regelbalk



 

 

Canto 12

Nârada Muni

 



Hoofdstuk 11: Vishnu's Attributen en de Maandorde van Hem als de Zonnegod

(1) S'rî S'aunaka zei: "O grote toegewijde van de Allerhoogste Heer welbekend met de essentie. U, o beste kenner die zo veel weet, vragen wij nu over deze kwestie van de uiteindelijke conclusie van al de aanvullende geschriften [de tantra's]. (2-3) We wensen u alle geluk! Beschrijf alstublieft voor ons die het graag willen weten, de kriyâ-yoga methode van tewerk gaan met Zijn gedaante, waarmee, deskundig uitgevoerd, een sterfelijk iemand de onsterfelijkheid kan bereiken. Hoe halen de volgers van de tantrische voorschriften [de tântrika's] in hun gebruikelijke aanbidding zich de ledematen, metgezellen, wapens en ornamenten voor de geest van de Meester van de Godin van het Geluk die het zuivere bewustzijn is in eigen persoon?"

(4) Sûta zei: "Mijn eerbetuigingen voor de goeroes! Ik zal spreken over de volheden van Heer Vishnu die door de gevestigde autoriteiten beginnende bij Padmaja [Heer Brahmâ geboren op de lotus] worden beschreven in de Veda's en tantra's. (5) Hij, de universele gedaante [het complete universum, de virâth-rûpa], bestaat uit de negen elementen van de schepping [de tattva's] beginnende met mâyâ [of prakriti] en hun [zestien] transformaties [vikâra's]. In dat bewuste bestaan worden de drie voortgebrachte werelden [loka's] waargenomen [zie ook 11.22: 4-25]. (6-8) Deze gedaante van de Purusha heeft de aarde als Zijn voeten, de hemel als Zijn hoofd, de [interplanetaire] ruimte als Zijn navel, de zon als Zijn ogen, de lucht als Zijn neusgaten en de windrichtingen als Zijn oren. De Meester, de Heer heeft de Prajâpati als Zijn geslachtsdeel en de dood als Zijn anus. De Absolute Heerser heeft de plaatselijke heersers [de halfgoden] als Zijn vele armen, de maan als Zijn geest, yama [of Yama] als Zijn wenkbrauwen, de schaamte als Zijn bovenlip en begeerte als Zijn onderlip. Het maanlicht vormt de tanden, begoocheling vormt de glimlach, de bomen vormen de haren op het lichaam van de Almachtige Heer en de wolken zijn het haar op het hoofd van de Purusha [zie ook b.v. 2.6: 1-11, 2.10: 24-32, 10.40: 13-14, 11.12: 18-20]. (9) Net zoals men de afmetingen van een normaal individu kan bepalen door de spreiding van zijn ledematen te meten, kan men de afmetingen van Hem, de Gigantische Persoon, vaststellen aan de hand van de spreiding van zonnestelsels [zie ook 5.20-24]. (10) Het Kaustubhajuweel dat de Ongeborene draagt vertegenwoordigt het geestelijk licht van de individuele ziel. Het S'rîvatsateken op de borst van de Almachtige vertegenwoordigt de zich uitbreidende gloed daarvan [van dat juweel/van de ziel]. (11-12) Zijn materiële energie, bestaande uit verschillende combinaties van de natuurlijke geaardheden, wordt vertegenwoordigd door Zijn bloemenslinger. Het gele gewaad dat Hij draagt staat voor de Vedische versmaten en Zijn heilige draad staat voor het drie letters tellende AUM. Het proces van sânkhya en yoga draagt de Godheid in de vorm van Zijn makara ['zeemonster'] oorhangers, en Zijn kroon, die al de werelden bevrijdt van angst, vertegenwoordigt de superieure [bovenzinnelijke] positie. (13) De zitplaats waarop Hij zich bevindt wordt Ananta genoemd [het slangenbed] - het is de niet-geëvolueerde materie [pradhâna, de oerether]. De lotus [de troon van de Heer] daarop is de goedheid geassocieerd met dharma, spirituele kennis en zo meer. (14-15) De knots die Hij draagt vormt het hoofdelement [de prâna of vitale adem] met betrekking tot het zinsvermogen, de lichaamskracht en de geesteskracht. Zijn excellente schelphoorn staat voor het waterelement en Zijn Sudars'anaschijf is het principe van tejas [het vitaal vermogen, de waardigheid, het vuur in de strijd]. Zijn zwaard is, [zuiver] als de atmosfeer, het etherelement, Zijn schild bestaat uit de geaardheid onwetendheid, Zijn boog S'ârnga is de specifieke orde [of geest, de rûpa] van de tijd, en Zijn pijlenkoker bestaat uit het karma [de arbeid van de karmendriya's]. (16) Zijn pijlen, zo zegt men, staan voor de zinnen, Zijn strijdwagen vormt de aanzet tot actie [de geest], Zijn uiterlijke verschijning vormt de voorwerpen van waarneming [de tanmâtra's], en Zijn gebaren [mudrâ's] representeren de essentie van het doelbewust handelen. (17) De cyclische orde [van de tijd, te weten de zon en de maan] vormt de grondslag voor het oefenen van respect voor de Godheid, spirituele initiatie [dîkshâ] vormt het zuiveringsproces van de geestelijke ziel, en toegewijde dienst voor de Fortuinlijke is hoe men een einde maakt aan een slechte gang van zaken [zonde]. (18) De verheven lotus van Bhagavân verwijst naar de betekenis van het woord bhaga [Zijn volheden], en de waaier en de wuifkwast die de Opperheer heeft aanvaard voor Zijn aanbidding, zijn de religie en de roem. (19) Beste brahmanen, Zijn parasol is Vaikunthha, de plaats vrij van dwaasheid, en hij die Suparna heet [Garuda] en de drager is van de Persoonlijkheid van het Offer [Vishnu of Yajña], verpersoonlijkt de drievoudige Veda [zie voetnoot]. (20) De van de Heer onafscheidelijke godin S'rî vormt Zijn waarneembaar innerlijk vermogen [*], Vishvaksena staat bekend als de verpersoonlijking van de tantrageschriften en de acht wachters met Nanda aan het hoofd [**] staan voor de Heer Zijn kwaliteiten van animâ en dergelijke [siddhi's]. (21) Vâsudeva, Sankarshana, Pradyumna en Aniruddha zijn, zoals u weet, de namen van de manifeste gedaanten [de vyûha-expansies] van de Oorspronkelijke Persoon Zelf, o brahmaan [S'aunaka]. (22) Bhagavân, de Allerhoogste Heer, kan worden besproken in termen van [de staten van bewustzijn betreffende] het gehele universum [vis'va], het gepassioneerde ego [taijasa], het individuele leren [prâjnã] en de transcendentie [turîya], die staan voor [respectievelijk Zijn] functies van [het alomtegenwoordige waarnemen van] de uiterlijke voorwerpen [zoals belichaamd door de expansie van Zijn geest Pradyumna], van de waarnemingszin zelf [van de kracht, door de expansie van Zijn ego Sankarshana], van degene die waarneemt [van de expansie van Zijn persoonlijke intelligentie Aniruddha], en van de spirituele zelfrealisatie [de bovenzinnelijke zaligheid van Hem, Vâsudeva]. (23) In Zijn vier persoonlijke gedaanten [Zijn expansies] handhaaft Bhaga-vân [Hij in het bezit van de volheden], de Heer en Beheerser, deze vier staten met Zijn grotere [armen; zoals in vers 14-15] en kleinere ledematen [Zijn toegevoegde leden, Zijn wachters], Zijn wapens en Zijn sierselen. (24) O beste van de  brahmanen, Hij alleen is de zelfverlichte bron van de Absolute Waarheid [de Veda's] die, volmaakt in Zijn eigen grootheid en volledigheid, middels Zijn eigen materiële energie dit universum schept, handhaaft en terugtrekt. In die hoedanigheid [als de uitvoerder van verschillende materiële functies] wordt Hij, die niet versluierd wordt in Zijn transcendentale bewustzijn, [soms] beschreven als zijnde materieel ontvouwd [als verdeeld]. [Maar] door hen die Hem zijn toegewijd kan Hij worden gerealiseerd als hun ene ware zelf, hun eigen Ziel. (25) S'rî Krishna, vriend van Arjuna, leider van de Vrishni's, Vernietiger van de Opstandige Adellijke Geslachten wiens kunnen nimmer vergaat, o Govinda, bedevaartsoord wiens heerlijkheden, die het heil brengen door er enkel maar over te vernemen, worden bezongen door Vraja's koeherdersmannen en -vrouwen en zij die van hen afhankelijk zijn, alstUblieft bescherm Uw dienaren! (26) Een ieder die 's morgens vroeg opstaat en met zijn geest in Hem [in tat] verzonken mediterend deze kenmerken van de Allerhoogste Oorspronkelijke Persoon prevelt, komt tot de realisatie van de Absolute Waarheid aanwezig in zijn hart."

(27-28) S'rî S'aunaka zei: "De grote wijze S'uka beschreef voor de luisterende koning Parîkchit ['de genade van Vishnu'] de zeven [paren van] begeleiders van de zonnegod die iedere maand een verschillende positie innemen. Spreek alstublieft voor ons zo trouw, over de namen en bewegingen van deze expansies van de Heer Zijn manifestatie als Sûrya, en de godheden die erbij betrokken zijn [zie ook 5.21: 18]."

(29) Sûta zei: "Deze regulator van al de planeten [de zon] die in hun midden ronddraait [rondom de berg Meru, zie 5.22: 2] werd [door de Heer in de gedaante van de Tijd] geschapen uit de [proto]materiële oerenergie [pradhâna] van Vishnu, de Opperziel van alle belichaamde wezens. (30) De zon als de enige echte [zoals de] Heer, de oorspronkelijke schepper en het zelf, van al de [planetaire] werelden, vormt de basis voor alle rituele activiteiten van de Veda's die door de wijzen verschillend worden omschreven. (31) O brahmaan, de materiële energie van de Heer wordt aldus in negenen beschreven: de tijd, de plaats, de onderneming, de uitvoerder, het instrument, het specifieke ritueel, de schrift, de hulpmiddelen en het resultaat  [vergelijk B.G. 18: 13-15].

(32) De Opperheer is er, met het aannemen van de gedaante van de Tijd, voor de [regulatie van de] planetaire beweging overeenkomstig de regel van twaalf [maanden of mâsa's, zie ook B.G. 10: 21], beginnende met Madhu. In ieder van de twaalf beweegt Hij zich [als de begeleider van de zonnegod] verschillend met Zijn [zes] metgezellen [Hij als een bepaalde Deva met een zekere Apsara, Râkshasa, Nâga, Yaksha, wijze en Gandharva]. (33) Dhâtâ [als de Sûrya Deva], Kritasthalî [als de Apsara], Heti [als de Râkshasa], Vâsuki [als de Nâga], Rathakrit [als de Yaksha], Pulastya [als de wijze] en Tumburu [als de Gandharva] zijn degenen die heersen over de maand Madhu [of Caitra bij de lente-equinox, maart/april]. (34) Aryamâ, Puñjikasthalî, Praheti, Kacchanîra, Athaujâ, Pulaha en Nârada zijn [op dezelfde manier zo respectievelijk] degenen die heersen over de maand Mâdhava [Vais'âkha, april/mei]. (35) Mitra, Menakâ, Paurusheya, Takshaka, Rathasvana, Atri en Hâhâ zijn degenen die heersen over de maand S'ukra [Jyaisthha of Jeshthha, mei/juni]. (36) Varuna, Rambhâ, Citrasvana, S'ukra, Sahajanya, Vasishthha en Hûhû zijn degenen die heersen over de maand S'uci [Âshâdha, juni/juli]. (37) Indra, Pramlocâ, Varya, Elâpatra, S'rotâ, Angirâ en Vis'vâvasu zijn degenen die heersen over de maand Nabhas [S'râvana, juli/augustus]. (38) Vivasvân, Anumlocâ, Vyâghra, S'ankhapâla, Âsârana, Bhrigu en Ugrasena zijn degenen die heersen over de maand Nabhasya [Bhâdrapada, augustus/september ***]. (39) Pûshâ, Ghritâcî, Vâta, Dhanañjaya, Suruci, Gautama en Sushena zijn degenen die heersen over de maand Tapas [Mâgha, januari/februari]. (40) Parjanya, Senajit, Varcâ, Airâvata, Ritu, Bharadvâja en Vis'va zijn degenen die heersen over de maand Tapasya [Phâlguna, februari/maart]. (41) Ams'u, Urvas'î, Vidyucchatru, Mahâs'ankha, Târkshya, Kas'yapa en Ritasena zijn degenen die heersen over de maand Sahas [Mârgas'îrsha, november/december]. (42) Bhaga, Pûrvacitti, Sphûrja, Karkothaka, Ûrna, Âyu en Arishthanemi zijn degenen die heersen over de maand Pushya [Pausha, december/januari]. (43) Tvashthâ, Tilottamâ, Brahmâpeta, Kambalâs'va, S'atajit, Jamadagni de zoon van Ricîka en Dhritarâshthra als de Gandharva zijn degenen die heersen over de maand Isha [Âs'vina, september/oktober]. (44) En Vishnu, Rambhâ, Makhâpeta, As'vatara, Satyajit, Vis'vâmitra en Sûryavarcâ zijn degenen die heersen over de maand Ûrja [Kârttika, oktober/november].

(45) Al dezen [deze persoonlijkheden] vormen de heerlijkheden van Vishnu, de Allerhoogste Persoonlijkheid van God in de gedaante van de zonnegod; zij nemen van een ieder die dag na dag, 's morgens en 's avonds aan hen denkt, de terugslagen van de zonde weg. (46) De Heer die zich [als de Deva] met zijn metgezellen aldus in alle richtingen door dit universum beweegt, verspreidt daarmee in ieder van de twaalf maanden een zuiver bewustzijn voor zijn bewoners in dit en een volgend leven. (47-48) Terwijl de wijzen Hem verheerlijken met de Sâma-, Rig- en Yajurhymnen die Zijn identiteit openbaren, zingen de Gandharva's hardop over Hem, dansen de Apsara's recht voor Hem, maken de Nâga's de wagen klaar, spannen de Yaksha's de paarden in en duwen de sterke Râkshasa's hem vooruit. (49) Voor de wagen uit gaan de zestigduizend zuivere Vâlakhilya brahmaanse wijzen, van eerbetoon met gebeden voor de Almachtige [zie ook 4.1: 39]. (50) De Ongeboren Heer Hari, de Hoogste Meester, Hij van alle vermogens die Zijn begin en einde niet kent, beschermt de werelden door zich aldus in iedere kalpa in [al deze] verschillende gedaanten uit te breiden."

 

 next                        

 
 

Derde herziene editie, geladen 25 november, 2022


 

 

 

Voorgaande Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'rî S'aunaka zei: "O grote toegewijde van de Allerhoogste Heer welbekend met de essentie. U, o beste kenner die zo veel weet, vragen wij nu over deze kwestie van de uiteindelijke conclusie van al de aanvullende geschriften [de tantra's].
S'rî S'aunaka zei: "En nu, o grote toegewijde van God welbekend met de essentie, informeren we bij u, die het meest onderlegd bent, over deze aangelegenheid van de definitieve conclusie beschreven in al de aanvullende geschriften [de tantra's]. (Vedabase)

 

Tekst 2-3

We wensen u alle geluk! Beschrijf alstublieft voor ons die het graag willen weten, de kriyâ-yoga methode van tewerk gaan met Zijn gedaante, waarmee, deskundig uitgevoerd, een sterfelijk iemand de onsterfelijkheid kan bereiken. Hoe halen de volgers van de tantrische voorschriften [de tântrika's] in hun gebruikelijke aanbidding zich de ledematen, metgezellen, wapens en ornamenten voor de geest van de Meester van de Godin van het Geluk die het zuivere bewustzijn is in eigen persoon?"

Op welke manier zijn de tântrika's van hun geregelde aanbidding voor de Echtgenoot van de Godin, die Zuivere Geest is, en hoe maken zij zich een voorstelling van Zijn ledematen, Zijn metgezellen, Zijn wapens en Zijn ornamenten? Al het goede u toegewenst! Beschrijf alstublieft voor ons, die het graag willen weten, de praktische methode van het cultiveren van de yoga [kriyâ-yoga] waarmee een sterfelijk wezen erin bedreven de onsterfelijkheid kan bereiken." (Vedabase)

   

Tekst 4

Sûta zei: "Mijn eerbetuigingen voor de goeroes! Ik zal spreken over de volheden van Heer Vishnu die door de gevestigde autoriteiten, beginnende bij Padmaja [Heer Brahmâ geboren op de lotus], worden beschreven in de Veda's en tantra's.

Sûta zei: "Met het brengen van eerbetuigingen voor de goeroes zal ik zelfs [al is het moeilijk] spreken over de volheden die horen bij Heer Vishnu welke door de gevestigde autoriteiten beginnende bij hem die zijn geboorte vond op de lotus [Padmaja of Heer Brahmâ] worden beschreven in de Veda's en tantra's.(Vedabase)

 

Tekst 5

Hij, de universele gedaante [het complete universum, de virâth-rûpa], bestaat uit de negen elementen van de schepping [de tattva's] beginnende met mâyâ [of prakriti] en hun [zestien] transformaties [vikâra's]. In dat bewuste bestaan worden de drie voortgebrachte werelden [loka's] waargenomen [zie ook 11.22: 4-25].

De negen onderdelen van de schepping [tattva's] die, beginnende met mâyâ [of prakriti], de transformaties uitmaken [vikâra's], vindt men terug in de geschapen heerschappij [de virâth-rûpa], in het bewuste bestaan waarin men de drie werelden [loka's] onderscheidt [zie ook 11.22: 4-25]. (Vedabase)

    

Tekst 6-8

Deze gedaante van de Purusha heeft de aarde als Zijn voeten, de hemel als Zijn hoofd, de [interplanetaire] ruimte als Zijn navel, de zon als Zijn ogen, de lucht als Zijn neusgaten en de windrichtingen als Zijn oren. De Meester, de Heer heeft de Prajâpati als Zijn geslachtsdeel en de dood als Zijn anus. De Absolute Heerser heeft de plaatselijke heersers [de halfgoden] als Zijn vele armen, de maan als Zijn geest, yama [of Yama] als Zijn wenkbrauwen, de schaamte als Zijn bovenlip en begeerte als Zijn onderlip. Het maanlicht vormt de tanden, begoocheling vormt de glimlach, de bomen vormen de haren op het lichaam van de Almachtige Heer en de wolken zijn het haar op het hoofd van de Purusha [zie ook b.v. 2.6: 1-11, 2.10: 24-32, 10.40: 13-14, 11.12: 18-20].

Deze gedaante van de Purusha, de Meester, heeft de aarde als Zijn voeten, de hemel als Zijn hoofd, de [interplanetaire] ruimte als Zijn navel, de zon als Zijn ogen, de lucht als Zijn neusgaten, de windrichtingen als Zijn oren, de Prajâpati als Zijn geslachtsdeel, de dood als Zijn anus, de plaatselijke heersers [de halfgoden] als de vele armen van de Absolute Beheerser, de maan als Zijn geest, yama [of Yama] als Zijn wenkbrauwen, de schaamte als Zijn bovenlip, begeerte als Zijn onderlip, het maanlicht als Zijn tanden, begoocheling als Zijn glimlach, de bomen als de haren op het lichaam van de Almachtige Heer, en de wolken als het haar op het hoofd van de Purusha [zie ook b.v. 2.6: 1-11, 2.10: 24-32, 10.40: 13-14, 11.12: 18-20]. (Vedabase)

 

Tekst 9

Net zoals men de afmetingen van een normaal individu kan bepalen door de spreiding van zijn ledematen te meten, kan men de afmetingen van Hem, de Gigantische Persoon, vaststellen aan de hand van de spreiding van zonnestelsels [zie ook 5.20-24].

Precies zoals men de afmetingen kan bepalen van een normaal individu door de positie van zijn ledematen op te meten, kan men op dezelfde manier eveneens de afmetingen vaststellen van Hem, de Gigantische Persoon, overeenkomstig de posities van de zonnestelsels [zie ook 5.20-24]. (Vedabase)

 

Tekst 10

Het Kaustubhajuweel dat de Ongeborene draagt vertegenwoordigt het geestelijk licht van de individuele ziel. Het S'rîvatsateken op de borst van de Almachtige vertegenwoordigt de zich uitbreidende gloed daarvan [van dat juweel/van de ziel].

Het geestelijk licht van de individuele ziel wordt vertegenwoordigd door het Kaustubha-juweel dat door de Ongeborene wordt gedragen. Het S'rîvatsa-teken op de borst van de Almachtige representeert de zich uitbreidende gloed daarvan [van dat juweel/die ziel]. (Vedabase)

 

Tekst 11-12

Zijn materiële energie, bestaande uit verschillende combinaties van de natuurlijke geaardheden, wordt vertegenwoordigd door Zijn bloemenslinger. Het gele gewaad dat Hij draagt staat voor de Vedische versmaten en Zijn heilige draad staat voor het drie letters tellende AUM. Het proces van sânkhya en yoga draagt de Godheid in de vorm van Zijn makara ['zeemonster'] oorhangers, en Zijn kroon, die al de werelden bevrijdt van angst, vertegenwoordigt de superieure [bovenzinnelijke] positie.

Zijn materiële energie samengesteld uit de verschillende geaardheden wordt vertegenwoordigd door Zijn bloemenslinger, het gele gewaad dat Hij draagt staat voor de vedische versmaten en Zijn heilige draad staat voor het drie letters tellende AUM. Het proces van sânkhya en yoga draagt de Godheid in de vorm van Zijn makara ['zeemonster'] oorhangers, en Zijn kroon, die voor al de werelden de onbevreesdheid brengt, vertegenwoordigt de superieure [bovenzinnelijke] positie. (Vedabase)

 

Tekst 13

De zitplaats waarop Hij zich bevindt wordt Ananta genoemd [het slangenbed] - het is de niet-geëvolueerde materie [pradhâna, de oerether]. De lotus [de troon van de Heer] daarop is de goedheid geassocieerd met dharma, spirituele kennis en zo meer.

De persoonlijke zitplaats waarop Hij zich bevindt staat bekend als Ananta [het slangenbed] en staat voor de niet-geëvolueerde materie, en de lotus waarop men Hem naar verluid kan aantreffen is [het zuivere van] de goedheid geassocieerd met de religie, de spirituele kennis enzovoorts. (Vedabase)

 

Tekst 14-15

De knots die Hij draagt vormt het hoofdelement [de prâna of vitale adem] met betrekking tot het zinsvermogen, de lichaamskracht en de geesteskracht. Zijn excellente schelphoorn staat voor het waterelement en Zijn Sudars'anaschijf is het principe van tejas [het vitaal vermogen, de waardigheid, het vuur in de strijd]. Zijn zwaard is, [zuiver] als de atmosfeer, het etherelement, Zijn schild bestaat uit de geaardheid onwetendheid, Zijn boog S'ârnga is de specifieke orde [of geest, de rûpa] van de tijd, en Zijn pijlenkoker bestaat uit het karma [de arbeid van de karmendriya's].

De knots die Hij draagt is het hoofdelement [de prâna of vitale adem] met betrekking tot het zinsvermogen, de lichaamskracht en de geesteskracht; Zijn uitstekende schelphoorn is het waterelement en Zijn Sudars'ana-schijf is het principe van de tejas [het vitaal vermogen, de waardigheid, het vuur in de strijd]. Zijn zwaard is, [zuiver] als de atmosfeer, het ether-element, Zijn schild bestaat uit de geaardheid onwetendheid, Zijn boog S'arnga is de specifieke orde [of geest, de rûpa] van de tijd, en Zijn pijlenkoker bestaat uit het karma [de actie of de karmendriya's]. (Vedabase)

 

Tekst 16

Zijn pijlen, zo zegt men, staan voor de zinnen, Zijn strijdwagen vormt de aanzet tot actie [de geest], Zijn uiterlijke verschijning vormt de voorwerpen van waarneming [de tanmâtra's], en Zijn gebaren [mudrâ's] representeren de essentie van het doelbewust handelen.

De zinnen, zo zegt men, zijn Zijn pijlen, Zijn strijdwagen vormt de aanzet tot actie, Zijn uiterlijke verschijning vormt de voorwerpen der waarneming [de tanmâtra's], en Zijn gebaren [mudrâ's] representeren de essentie van het doelbewust handelen. (Vedabase)

  

Tekst 17

De cyclische orde [van de tijd, te weten de zon en de maan] vormt de grondslag voor het oefenen van respect voor de Godheid, spirituele initiatie [dîkshâ] vormt het zuiveringsproces van de geestelijke ziel, en toegewijde dienst voor de Fortuinlijke is hoe men een einde maakt aan een slechte gang van zaken [zonde].

Het cyclische [van de tijd, te weten de zon en de maan] vormt de grondslag voor de oefening van respect voor de Godheid, spirituele initiatie [dîkshâ] vormt voor de geestelijke ziel de manier om tot zuivering te komen, en de toegewijde dienst van de Fortuinlijke is er voor iemand om een einde te maken aan een slechte gang van zaken. (Vedabase)

 

Tekst 18

De verheven lotus van Bhagavân verwijst naar de betekenis van het woord bhaga [Zijn volheden], en de waaier en de wuifkwast die de Opperheer heeft aanvaard voor Zijn aanbidding, zijn de religie en de roem.

Bhagavân draagt - naar de betekenis van het woord bhaga [Zijn volheden] - de lotus van Zijn spel en vermaak, en de waaier en wuifkwast die de Opperheer aanvaardde voor Zijn aanbidding staan voor de religie en de roem. (Vedabase)

 

Tekst 19

Beste brahmanen, Zijn parasol is Vaikunthha, de plaats vrij van dwaasheid, en hij die Suparna heet [Garuda] en de drager is van de Persoonlijkheid van het Offer [Vishnu of Yajña], verpersoonlijkt de drievoudige Veda [zie voetnoot].

O beste tweemaal geborenen, Zijn parasol is Vaikunthha, Zijn spiritueel verblijf waar geen angst bestaat, de drievoudige Veda is er bij name van Suparna [Garuda], de drager van de Persoonlijkheid van het Offer [Vishnu of Yajña]. (Vedabase)

 

Tekst 20

De van de Heer onafscheidelijke godin S'rî vormt Zijn waarneembaar innerlijk vermogen [*], Vishvaksena staat bekend als de verpersoonlijking van de tantrageschriften en de acht wachters met Nanda aan het hoofd [**] staan voor de Heer Zijn kwaliteiten van animâ en dergelijke [siddhi's].

De Heer Zijn onafscheidelijke godin S'rî is de rechtstreeks waarneembare innerlijke aard [*]; Vishvaksena staat bekend als de personificatie van de tantra geschriften, en de acht van Nanda en de andere vooraanstaande metgezellen die de wacht houden [**] zijn de animâ en dergelijke [siddhi's] van de Heer Zijn kwaliteiten. (Vedabase)

 

Tekst 21

Vâsudeva, Sankarshana, Pradyumna en Aniruddha zijn, zoals u weet, de namen van de manifeste gedaanten [de vyûha-expansies] van de Oorspronkelijke Persoon Zelf, o brahmaan [S'aunaka].

Vâsudeva, Sankarshana, Pradyumna en Aniruddha zijn, zoals je weet, de namen van de manifeste gedaanten [de vyûha expansies] van de Oorspronkelijke Persoon Zelve, o brahmaan. (Vedabase)

 

Tekst 22

Bhagavân, de Allerhoogste Heer, kan worden besproken in termen van [de staten van bewustzijn betreffende] het gehele universum [vis'va], het gepassioneerde ego [taijasa], het individuele leren [prâjnã] en de transcendentie [turîya], die staan voor [respectievelijk Zijn] functies van [het alomtegenwoordige waarnemen van] de uiterlijke voorwerpen [zoals belichaamd door de expansie van Zijn geest Pradyumna], van de waarnemingszin zelf [van de kracht, door de expansie van Zijn ego Sankarshana], van degene die waarneemt [van de expansie van Zijn persoonlijke intelligentie Aniruddha], en van de spirituele zelfrealisatie [de bovenzinnelijke zaligheid van Hem, Vâsudeva].

Bhagavân wordt aan de hand van de functie van de uiterlijke voorwerpen [vis'va, Pradyumna], de lichaamskracht [taijasa, Sankarshana], het denken [prâjña, Aniruddha] en de spirituele realisatie [turiya, Vâsudeva] in dit verband begrepen in de termen van het waakbewustzijn, het dromen, de diepe slaap en de transcendentale positie [zie avasthâtraya]. (Vedabase)

 

Tekst 23

In Zijn vier persoonlijke gedaanten [Zijn expansies] handhaaft Bhaga-vân [Hij in het bezit van de volheden], de Heer en Beheerser, deze vier staten met Zijn grotere [armen; zoals in vers 14-15] en kleinere ledematen [Zijn toegevoegde leden, Zijn wachters], Zijn wapens en Zijn sierselen.

In Zijn vier persoonlijke gedaanten handhaaft Bhaga-vân [Hij in het bezit van de volheden], de Heer en Beheerser, deze vier staten met Zijn grotere [armen; zoals in vers 14-15] en kleinere ledematen [Zijn toegevoegde leden, Zijn wachters], wapens en sierselen. (Vedabase)

 

Tekst 24

O beste van de brahmanen, Hij alleen is de zelfverlichte bron van de Absolute Waarheid [de Veda's] die, volmaakt in Zijn eigen grootheid en volledigheid, middels Zijn eigen materiële energie dit universum schept, handhaaft en terugtrekt. In die hoedanigheid [als de uitvoerder van verschillende materiële functies] wordt Hij, die niet versluierd wordt in Zijn transcendentale bewustzijn, [soms] beschreven als zijnde materieel ontvouwd [als verdeeld]. [Maar] door hen die Hem zijn toegewijd kan Hij worden gerealiseerd als hun ene ware zelf, hun eigen Ziel.

O beste der tweemaal geborenen, Hij alleen is de zelfverlichte bron van de Ene Op Zichzelf Bestaande Geest die, volmaakt in Zijn eigen grootheid en volledigheid, middels Zijn eigen materiële energie dit universum schept, handhaaft en terugtrekt. In die hoedanigheid [als de uitvoerder van verschillende materiële functies] somtijds gezien alsof Hij - niet overdekt als Hij is in Zijn transcendentale bewustzijn - materieel verdeeld zou zijn, kan Hij door hen die Hem zijn toegewijd worden gerealiseerd als hun ene ware zelf, hun Ziel. (Vedabase)

 

Tekst 25

S'rî Krishna, vriend van Arjuna, leider van de Vrishni's, Vernietiger van de Opstandige Adellijke Geslachten wiens kunnen nimmer vergaat, o Govinda, bedevaartsoord wiens heerlijkheden, die het heil brengen door er enkel maar over te vernemen, worden bezongen door Vraja's koeherdersmannen en -vrouwen en zij die van hen afhankelijk zijn, alstUblieft bescherm Uw dienaren!

S'rî Krishna, o vriend van Arjuna, o leider van de Vrishni's, o Vernietiger van de Opstandige Adellijke Geslachten wiens kunnen nimmer vergaat, o Govinda, bedevaartsoord wiens heerlijkheden, die het heil brengen door enkel maar erover te vernemen, worden bezongen door Vraja's koeherdersmannen en -vrouwen en hun dienaren; alstUblieft bescherm Uw dienaren! (Vedabase)

 

Tekst 26

Een ieder die 's morgens vroeg opstaat en met zijn geest in Hem [in tat] verzonken mediterend deze kenmerken van de Allerhoogste Oorspronkelijke Persoon prevelt, komt tot de realisatie van de Absolute Waarheid aanwezig in zijn hart."

Een ieder die, bij het ochtendgloren opstaand, met zijn geest op God gericht voor zichzelf deze kenmerken van de Allerhoogste Oorspronkelijke Persoon bezingt [reciteert], komt tot de realisatie van de Absolute Waarheid die zich in het hart bevindt." (Vedabase)

 

Tekst 27-28

S'rî S'aunaka zei: "De grote wijze S'uka beschreef voor de luisterende koning Parîkchit ['de genade van Vishnu'] de zeven [paren van] begeleiders  van de  zonnegod die iedere maand een verschillende positie innemen. Spreek alstublieft voor ons zo trouw, over de namen en bewegingen van deze expansies van de Heer Zijn manifestatie als Sûrya, en de godheden die erbij betrokken zijn [zie ook 5.21: 18]."


S'rî S'aunaka zei: "Kan u aangaande de beschrijving van S'ukadeva Gosvâmî voor de aandachtige die de genade van Vishnu is [Parîkchit] betreffende de zonnegod zijn metgezellen die maand na maand zich ophouden in groepen van zeven, alstublieft aan ons, trouwe toehoorders, uitleggen wat de namen en handelingen zijn van hen die, betrokken bij zijn verschillende vormen van controle, de expansies van de Heer zijn in Zijn manifestatie als Sûrya [zie ook 5.21: 18]?" (Vedabase)


Tekst 29

Sûta zei: "Deze regulator van al de planeten [de zon] die in hun midden ronddraait [rondom de berg Meru, zie 5.22: 2] werd [door de Heer in de gedaante van de Tijd] geschapen uit de [proto]materiële oerenergie [pradhâna] van Vishnu, de Opperziel van alle belichaamde wezens.

Sûta zei: "Deze regulator van al de planeten [de zon] die in hun midden ronddraait [rondom de berg Meru, zie 5.22: 2] werd [door de heer in de gedaante van de Tijd] geschapen uit de zijn aanvang niet kennende materiële energie van Vishnu, de Opperziel van alle belichaamde wezens. (Vedabase)

 

Tekst 30

De zon als de enige echte [zoals de] Heer, de oorspronkelijke schepper en het zelf, van al de [planetaire] werelden, vormt de basis voor alle rituele activiteiten van de Veda's die door de wijzen verschillend worden omschreven.

De zon als de enige echte [gelijk de] Heer, de oorspronkelijke schepper en het zelf inderdaad van al de [planetaire] werelden, vormt de basis voor alle rituele activiteiten van de Veda's die door de wijzen verschillend worden beschreven. (Vedabase)

 

Tekst 31

O brahmaan, de materiële energie van de Heer wordt aldus in negenen beschreven: de tijd, de plaats, de onderneming, de uitvoerder, het instrument, het specifieke ritueel, de schrift, de hulpmiddelen en het resultaat  [vergelijk B.G. 18: 13-15].

De Heer in termen van de materiële energie wordt aldus verdeeld in negenen beschreven als de tijd, de plaats, de onderneming, de uitvoerder, het instrument, het specifieke ritueel, de schrift, de hulpmiddelen en het resultaat, o brahmaan [vergelijk B.G. 18: 13-15]. (Vedabase)

 

Tekst 32

De Opperheer is er, met het aannemen van de gedaante van de Tijd, voor de [regulatie van de] planetaire beweging overeenkomstig de regel van twaalf [maanden of mâsa's, zie ook B.G. 10: 21], beginnende met Madhu. In ieder van de twaalf beweegt Hij zich [als de begeleider van de zonnegod] verschillend met Zijn [zes] metgezellen [Hij als een bepaalde Deva met een zekere Apsara, Râkshasa, Nâga, Yaksha, wijze en Gandharva].

De Opperheer is er, met het [als de zonnegod] aannemen van de gedaante van de Tijd, voor de [regulatie van de] planeetbeweging overeenkomstig de regel van twaalf, beginnende met Madhu [in maanden of mâsa's, zie ook B.G. 10: 21], waarbij Hij Zich in ieder van de twaalf afzonderlijk beweegt met een ander stel [van zes] metgezellen [die naast de Deva bestaan uit een Apsara, een Râkshasa, een Nâga, een Yaksha, een wijze en een Gandharva]. (Vedabase)


Tekst 33

Dhâtâ [als de Sûrya Deva], Kritasthalî [als de Apsara], Heti [als de Râkshasa], Vâsuki [als de Nâga], Rathakrit [als de Yaksha], Pulastya [als de wijze] en Tumburu [als de Gandharva] zijn degenen die heersen over de maand Madhu [of Caitra bij de lente-equinox, maart/april].

Dhâtâ [als de Deva], Kritasthalî [als de Apsara], Heti [als de Râkshasa], Vâsuki [als de Nâga], Rathakrit [als de Yaksha], Pulastya [als de wijze] en Tumburu [als de Gandharva] zijn degenen die heersen over de maand Madhu [of Caitra bij de lente-equinox, maart/april]. (Vedabase)

 

Tekst 34

Aryamâ, Puñjikasthalî, Praheti, Kacchanîra, Athaujâ, Pulaha en Nârada zijn [op dezelfde manier zo respectievelijk] degenen die heersen over de maand Mâdhava [Vais'âkha, april/mei].

 Aryamâ, Puñjikasthalî, Praheti, Kacchanîra, Athaujâ, Pulaha en Nârada zijn [op dezelfde manier zo respectievelijk] degenen die heersen over de maand Mâdhava [Vais'âkha, april/mei]. (Vedabase)

 

Tekst 35

Mitra, Menakâ, Paurusheya, Takshaka, Rathasvana, Atri en Hâhâ zijn degenen die heersen over de maand S'ukra [Jyaisthha of Jeshthha, mei/juni].

Mitra, Menakâ, Paurusheya, Takshaka, Rathasvana, Atri en Hâhâ zijn degenen die heersen over de maand S'ukra [Jyaisthha or Jeshthha, mei/juni]. (Vedabase)

 

Tekst 36

Varuna, Rambhâ, Citrasvana, S'ukra, Sahajanya, Vasishthha en Hûhû zijn degenen die heersen over de maand S'uci [Âshâdha, juni/juli].

Varuna, Rambhâ, Citrasvana, S'ukra, Sahajanya, Vasishthha en Hûhû zijn degenen die heersen over de maand S'uci [Âshâdha, juni/juli]. (Vedabase)

 

Tekst 37

Indra, Pramlocâ, Varya, Elâpatra, S'rotâ, Angirâ en Vis'vâvasu zijn degenen die heersen over de maand Nabhas [S'râvana, juli/augustus].

Indra, Pramlocâ, Varya, Elâpatra, S'rotâ, Angirâ en Vis'vâvasu zijn degenen die heersen over de maand Nabhas [S'râvana, juli/augustus]. (Vedabase)

 

Tekst 38

Vivasvân, Anumlocâ, Vyâghra, S'ankhapâla, Âsârana, Bhrigu en Ugrasena zijn degenen die heersen over de maand Nabhasya [Bhâdrapada, augustus/september ***].

Vivasvân, Anumlocâ, Vyâghra, S'ankhapâla, Âsârana, Bhrigu en Ugrasena zijn degenen die heersen over de maand Nabhasya [Bhâdrapada, augustus/september ***]. (Vedabase)

 

Tekst 39

Pûshâ, Ghritâcî, Vâta, Dhanañjaya, Suruci, Gautama en Sushena zijn degenen die heersen over de maand Tapas [Mâgha, januari/februari].

Pûshâ, Ghritâcî, Vâta, Dhanañjaya, Suruci, Gautama en Sushena zijn degenen die heersen over de maand Tapas [Mâgha, januari/februari]. (Vedabase)

 

Tekst 40

Parjanya, Senajit, Varcâ, Airâvata, Ritu, Bharadvâja en Vis'va zijn degenen die heersen over de maand Tapasya [Phâlguna, februari/maart].

Parjanya, Senajit, Varcâ, Airâvata, Ritu, Bharadvâja en Vis'va zijn degenen die heersen over de maand Tapasya [Phâlguna, februari/maart]. (Vedabase)

 

Tekst 41

Ams'u, Urvas'î, Vidyucchatru, Mahâs'ankha, Târkshya, Kas'yapa en Ritasena zijn degenen die heersen over de maand Sahas [Mârgas'îrsha, november/december].

Ams'u, Urvas'î, Vidyucchatru, Mahâs'ankha, Târkshya, Kas'yapa en Ritasena zijn degenen die heersen over de maand Sahas [Mârgas'îrsha, november/december]. (Vedabase)

 

Tekst 42

Bhaga, Pûrvacitti, Sphûrja, Karkothaka, Ûrna, Âyu en Arishthanemi zijn degenen die heersen over de maand Pushya [Pausha, december/januari].

Bhaga, Pûrvacitti, Sphûrja, Karkothaka, Ûrna, Âyu en Arishthanemi zijn degenen die heersen over de maand Pushya [Pausha, december/januari]. (Vedabase)

 

Tekst 43

Tvashthâ, Tilottamâ, Brahmâpeta, Kambalâs'va, S'atajit, Jamadagni de zoon van Ricîka en Dhritarâshthra als de Gandharva zijn degenen die heersen over de maand Isha [Âs'vina, september/oktober].

Tvashthâ, Tilottamâ, Brahmâpeta, Kambalâs'va, S'atajit, Jamadagni de zoon van Ricîka en Dhritarâshthra als de Gandharva zijn degenen die heersen over de maand Isha [Âs'vina, september/oktober]. (Vedabase)

 

Tekst 44

En Vishnu, Rambhâ, Makhâpeta, As'vatara, Satyajit, Vis'vâmitra en Sûryavarcâ zijn degenen die heersen over de maand Ûrja [Kârttika, oktober/november].

En Vishnu, Rambhâ, Makhâpeta, As'vatara, Satyajit, Vis'vâmitra en Sûryavarcâ zijn degenen die heersen over de maand Ûrja [Kârttika, oktober/november]. (Vedabase)

 

Tekst 45

Al dezen [deze persoonlijkheden] vormen de heerlijkheden van Vishnu, de Allerhoogste Persoonlijkheid van God in de gedaante van de zonnegod; zij nemen van een ieder die dag na dag, 's morgens en 's avonds aan hen denkt, de terugslagen van de zonde weg.

Al dezen [deze persoonlijkheden] vormen de heerlijkheden van Vishnu, de Allerhoogste Persoonlijkheid van God in de gedaante van de zonnegod; zij nemen van hen die op de keerpunten van de dag aan hen terugdenken, de terugslagen van de zonde weg. (Vedabase)

 

Tekst 46

De Heer die zich [als de Deva] met zijn metgezellen aldus in alle richtingen door dit universum beweegt, verspreidt daarmee in ieder van de twaalf maanden een zuiver bewustzijn voor zijn bewoners in dit en een volgend leven.

Aldus met ieder van de twaalf maanden en zes typen van metgezellen zich door het universum bewegend, is de Deva, de godheid [van de zon], ter wille van haar bewoners, in het hier en het hiernamaals er zeker van het zuivere bewustzijn uit te dragen. (Vedabase)


Tekst 47-48

Terwijl de wijzen Hem verheerlijken met de Sâma-, Rig- en Yajurhymnen die Zijn identiteit openbaren, zingen de Gandharva's hardop over Hem, dansen de Apsara's recht voor Hem, maken de Nâga's de wagen klaar, spannen de Yaksha's de paarden in en duwen de sterke Râkshasa's hem vooruit.

Met de wijzen die Hem verheerlijken met de sâma-, rig- en yajur- hymnen welke Zijn identiteit openbaren, zingen de Gandharva's hardop over hem, dansen de Apsara's recht voor Hem, maken de Nâga's de wagen klaar, spannen de Yaksha's de paarden in en duwen de Râkshasa's hem vooruit. (Vedabase)

 

Tekst 49

Voor de wagen uit gaan de zestigduizend zuivere Vâlakhilya brahmaanse wijzen, van eerbetoon met gebeden voor de Almachtige [zie ook 4.1: 39].

Voor de wagen uit gaan de zestigduizend Vâlakhilya brahmaanse wijzen zuiver van lof met gebeden voor de Almachtige [zie ook 4.1: 39]. (Vedabase)

 

Tekst 50

De Ongeboren Heer Hari, de Hoogste Meester, Hij van alle vermogens die Zijn begin en einde niet kent, beschermt de werelden door zich aldus in iedere kalpa in [al deze] verschillende gedaanten uit te breiden."

De Ongeboren Heer Hari, de Hoogste Beheerser, Hij die Zijn Begin Niet Kennend Behept is met Alle Volheden, beschermt al de werelden door Zich aldus in iedere kalpa in verscheidene gedaanten uit te breiden." (Vedabase)


Drievoudige Veda: De Rig- Yajur- en SâmaVeda zijn de drie Veda's van de belangrijkste oorspronkelijke verdeling van de Vedische verzen die ook wel trayî vidyâ wordt genoemd. Ze gaan over het reciteren van hymnen (Rig), het uitvoeren van offers (Yajur) en het zingen van liederen (Sâma). De Atharva Veda is een latere toevoeging die handelt over de zogenaamde âtharvanas, de procedures voor het dagelijks leven.

*: Volgens de Skanda Purâna in de verzen beginnend met 'aparam tv aksharam yâ sâ' zijn er aldus drie onfeilbare energieën: de uitwendige materiële energie van mâyâ, het inwendig vermogen van Sr'î en de Allerhoogste energie van de Purusha, de Heer Zelf.  

**: De Padma Purâna (256.9-21) somt achttien bewakers of begeleiders van de Heer op: Nanda, Sunanda, Jaya, Vijaya, Canda, Pracanda, Bhadra, Subhadra, Dhâtâ, Vidhâtâ, Kumuda, Kumudâksha, Pundarîksha, Vâmana, S'ankukarna, Sarvanetra, Sumukha en Supratishthhita.  

***: Vanaf dit punt is gebroken met de reguliere orde van de maanden. De verschillende vertalers zijn het niet eens over de oorzaak van deze volgorde en sommigen hebben het voorstel gedaan om de volgorde van de verzen aan te passen om dit recht te zetten.

 

 

 

 

Creative
                        Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
De eerste afbeelding stelt de universele gedaante van Krishna voor zoals Hij die toonde aan Arjuna
,
de tweede afbeelding is een impressie van de kunstenaar die Krishna
laat zien als het licht in het hart van heel moeder natuur.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd  


 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties