regelbalk


 

 

Canto 12

Prabhupâda Pranâti

 


Hoofdstuk 2: Hoop en Wanhoop in het Tijdperk van de Redetwist

(1) S'rî S'uka zei: 'En dan, o Koning, zullen onder de sterke invloed van de tijd [van Kali-yuga] religiositeit, waarheidliefde, reinheid tolerantie en genade, alsook de levenskwaliteit, de lichaamskracht en het geheugen, dag na dag afnemen [zie ook 1.16]. (2) Onder de mensen in het Kalitijdperk zal weelde alles zijn wat men bereikt met een goede geboorte, goed gedrag en goede kwaliteiten, terwijl materiële macht de enige factor zal zijn die bepaalt wat rechtvaardig en redelijk is. (3) Relaties tussen mannen en vrouwen zullen gebaseerd zijn op zinsgenoegen, zakelijk zal misleiding de boventoon voeren, mannelijkheid en vrouwelijkheid zijn er voor de seksuele aantrekking, en een heilige draad is genoeg om voor geleerd door te gaan. (4) Iemands geestelijke positie en ontwikkeling in dat opzicht zullen enkel worden beoordeeld aan de hand van uiterlijke kenmerken, men wordt betwijfeld als men niet bemiddeld is en geleerdheid zal bestaan uit gegoochel met woorden. (5) Armoede zal eenvoudigweg als een gebrek aan deugd worden gezien, terwijl hypocrisie en misleiding de standaard vormen voor wat zou deugen. Mondelinge overeenkomst volstaat voor een huwelijk en een bad nemen is genoeg om aan de dag te beginnen. (6) Een heilige plaats is niets meer dan een waterbekken ergens ver weg, schoonheid hangt af van je kapsel, het doel van het leven bestaat eruit je maag te vullen, brutaliteit gaat door voor eerlijkheid, als men een gezin kan onderhouden is men een deskundige, en religieuze beginselen worden nageleefd ter wille van een goede naam. (7) Met de aarde vol van burgers die aldus zijn gecorrumpeerd, zal een ieder die de sterkste is onder de intellectuelen, bestuurders, kooplieden en werkende klasse, tot koning [of president] worden uitgeroepen. (8) De burgers, wiens vrouwen en eigendommen worden weggestolen door een genadeloze, hebzuchtige heersende klasse zich gedragend als een stel ordinaire dieven, zullen de bergen en de wouden in vluchten. (9) Geplaagd door droogten, hongersnoden en belastingen, raken ze geruïneerd en houden ze zich in leven met bladeren, wortelen, vlees, honing, vruchten, bloemen en zaden [zie ook 1.16: 20, 4.20: 14, 4.21: 24, B.G. 3: 14]. (10) In grote moeilijkheden door koude, wind, hitte, regen en sneeuw, alsook door ruzies, honger, dorst en ziekten, gaan ze gebukt onder veel leed en zorgen. (11) In Kali-yuga kunnen mensen niet langer dan vijftig jaar een fatsoenlijk [gezins]leven leiden. (12-16) Als de lichamen van alle levende wezens door de besmetting van Kali-yuga in verval verkeren, het plichtsbesef van de leden van alle statusoriëntaties is verloren gegaan, als de Vedische weg voor alle mensen is veranderd in een overwegend atheïstische plichtsopvatting, als de koningen [dan wel bestuurders] hoofdzakelijk uit dieven bestaan en de mensen van verschillende beroepen misdadig, leugenachtig en van onnodig geweld zijn [m.n. jegens dieren], als de maatschappelijke klassen vrijwel allemaal op betaalde arbeid gericht zijn, de koeien niet meer waard zijn dan geiten, de geestelijke toevluchtsoorden nauwelijks verschillen van materialistische huishoudens, de familiebanden niet verder reiken dan de banden van het huwelijk, als de planten en kruiden overwegend klein van formaat zijn, en alle bomen als s'amî-bomen zijn, als het altijd bliksemt in de wolken en in de huizen de eenzaamheid regeert [het onpersoonlijke en de filosofie van de leegte, zie Pranâti], als Kali-yuga op zijn einde loopt en de mensen zich als ezels gedragen, zal de Opperheer nederdalen in de geaardheid van zuivere goedheid om het dharma veilig te stellen.

(17) De geestelijk leraar van al de bewegende en de niet bewegende levende wezens, Heer Vishnu, de Hoogste Persoonlijkheid en Heerser over Allen, neemt Zijn geboorte voor de bescherming van de religie en om een einde te maken aan het karma van de deugdzame zielen. (18) In de plaats S'ambhala zal Heer Kalki verschijnen in het huis van de grote ziel, de eminente brahmaan Vishnuyas'â ['de glorie van Vishnu']. (19-20) Zijn snelle paard Devadatta bestijgend, zal de Heer van het Universum uitgerust met Zijn zwaard, bovenzinnelijke eigenschappen en acht mystieke volheden [siddhi's], de onverlaten onderwerpen. In grote vaart over de aarde rondbewegend op zijn paard zal Hij, ongeëvenaard in Zijn schittering, de dieven die zich uitdossen als koningen neersabelen. (21) Als de rovers zijn gedood, zullen de geesten van al de stedelingen en plattelanders ophelderen die in aanraking zijn gekomen met de bries die de hoogst gewijde geur meevoert van het [met sandelhoutpasta] opgesierde lichaam van Heer Vâsudeva. (22) Als Vâsudeva, de Allerhoogste Heer, Zich in de bovenzinnelijke gedaante van Zijn goedheid in hun harten bevindt, zal de productie van nageslacht overvloedig zijn. (23) Nadat de Allerhoogste Heer Kalki, de Heer en Meester van het Dharma, is geïncarneerd zal Satya-yuga zijn aanvang nemen en nageslacht in de geaardheid goedheid worden voortgebracht [zie yuga]. (24) Op het moment dat de zon en de maan samen met Jupiter [Bhrihaspatî] in hetzelfde sterrenteken [Karkatha ofwel Kreeft] in het maanhuis Tishyâ komen te staan [d.w.z. Pushyâ, 3° 20´ tot 16° 40´, zie zodiak], zal [Krita- of] Satya-yuga beginnen.

(25) Ik heb kort al de verleden, huidige en toekomstige koningen beschreven behorend tot de dynastieën van de zon en de maan [zie ook vams'a]. (26) Van de geboorte van uw goede zelf tot aan de kroning van koning Nanda [zie 12.1: 12] zullen elfhonderdvijftig jaren verstrijken [*]. (27-28) Op de [noordwest] lijn tussen de twee sterren  [Pulaha en Kratu] die men als eerste ziet rijzen in het sterrenbeeld van de zeven wijzen [Ursa Major, de Grote Beer], ziet men in de nachtelijke hemel hun [heersende] maanhuis. De wijzen [de sterren] in dat maanhuis zullen er voor een honderdtal menselijke jaren mee verbonden blijven. Nu, in uw tijd, bevinden ze zich in de nakshatra genaamd Maghâ. (29) Toen Vishnu de Opperheer, de zon die bekend staat als Krishna, weer terugkeerde naar de hemel, ging deze wereld het Kalitijdperk binnen waarin de mensen behagen scheppen in zonde. (30) Zolang Hij, de Echtgenoot van Ramâ, de aarde beroerde met Zijn lotusvoeten, kon Kali zich niet op aarde doen gelden. (31) Kali-yuga begint op het tijdstip dat [het sterrenbeeld van] de zeven goddelijke wijzen Maghâ ingaan [ingaat]. Dat tijdperk beslaat twaalfhonderd [goden-]jaren [ofwel 432.000 menselijke jaren, zie ook kâla]. (32) Als de zeven wijzen van Maghâ doorlopen naar het maanhuis Pûrvâsâdhâ, zal dit Kalitijdperk zijn volle wasdom bereiken beginnend met de tijd van koning [Mahâpadma] Nanda en zijn nageslacht. (33) De geschiedkundigen zeggen dat het Kalitijdperk begon op dezelfde dag dat S'rî Krishna naar de geestelijke wereld vertrok. (34) Aan het einde van de duizend hemelse jaren van het vierde [Kali]tijdperk, zal Satya-yuga weer opnieuw beginnen, de tijd dat de geesten van de mensen zelfverlicht zullen zijn.

(35) Aldus werd deze dynastie van [Vaivasvata] Manu opgesomd zoals die bekend is op aarde. De posities van de geleerden, de handelaren en de arbeiders in ieder tijdperk kunnen op dezelfde manier worden begrepen. (36) Van deze persoonlijkheden, deze grote zielen, herinnert men zich alleen maar hun namen; alles wat er van hun roem overblijft op deze aarde zijn hun verhalen. (37) Devâpi, de broer van S'ântanu [9.22: 12-17] en Maru [9.12: 5-6] geboren in de Ikshvâku dynastie, zijn begiftigd met grote mystieke macht en leven beide [vandaag nog] in Kalâpa. (38) Aan het einde van het Kalitijdperk zullen ze terugkeren naar de menselijke samenleving en het varnâs'rama-dharma uitdragen zoals dat vroeger was, zich baserend op de instructies die ze ontvingen van Vâsudeva [Krishna]. (39) De vier tijdperken van Krita [Satya], Tretâ, Dvâpara en Kali die de levende wezens in deze wereld doorlopen, herhalen zich telkens weer opnieuw in deze volgorde [zie ook mahâyuga]. (40) O Koning, deze koningen, deze goden onder de mensen en de anderen die ik beschreef, die op aarde verschijnend hun bezitsdrang uitoefenen, moeten uiteindelijk allemaal deze wereld opgeven en hun ondergang onder ogen zien. (41) Ook al draagt iemands lichaam de naam van koning is het niettemin voorbestemd te worden gekend als ontlasting, wormen of as. Ter wille van dat lichaam stond hij andere levende wezens naar het leven en eindigt hij daarom in de hel. Wat weet zo iemand nu van zijn eigenbelang [vergelijk 6.18: 25, 7.15: 37, 10.10: 10, 10.51: 50]? (42) [Een koning kan denken:] 'Hoe kan deze zelfde wereld zoals beheerst door mijn voorgangers en nu onder mijn controle, in handen blijven van mijn zoon, kleinzoon en andere nakomelingen?' (43) Als men dit lichaam dat bestaat uit aarde, water en vuur aanvaardt met een idee van 'ik' en als men tegen deze aarde 'mijn' zegt, schiet men tekort in intelligentie, want uiteindelijk moet men met het bereiken van zijn eigen afwezigheid zowel dit lichaam als deze aarde opgeven [zie ook 4.9: 34-35]. (44) O Koning, van alles wat koningen met hun macht ook genieten in de wereld laat de Tijd niets meer over dan wat verslagen en verhalen [vergelijk met 2.9: 33, 5.19: 28, 11.19: 16, 11.28: 21].'

 

 next                           

 
 

Derde herziene editie, geladen 22 september, 2022.

 

 

 

 

Voorgaande Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'rî S'uka zei: 'En dan, o Koning, zullen onder de sterke invloed van de tijd [van Kali-yuga] religiositeit, waarheidliefde, reinheid tolerantie en genade, alsook de levenskwaliteit, de lichaamskracht en het geheugen, dag na dag afnemen [zie ook 1.16].
S'rî S'uka zei: 'En dan, o Koning, zal dag na dag onder de sterke invloed van de tijd [van Kali-yuga] de religiositeit, waarheidsliefde, reinheid, tolerantie en de genade zowel als de levensduur, de kracht en het geheugen een neergang ondergaan [zie ook 1.16]. (Vedabase)

 

Tekst 2

Onder de mensen in het Kalitijdperk zal weelde alles zijn wat men bereikt met een goede geboorte, goed gedrag en goede kwaliteiten, terwijl materiële macht de enige factor zal zijn die bepaalt wat rechtvaardig en redelijk is.

In het Kali-tijdperk zal onder de mensen enkel rijkdom gelden als een teken van een goede geboorte, goed gedrag en goede kwaliteiten en zal materiële macht het enige criterium vormen om te bepalen wat gerecht en goed zou zijn. (Vedabase)

  

Tekst 3

Relaties tussen mannen en vrouwen zullen gebaseerd zijn op zinsgenoegen, zakelijk zal misleiding de boventoon voeren, mannelijkheid en vrouwelijkheid zijn er voor de seksuele aantrekking, en een heilige draad is genoeg om voor geleerd door te gaan.

Huwelijksbanden zullen gebaseerd zijn op uiterlijke aantrekkingskracht, in zaken zal misleiding de dienst uitmaken, of men als mannelijk of vrouwlijk wordt beschouwd zal afhangen van iemands seksualiteit en een heilige draad is al voldoende om voor geschoold door te gaan. (Vedabase)

  

 Tekst 4

Iemands geestelijke positie en ontwikkeling in dat opzicht zullen enkel worden beoordeeld aan de hand van uiterlijke kenmerken, men wordt betwijfeld als men niet bemiddeld is en geleerdheid zal bestaan uit gegoochel met woorden.

Een uiterlijk kenteken zal volstaan om vast te stellen wat iemands geestelijke status is en zal ook als afdoende gelden als men van overtuiging verandert, als men niet zo veel geld verdient verliest men zijn geloofwaardigheid en met wat gegoochel met woorden gaat men al door voor een geleerde. (Vedabase)

 

 Tekst 5

Armoede zal eenvoudigweg als een gebrek aan deugd worden gezien, terwijl hypocrisie en misleiding de standaard vormen voor wat zou deugen. Mondelinge overeenkomst volstaat voor een huwelijk en een bad nemen is genoeg om aan de dag te beginnen.

Armoede ziet men als iets onheiligs en hypocrisie houdt men voor een deugd; een belofte wordt voldoende geacht om getrouwd te zijn [om seks voor het huwelijk te hebben] en een bad nemen [zonder enige andere ochtendroutine] volstaat om voor de dag te verschijnen. (Vedabase)

 

Tekst 6

Een heilige plaats is niets meer dan een waterbekken ergens ver weg, schoonheid hangt af van je kapsel, het doel van het leven bestaat eruit je maag te vullen, brutaliteit gaat door voor eerlijkheid, als men een gezin kan onderhouden is men een deskundige, en religieuze beginselen worden nageleefd ter wille van een goede naam.

Een waterbekken ergens ver weg ziet men aan voor een heilige plaats, schoonheid hangt af van je kapsel, het doel van het leven bestaat eruit je maag te vullen, brutaliteit gaat door voor eerlijkheid, in staat een gezin te onderhouden is men een deskundige en men doet aan religieuze erediensten ter wille van een goede naam. (Vedabase)

 

Tekst 7

Met de aarde vol van burgers die aldus zijn gecorrumpeerd, zal een ieder die de sterkste is onder de intellectuelen, bestuurders, kooplieden en werkende klasse, tot koning [of president] worden uitgeroepen.

Met de aarde overbevolkt met een bevolking die aldus is gecorrumpeerd, zal ongeacht wie er ook maar onder de intellectuelen, de kooplieden of de heersende dan wel werkende klasse de sterkste is, die persoon de baas mogen spelen. (Vedabase)

 

 Tekst 8

De burgers, wiens vrouwen en eigendommen worden weggestolen door een genadeloze, hebzuchtige heersende klasse zich gedragend als een stel ordinaire dieven, zullen de bergen en de wouden in vluchten.

De burgers waarvan de echtgenotes en eigendommen worden weggekaapt door een genadeloze en begeertige heersende klasse die zich gedraagt als een stel ordinaire dieven, zullen hun toevlucht zoeken in de bergen en de wouden. (Vedabase)

  

 Tekst 9

Geplaagd door droogten, hongersnoden en belastingen, raken ze geruïneerd en houden ze zich in leven met bladeren, wortelen, vlees, honing, vruchten, bloemen en zaden [zie ook 1.16: 20, 4.20: 14, 4.21: 24, B.G. 3: 14].

Overgaand tot het consumeren van groenten, wortelen, vlees, honing, vruchten, bloemen, en zaden zijn ze geruïneerd, gebukt gaande onder droogte en gekweld door hongersnoden en belastingen [zie ook 1.16: 20, 4.20: 14, 4.21: 24, B.G. 3: 14]. (Vedabase)

 

Tekst 10

In grote moeilijkheden door koude, wind, hitte, regen en sneeuw, alsook door ruzies, honger, dorst en ziekten, gaan ze gebukt onder veel leed en zorgen.

Door koude, wind, hitte, regen en sneeuw geplaagd, zowel als door honger, dorst en ziekten, gaan ze als gevolg daarvan gebukt onder grote zorgen. (Vedabase)

 

Tekst 11

In Kali-yuga kunnen mensen niet langer dan vijftig jaar een fatsoenlijk [gezins]leven leiden.

De maximum levensduur voor menselijke wezens in Kali-yuga zal vijftig jaar bedragen.  (Vedabase)

 

Tekst 12-16

Als de lichamen van alle levende wezens door de besmetting van Kali-yuga in verval verkeren, het plichtsbesef van de leden van alle statusoriëntaties is verloren gegaan, als de Vedische weg voor alle mensen is veranderd in een overwegend atheïstische plichtsopvatting, als de koningen [dan wel bestuurders] hoofdzakelijk uit dieven bestaan en de mensen van verschillende beroepen misdadig, leugenachtig en van onnodig geweld zijn [m.n. jegens dieren], als de maatschappelijke klassen vrijwel allemaal op betaalde arbeid gericht zijn, de koeien niet meer waard zijn dan geiten, de geestelijke toevluchtsoorden nauwelijks verschillen van materialistische huishoudens, de familiebanden niet verder reiken dan de banden van het huwelijk, als de planten en kruiden overwegend klein van formaat zijn, en alle bomen als s'amî-bomen zijn, als het altijd bliksemt in de wolken en in de huizen de eenzaamheid regeert [het onpersoonlijke en de filosofie van de leegte, zie Pranâti], als Kali-yuga op zijn einde loopt en de mensen zich als ezels gedragen, zal de Opperheer nederdalen in de geaardheid van zuivere goedheid om het dharma veilig te stellen.

Als de lichamen van alle levende wezens door de besmetting van Kali-yuga in verval verkeren, het plichtsbesef van al de leden van de statusoriëntaties is verloren gegaan, als de vedische weg die er voor alle mensen is veranderd is in een atheïstische plichtsopvatting, als de koningen hoofdzakelijk optreden als rovers en de mensen in hun verschillende beroepen in werkelijkheid allen leugenachtige bandieten zijn van een betekenisloos afslachten, als de klassen overwegend gericht zijn op het verrichten van [betaalde] arbeid, de koeien niet meer waard zijn dan geiten, de geestelijke toevluchtsoorden net als materialistische huishoudens zijn, de familiebanden niet verder reiken dan de banden van het huwelijk, als de planten en kruiden qua formaat zijn geslonken en alle bomen als s'amî-bomen zijn, als het altijd bliksemt in de wolken en in de huizen de eenzaamheid regeert [het onpersoonlijke en de filosofie van de leegte, zie Pranâti], als Kali-yuga op zijn einde loopt en de mensen als ezels zijn geworden, zal op dat moment de Opperheer nederdalen in de geaardheid der zuivere goedheid om het dharma veilig te stellen. (Vedabase)

 

Tekst 17

De geestelijk leraar van al de bewegende en de niet bewegende levende wezens, Heer Vishnu, de Hoogste Persoonlijkheid en Heerser over Allen, neemt Zijn geboorte voor de bescherming van de religie en om een einde te maken aan het karma van de deugdzame zielen.

De geestelijk leraar van al de bewegende en de niet bewegende wezens, Heer Vishnu, de Beheerser van Allen, zal voor de bescherming van de religie en zij die zuivering vonden een einde maken aan de vruchtdragende handelingen en het [bij herhaling] geboren zijn. (Vedabase)

 

Tekst 18

In de plaats S'ambhala zal Heer Kalki verschijnen in het huis van de grote ziel, de eminente brahmaan Vishnuyas'â ['de glorie van Vishnu'].

In de plaats S'ambhala zal Heer Kalki verschijnen in het huis van de grote ziel, de brahmaan Vishnuyas'â ['de glorie van Vishnu']. (Vedabase)

 

Tekst 19-20

Zijn snelle paard Devadatta bestijgend, zal de Heer van het Universum uitgerust met Zijn zwaard, bovenzinnelijke eigenschappen en acht mystieke volheden [siddhi's], de onverlaten onderwerpen. In grote vaart over de aarde rondbewegend op zijn paard zal Hij, ongeëvenaard in Zijn schittering, de dieven die zich uitdossen als koningen neersabelen.

Zijn snelle paard Devadatta bestijgend, zal de Heer van het Universum toegerust met Zijn zwaard, bovenzinnelijke eigenschappen en de acht mystieke volheden [siddhi's], zij die zich afkeerden van het heilige onderwerpen. Met Zijn paard gezwind over de aarde rondbewegend zal Hij, ongeëvenaard in Zijn schittering, de dieven vermomd in de uitdossing van koningen neersabelen. (Vedabase)

    

Tekst 21

Als de rovers zijn gedood, zullen de geesten van al de stedelingen en plattelanders ophelderen die in aanraking zijn gekomen met de bries die de hoogst gewijde geur meevoert van het [met sandelhoutpasta] opgesierde lichaam van Heer Vâsudeva.

Als de rovers zijn gedood, zullen de geesten van al de stedelingen en plattelanders ophelderen in aanraking gekomen zijnde met de bries die de hoogst gewijde geur meevoert van het [met sandelhoutpasta] opgesierde lichaam van Heer Vâsudeva. (Vedabase)

 

Tekst 22

Als Vâsudeva, de Allerhoogste Heer, Zich in de bovenzinnelijke gedaante van Zijn goedheid in hun harten bevindt, zal de productie van nageslacht overvloedig zijn.

Als Vâsudeva, de Allerhoogste Heer, Zich in Zijn bovenzinnelijke gedaante van de goedheid in hun harten bevindt, zal de cultuur van hun nageslacht bloeien als nooit tevoren. (Vedabase)

 

 Tekst 23

Nadat de Allerhoogste Heer Kalki, de Heer en Meester van het Dharma, is geïncarneerd zal Satya-yuga zijn aanvang nemen en nageslacht in de geaardheid goedheid worden voortgebracht [zie yuga].

Als de Allerhoogste Heer Kalki, de Heer en Meester van het Dharma, incarneert, zal Satya-yuga en het voortbrengen van nageslacht in de geaardheid goedheid zijn aanvang nemen [zie yuga]. (Vedabase)

 

Tekst 24

Op het moment dat de zon en de maan samen met Jupiter [Bhrihaspatî] in hetzelfde sterrenteken [Karkatha ofwel Kreeft] in het maanhuis Tishyâ komen te staan [d.w.z. Pushyâ, 3° 20´ tot 16° 40´, zie zodiak], zal Krita- of Satya-yuga beginnen.

Als de maan en de zon tegelijkertijd met Jupiter [Bhrihaspatî] in hetzelfde sterrenteken [Karkatha ofwel Kreeft] het maanhuis Tishyâ ingaan [d.w.z. Pushyâ, 3° 20´ tot 16° 40´ zie zodiak], zal op dat moment Krita- of Satya-yuga beginnen. (Vedabase)

 

Tekst 25

Ik heb kort al de verleden, huidige en toekomstige koningen beschreven behorend tot de dynastieën van de zon en de maan [zie ook vams'a].

Aldus heb ik in het kort al de koningen van het verleden, het heden en de toekomst beschreven die behoren tot de dynastieën van de zon en de maan [zie ook vams'a].  (Vedabase)

 

Tekst 26

Van de geboorte van uw goede zelf tot aan de kroning van koning Nanda [zie 12.1: 12] zullen elfhonderdvijftig jaren verstrijken [*].

Van de geboorte van uw goede zelf af aan tot aan de kroning van koning Nanda [zie 12.1: 12] zullen elfhonderdvijftig jaren verstrijken (*). (Vedabase)

 

Tekst 27-28

Op de [noordwest] lijn tussen de twee sterren  [Pulaha en Kratu] die men als eerste ziet rijzen in het sterrenbeeld van de zeven wijzen [Ursa Major, de Grote Beer], ziet men in de nachtelijke hemel hun [heersende] maanhuis. De wijzen [de sterren] in dat maanhuis zullen er voor een honderdtal menselijke jaren mee verbonden blijven. Nu, in uw tijd, bevinden ze zich in de nakshatra genaamd Maghâ.

Als het sterrenbeeld der zeven wijzen (Ursa Major, de Grote Beer) rijst worden de eerste twee van hen (Pulaha en Kratu) in de hemel waargenomen; tussen hen in op dezelfde lijn [noordwest] in de nachtelijke hemel wordt hun [heersende] maanhuis gezien. De wijzen [de sterren] ermee verbonden blijven in dat maanhuis voor een honderdtal menselijke jaren. Nu, in uw tijd, bevinden de tweemaal geborenen zich in de nakshatra genaamd Maghâ. (Vedabase)

 

Tekst 29

Toen Vishnu de Opperheer, de zon die bekend staat als Krishna, weer terugkeerde naar de hemel, ging deze wereld het Kalitijdperk binnen waarin de mensen behagen scheppen in zonde.

Toen Vishnu, de Opperheer, de zon die bekend staat als Krishna weer terugkeerde naar de hemel, ging deze wereld het Kali-tijdperk binnen waarin de mensen zich verheugen in de zonde. (Vedabase)

 

Tekst 30

Zolang Hij, de Echtgenoot van Ramâ, de aarde beroerde met Zijn lotusvoeten, kon Kali zich niet op aarde doen gelden.

Zolang als Hij, de Echtgenoot van Ramâ, de aarde beroerde met Zijn lotusvoeten, was Kali niet werkelijk in staat haar in bezit te nemen. (Vedabase)

 

Tekst 31

Kali-yuga begint op het tijdstip dat [het sterrenbeeld van] de zeven goddelijke wijzen Maghâ ingaan [ingaat]. Dat tijdperk beslaat twaalfhonderd [goden-]jaren [ofwel 432.000 menselijke jaren, zie ook kâla].

Het tijdstip waarop [het sterrenbeeld van] de zeven wijzen onder de goden Maghâ ingaan [ingaat] is de tijd dat Kali-yuga begint. Dat tijdperk beslaat twaalfhonderd [goden-] jaren [of 432.000 menselijke jaren, zie ook kâla]. (Vedabase)

 

Tekst 32

Als de zeven wijzen van Maghâ doorlopen naar het maanhuis Pûrvâsâdhâ, zal dit Kalitijdperk zijn volle wasdom bereiken beginnend met de tijd van koning [Mahâpadma] Nanda en zijn nageslacht.

Als de zeven wijzen van Maghâ doorlopen naar het maanhuis Pûrvâsâdhâ, zal vanaf de tijd van [Mahâpadma] Nanda en zijn nageslacht, dit Kali-tijdperk zijn volle wasdom bereiken. (Vedabase)

 

Tekst 33

De geschiedkundigen zeggen dat het Kalitijdperk begon op dezelfde dag dat S'rî Krishna naar de geestelijke wereld vertrok.

De geschiedkundigen zeggen dat de dag dat S'rî Krishna vertrok naar het hemelrijk het Kali-tijdperk zijn aanvang nam. (Vedabase)

 

Tekst 34

Aan het einde van de duizend hemelse jaren van het vierde [Kali]tijdperk, zal Satya-yuga weer opnieuw beginnen, de tijd dat de geesten van de mensen zelfverlicht zullen zijn.

Aan het einde van de duizend hemelse jaren van het vierde [Kali-]tijdperk, zal Krita-yuga weer opnieuw beginnen, de tijd dat de geesten van de mensen zelfverlicht zullen zijn. (Vedabase)

 

Tekst 35

Adus werd deze dynastie van [Vaivasvata] Manu opgesomd zoals die bekend is op aarde. De posities van de geleerden, de handelaren en de arbeiders in ieder tijdperk kunnen op dezelfde manier worden begrepen.

Alzo werd deze dynastie van [Vaivasvata] Manu opgesomd zoals die nederdaalde op aarde; ook de posities van tijdperk tot tijdperk van de geschoolden, de handelaren en de arbeiders kunnen op dezelfde manier begrepen worden. (Vedabase)

 

Tekst 36

Van deze persoonlijkheden, deze grote zielen, herinnert men zich alleen maar hun namen; alles wat er van hun roem overblijft op deze aarde zijn hun verhalen.

Van deze persoonlijkheden, deze grote zielen, herinnert men zich alleen maar hun namen; alles wat er van hun roem overblijft op deze aarde zijn hun verhalen. (Vedabase)

 

Tekst 37

Devâpi, de broer van S'ântanu [9.22: 12-17] en Maru [9.12: 5-6] geboren in de Ikshvâku dynastie, zijn begiftigd met grote mystieke macht en leven beide [vandaag nog] in Kalâpa.

Devâpi, de broer van S'ântanu [9.22: 12-17] en Maru [9.12: 5-6] geboren in de Ikshvâku dynastie, leven beide in Kalâpa, toegerust met grote mystieke macht. (Vedabase)

 

Tekst 38

Aan het einde van het Kalitijdperk zullen ze terugkeren naar de menselijke samenleving en het varnâs'rama-dharma uitdragen zoals dat vroeger was, zich baserend op de instructies die ze ontvingen van Vâsudeva [Krishna].

Zij zullen aan het einde van het Kali-tijdperk terugkeren naar de menselijke samenleving en, uitgaand van de instructies die ze ontvingen van Vâsudeva, als voorheen het varnâs'rama-dharma uitdragen. (Vedabase)

 

Tekst 39

De vier tijdperken van Krita [Satya], Tretâ, Dvâpara en Kali die de levende wezens in deze wereld doorlopen, herhalen zich telkens weer opnieuw in deze volgorde [zie ook mahâyuga].

De vier tijdperken van Krita, Tretâ, Dvâpara en Kali die de levende wezens in deze wereld doorlopen herhalen zich telkens weer opnieuw in dezelfde volgorde [zie ook mahâyuga]. (Vedabase)

 

Tekst 40

O Koning, deze koningen, deze goden onder de mensen en de anderen die ik beschreef, die op aarde verschijnend hun bezitsdrang uitoefenen, moeten uiteindelijk allemaal deze wereld opgeven en hun ondergang onder ogen zien.

O Koning, deze koningen, deze goden onder de mensen en de anderen die ik beschreef die op aarde hun bezitsdrang komen uitleven, moeten uiteindelijk allemaal deze wereld opgeven en hun ondergang onder ogen zien. (Vedabase)

 

Tekst 41

Ook al draagt iemands lichaam de naam van koning is het niettemin voorbestemd te worden gekend als ontlasting, wormen of as. Ter wille van dat lichaam stond hij andere levende wezens naar het leven en eindigt hij daarom in de hel. Wat weet zo iemand nu van zijn eigenbelang [vergelijk 6.18: 25, 7.15: 37, 10.10: 10, 10.51: 50]?

Ookal draagt iemands lichaam de naam van koning is het niettemin voorbestemd te eindigen als ontlasting, voer voor de wormen of tot as te vergaan. Ter wille van dat lichaam stond hij andere levende wezens naar het leven en eindigt hij om die reden in de hel. Hoe kan men van zo iemand nu zeggen dat hij weet heeft van wat goed voor hem is [vergelijk 6.18: 35, 7.15: 37, 10.10: 10, 10.51: 50]? (Vedabase)

 

Tekst 42

[Een koning kan denken:] 'Hoe kan deze zelfde wereld zoals beheerst door mijn voorgangers en nu onder mijn controle, in handen blijven van mijn zoon, kleinzoon en andere nakomelingen?'

[Zo'n koning denkt:] 'Deze wereld behoorde in zijn geheel toe aan mijn voorgangers en staat nu onder mijn gezag. Hoe speel ik het klaar dat dat gezag overgaat in handen van mijn zoon, kleinzoon en andere nakomelingen?' (Vedabase)

 

Tekst 43

Als men dit lichaam dat bestaat uit aarde, water en vuur aanvaardt met een idee van 'ik' en als men tegen deze aarde 'mijn' zegt, schiet men tekort in intelligentie, want uiteindelijk moet men met het bereiken van zijn eigen afwezigheid zowel dit lichaam als deze aarde opgeven [zie ook 4.9: 34-35].

Als men dit lichaam dat bestaat uit aarde, water en vuur aanvaardt met een idee van 'ik' en als men 'mijn' zegt tegen deze aarde, schiet men tekort in intelligentie, want uiteindelijk moet men met het bereiken van zijn eigen afwezigheid dit lichaam zowel als deze aarde opgeven [zie ook 4.9: 34-35]. (Vedabase)

 

Tekst 44

O Koning, van alles wat koningen met hun macht ook genieten in de wereld, laat de Tijd niets meer over dan wat verslagen en verhalen [vergelijk met 2.9: 33, 5.19: 28, 11.19: 16, 11.28: 21].'

De Tijd laat van alles wat koningen met hun macht ook mogen genieten in de wereld niets meer over dan wat verslagen en verhalen [vergelijk met 2.9: 33, 5.19: 28, 11.19: 16, 11.28: 21].' (Vedabase)

 

*: Uit deze uitspraak kan worden afgeleid dat de Candragupta die na Nanda door Cânakya op de troon werd gezet een andere Candragupta moet zijn geweest dan degene waarvan beweerd wordt dat hij 1500 jaar later Alexander de Grote versloeg in de vierde eeuw voor Chr. De paramparâ voegt hier wat betreft de discrepantie van zo'n drie eeuwen verder nog aan toe: 'Hoewel S'ukadeva Gosvâmî voorheen ongeveer vijftienhonderd jaar aan koninklijke dynastieën heeft beschreven, wordt begrepen dat er sprake is van enige overlapping tussen de koningen onderling.'

 

 

 

 

Creative
                        Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
De afbeelding van de avatar Kalki is een detail van een rol-schilderij genaamd 'Dasavatar'
Andhra Pradesh, 19e eeuw. India. Bron: V&A museum (
Wikimedia)
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd.  


 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties