kavi en Nyagrodha.

Het waren Pradyumna en [Zijn kleinzoon of andere zoon] Aniruddha; Dīptimān en Bhānu alsook Sāmba, Madhu en Brihadbhānu; Citrabhānu, Vrika en Aruna; Pushkara en Vedabāhu, S'rutadeva en Sunandana; Citrabāhu en Virūpa, Kavi en Nyagrodha. (Vedabase)

 

 Tekst 35

O beste van de koningen, Pradyumna, de zoon van Rukminī, was van deze zoons van Krishna, de vijand van Madhu, de meest vooraanstaande. Hij was net als Zijn Vader.

O beste der koningen, van deze zoons van Krishna, de vijand van Madhu, was Pradyumna, de zoon van Rukminī, de meest vooraanstaande, precies als Zijn Vader. (Vedabase)

 

 Tekst 36

Hij, de grote strijdwagenvechter, huwde de dochter van Rukmī [genaamd Rukmavatī], uit wie toen Aniruddha werd geboren die begiftigd was met de kracht van een tienduizend olifanten [zie 10.61].

Hij, de grote strijdwagenvechter, huwde de dochter van Rukmī [genaamd Rukmavatī] uit wie toen Aniruddha werd geboren die begiftigd was met de kracht van een tienduizend olifanten [zie 10.61]. (Vedabase)

 

 Tekst 37

Zoals u weet, nam Hij, Aniruddha, Rukmī's kleindochter [Rocana] tot Zijn vrouw, en uit haar werd toen Zijn zoon Vajra geboren, een van de weinigen die de veldslag met de stokken overleefde [zie 3.4: 1 & 2].

Daarenboven nam Hij, zoals u weet, vervolgens Rukmī's kleindochter [Rocana] tot Zijn vrouw uit wie Zijn zoon Vajra werd geboren, de enige die overbleef na de veldslag met de stokken [zie 3.4: 1 & 2]. (Vedabase)

 

 Tekst 38

Pratibāhu was zijn zoon, die vervolgens Subāhu op de wereld zette, wiens zoon S'āntasena, de zoon S'atasena verwekte.

Pratibāhu kwam er na hem, van wie er toen Subāhu was en van Subāhu's zoon S'āntasena kwam toen S'atasena als zijn zoon ter wereld. (Vedabase)

 

 Tekst 39

Niemand in deze familie geboren ontbrak het aan weelde of had weinig kinderen, noch was er iemand van hen die maar kort leefde, tekortschoot in zijn kunnen of het geestelijk belang verwaarloosde.

Waarlijk ontbrak het geen van het nageslacht dat in deze familie verscheen aan weelde of kinderen, noch waren ze kortlevend, schoten ze tekort in hun kunnen of verwaarloosden ze het geestelijk belang. (Vedabase)

 

 Tekst 40

De roemrijke daden van de mannen geboren in de Yadudynastie zijn niet op te sommen, o Koning, nog niet in tienduizend jaar.

De roemrijke daden van de mannen geboren in de Yadu-dynastie zijn niet op te sommen, o Koning, nog niet in tienduizend jaar. (Vedabase)

 

 Tekst 41

Ik hoorde dat er voor de kinderen van de Yadufamilie wel achtendertig miljoen achthonderdduizend leraren waren.

Ik hoorde dat er voor de kinderen van de Yadu familie achtendertigmiljoen achthonderdduizend leraren waren. (Vedabase)

 

 Tekst 42

Wie kan met de Yādava's de tel bijhouden, als onder haar grote persoonlijkheden alleen al Ugrasena zich liet bijstaan door tienduizend keer tienduizend, honderdduizenden mannen [*]?

Wie kan de tel bijhouden met de Yādava's als Ugrasena alleen al zich onder hen liet gelden met tien op tienduizenden op honderdduizenden [*] grote persoonlijkheden? (Vedabase)

 

 Tekst 43

De meest genadeloze Daitya's, die [in het verleden] in oorlogen tussen de goden en demonen waren gedood, namen hun geboorte onder de menselijke wezens en bezorgden arrogant de bevolking moeilijkheden.

De meest genadeloze Daitya's die in de oorlogen tussen de verlichte en onverlichte zielen [in het verleden] werden gedood, namen hun geboorte onder de menselijke wezens en bezorgden ze met hun arrogantie moeilijkheden. (Vedabase)

 

 Tekst 44

Om hen te onderwerpen kregen de deva's van de Heer de opdracht neer te dalen in de honderd-en-één clans van de familie, o Koning [zie 10.1: 62-63].

Om hen te onderwerpen werden de deva's door de Heer opgedragen neder te dalen in de honderd-en-één clans van de familie o Koning [zie 10.1: 62-63]. (Vedabase)

 

 Tekst 45

Vanwege Zijn meesterschap vertegenwoordigde Krishna, voor al de Yādava's die Zijn trouwe volgelingen waren, het gezag van Heer Hari en daarom ging het hun goed.

Voor hen stond Krishna vanwege Zijn meesterschap voor het gezag van Heer Hari om reden waarvan het al de Yādava's die Zijn trouwe volgelingen waren goed ging. (Vedabase)


 Tekst 46

Omdat de Vrishni's Krishna steeds in gedachten hadden, vergaten ze, in hun activiteiten van slapen, zitten, rondlopen, converseren, spelen, baden enzovoorts, de aanwezigheid van hun eigen lichamen [en waren ze  onbevreesd, zie ook 10.89: 14-17].

In hun bezigheden van slapen, zitten, rondlopen, converseren, spelen, baden enzovoorts, waren de Vrishni's die Krishna steeds in gedachten hadden zich niet bewust van de aanwezigheid van hun eigen lichamen [en dus onbevreesd, zie ook 10.89: 14-17]. (Vedabase)

 

 Tekst 47

O Koning, toen Krishna Zijn geboorte nam onder de Yadu's stelde Hij het pelgrimsoord van de hemelse rivier [de Ganges] die van Zijn voeten spoelt in de schaduw. Door Zijn belichaming bereikten vriend en vijand hun doel [7.1: 46-47]. De onovertroffen en hoogst volmaakte godin S'rī, voor wie alle anderen zich in bochten wringen, is de Zijne. Zijn naam, gehoord of gezongen, is wat het ongunstige vernietigt. Door Hem werd het dharma ingesteld voor de lijnen van de [geestelijke] erfopvolging [de leerscholen van de  wijzen]. Met Heer Krishna, die het wiel van de Tijd [Zijn cakra] als Zijn wapen hanteert, wekt het geen verbazing dat de last van de aarde werd weggenomen [zie ook 3.2: 7-12].

O Koning, Zijn geboorte nemend onder de Yadu's stelde Hij het pelgrimsoord van de rivier van de hemel [de Ganges] die van Zijn voeten spoelt in de schaduw. Met Zijn belichaming bereikten vriend en vijand hun doel [7.1: 46-47]. De onovertroffen en hoogst volmaakte godin S'rī voor wie alle anderen zich in bochten wringen is de Zijne. Zijn naam gehoord of gezongen is wat het ongunstige vernietigt. Door Hem werd het dharma ingesteld voor de lijnen van erfopvolging [van de wijzen]. Met Heer Krishna, wiens wapen het wiel van de Tijd is, is dit wegnemen van de last van de aarde, niets verwonderlijks [zie ook 3.2: 7-12]. (Vedabase)

 

 Tekst 48

Hij zegeviert als de Uiteindelijke Verblijfplaats en staat bekend als de zoon van Devakī. Hij is de toewijding van de Yadu-edelen die, met Zijn armen [of toegewijden], een einde maakt aan de onrechtvaardigen. Hij is de Vernietiger van het Leed van de bewegende en niet-bewegende levende wezens. Hij is de Ene die altijd glimlacht met Zijn prachtige gezicht en zo bij de dames van Vraja Cupido opwekt [zie 10.30-33, 10.35, 10.47].

     Hij glorieus als de Uiteindelijke Verblijfplaats en bekend als de zoon van Devakī, Hij als de toewijding van de Yadu-edelen die met Zijn armen [of toegewijden] een einde maakt aan de onrechtvaardigen, Hij als de Vernietiger van het Leed van de bewegende en niet-bewegende wezens, is de Ene die altijd glimlachend met Zijn prachtige gezicht Cupido in gang zet met de dames van Vraja [zie 10.30-33, 10.35, 10.47]. (Vedabase)

 

 Tekst 49

Aldus tewerkgaand met de wens Zijn bovenzinnelijk pad [van toegewijde dienst] veilig te stellen, nam Hij voor Zijn līlā verschillende persoonlijke gedaanten aan. Door met hen de [menselijke] manier van doen te imiteren, heeft Hij [de last van] het [daarbij behorende] karma vernietigd. Als men Zijn voeten wil volgen zal men moeten luisteren naar de verhalen over deze Beste onder de Yadu's.

Aldus tewerkgaand met het Allerhoogste heeft Hij met het verlangen Zijn eigen weg veilig te stellen terwille van Zijn līlā verschillende persoonlijke gedaanten aangenomen en in navolging van de [menselijke] handelingen het karma vernietigd. Als men Zijn voeten wil volgen zal men zich de verhalen over de Beste van de Yadu's ter harte moeten nemen. (Vedabase)

 

 Tekst 50

Door bij iedere offerplechtigheid te vernemen over, te zingen over en te mediteren op de schitterende onderwerpen aangaande Mukunda, begeeft een sterveling zich van zijn huis op weg naar Zijn hemelverblijf, de plaats waar de onvermijdelijke gang van de dood een halt wordt toegeroepen. Zelfs zij die de scepter zwaaiden over de aarde [zoals Dhruva en Priyavrata] gingen voor dit doel het woud in.'

Bij iedere offerplechtigheid horend van, zingend over en mediterend op de schitterende onderwerpen aangaande Mukunda, begeeft een sterveling zich van zijn huis naar Zijn hemelverblijf, alwaar de onvermijdelijke gang van de dood tot staan wordt gebracht. Zelfs zij die de scepter zwaaiden over de aarde [zoals Dhruva en Priyavrata] gingen terwille van dit doel het bos in.' (Vedabase)

 

*: De paramparā voegt hieraan toe dat overeenkomstig de regels van de Mīmāmsā interpretatie het getal drie wordt genomen als het uitgangsnummer als geen specifiek nummer is opgegeven. Zo zou letterlijk naar de regels hier dan gezegd zijn dat Ugrasena 30 trillioen mensen om zich heen verzameld zou hebben.

 

 

 

 

 Creative
                      Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License
.

Het schilderij "Water Party" (detail) werd gebruikt met toestemming van Vrindavan Das.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd. 


 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties