regelbalk




 

Canto 2

Nrisimha Pranâma

 

   

Hoofdstuk 6: De Lofzang op de Oorspronkelijke Persoon Bevestigd

(1) De Schepper zei: 'De mond [van de Oorsponkelijke Persoon] zoals gevormd door het vuur vormt de oorsprong van de stem. De zeven bestanddelen [van Zijn lichaam: huid, vlees, zenuw, merg, been, bloed en vet] vormen het veld waar de Vedische hymnen worden ontwikkeld en de tong van de Heer is de plaats die alle vormen van voedsel en lekkernijen biedt die worden geofferd aan de voorvaderen en de goden. (2) Van het bovenzinnelijke pad van Zijn neus is er al de levensadem en de buitenlucht met de As'vinî halfgoden [die je een lang leven bezorgen] in combinatie met al de medicinale kruiden. Zijn reukvermogen geeft het genot van geurende stoffen. (3) De ogen [van de grote gedaante] bieden de perceptie van allerlei vormen van alles wat verlicht wordt en schittert voor het oog van de zon en Zijn oren bieden de waarneming van zowel de geluiden uit alle richtingen als de [geestelijke] geluiden van alle offerplaatsen die weerklinken in de ether. (4) Zijn uiterlijke verschijning [het oppervlak van de Universele Gedaante] vormt de basis voor alle zaken en gunstige gelegenheden en het veld waar men oogst, terwijl Zijn huid van de luchtbewegingen de tastzin vormt en de plaats voor allerlei offers. (5) Zijn lichaamsbeharing is de vegetatie van de koninkrijken met behulp waarvan in het bijzonder de offerplechtigheden worden voltrokken. Daarbij vormen de wolken met hun bliksem, de stenen en het ijzererts Zijn hoofdhaar [zoals ik al zei], Zijn aangezichtshaar en Zijn nagels. (6) Zijn armen, de besturende mensen van God, zijn hoofdzakelijk bezig met het voorzien in de behoeften en het beschermen van de burgerbevolking. (7) In de Heer Zijn toevlucht verschaffende lotusvoeten herkent men de vooruitgang van de lagere, middelste en hemelse werelden, omdat ze in alle behoeften voorziend met het verschaffen van wat nodig is, vrijwaren van vrees en alle zegeningen inhouden. (8) Water, het zaad en het vitaliserend vermogen van regens verwijst naar de genitaliën van de Schepper, de Heer, of de plek waar het geluk ontspringt dat wordt teweeggebracht door [de noodzaak van] het teweegbrengen van nageslacht [of cultuurproducten]. (9) O Nârada, het rectum van de Universele Gedaante vormt de oorsprong van Mitra en van Yama, de godheid die heerst over alles wat op zijn einde loopt. Men denkt eraan als de plaats van afgunst, ongeluk, de dood en de hel. (10) Frustratie, immoraliteit en onwetendheid ontdekt men aan Zijn rugzijde, terwijl Zijn aderen [als gezegd] de rivieren en stromen vormen en Zijn verzameling botten de bergen laten zien. (11) De ongeziene beweger [de Tijd] van de zeeën en oceanen van de tot leven komende en de ook weer [fysiek] in Zijn buik [tijdens Brahmâ's nacht] vernietiging vindende levende wezens, wordt door de intelligenten gekend als het [kloppende] hart dat in het subtiele lichaam is gelokaliseerd.

(12) De verdediger van het dharma, u, ikzelf, mijn zoons [de Kumâra's] en Heer S'iva, zijn allen afhankelijk van het leven en de ziel van het Opperwezen [die de veilige haven vormt] van waarheid en wijsheid. (13-16) Ik, u, Heer [S'iva], alsook de grote wijzen vóór u, de goddelijken, de demonen, de menselijke wezens en de excellenten [de Nâga's], de vogels, de beesten, de reptielen en al de hemelse wezens, alsmede de planten en vele andere bestaansvormen op het land, in de wateren en in de lucht, tezamen met de astroïden, de sterren, kometen, planeten en manen en de donder en bliksem; al wat er was, wat er is en zal worden geschapen, dit gehele universum bij elkaar wordt [doordrongen en] omvat door de Oorspronkelijke Persoon in [het hart met] een formaat van niet meer dan zestien centimeter [zie ook 2.2: 8]. (17) Op dezelfde manier als de zon zijn stralen vanbuiten uitspreidt en al het bestaande verlicht en [vanbinnen met prâna] kracht verschaft, wekt ook de Hoogste Persoonlijkheid, met Zijn expansie van de Universele Gedaante, vanbinnen en vanbuiten tot leven. (18) Hij beheerst de onsterfelijkheid en onbevreesdheid en is verheven boven de dood en het materieel genoegen van iedereen en derhalve, o brahmaan, is de glorie van de Oorspronkelijke Persoonlijkheid onbegrensd.

(19) Weet dat het gehele materiële bereik van al de levende wezens slechts een gedeelte vormt van de energieën van de Persoon van het geluk voorbij de materiële lagen waar geen sprake is van dood of angst. (20) Terwijl zij die gehecht zijn aan het gezinsleven en zich niet strikt houden aan de gelofte van het celibaat hun plaats hebben in de drie materiële werelden, vormt het drievoud van dat deel de plaats in het voorbije waar zij verblijven die nimmer meer geboorte zullen nemen. (21) Maar de Alomtegenwoordige Heer vormt de bestemming voor de beide wegen van materiële actie en toewijding, Hij is de toevlucht en de Oorspronkelijke Persoon voor de twee paden van onwetendheid en kennis. (22) Hij, uit wie al de planeten en de gigantische Universele Gedaante compleet met de elementen, de zinnen en de materiële kwaliteiten van het universum ontstonden, is, boven al die werelden verheven, [inderdaad] te vergelijken met de zon die alles overziet wat hij met zijn stralen verhit.


(23) Toen ik geboorte nam uit de lotusbloem ontspringend aan de navel van de Grote Persoon, had ik naast de persoonlijke ledematen van de Oorspronkelijke Persoon niets om offers mee te brengen. (24) Wat er nodig is om offers te brengen zijn zaken zoals bloemen en groen, brandbaar materiaal [zoals stro], een altaar alsook een tijdskader [een kalender b.v.] om de kwaliteiten van de natuur [zoals de lente] te kunnen volgen. (25) Men heeft gebruiksvoorwerpen nodig, granen, brandstof [geklaarde boter], een zoetstof ['honing'], kapitaal ['goud'] en een vuurplaats ['aarde'], water, de geschriften ['Rig, Yajur en Sâma Veda'] en [ten minste] vier [voorgaande] personen, o godvruchtige. (26) Het vereist ook de aanhef van heilige namen en mantra's, beloningen, geloften en een speciaal geschrift voor het doel en het proces van de godheid in kwestie. (27) Middels mijn gebruik van de ledematen van de Allerhoogste Persoon slaagde ik erin deze ingrediënten bijeen te brengen en stap voor stap met compensaties en presentaties mijn doel te bereiken met het vereren van de halfgoden. (28) Goed toegerust gebruikmakend van al de ingrediënten was ik aldus, met de ledematen van de Oorspronkelijke Persoon en genieter van alle offers, van aanbidding voor de Allerhoogste Persoonlijkheid [Vishnu]. (29) En dienovereenkomstig voerden uw [gods]broeders, de negen meesters van de levende wezens [de negen scholen; de halfgoden naast Brahmâ; vergelijk 5: 30], het offer met gepast ritueel uit voor de tevredenheid van zowel de geziene als ongeziene persoonlijkheden. (30) In navolging [van die scholen of halfgoden] waren ook de Manu's, de vaders van de mensheid, in de loop van de tijd van aanbidding om Hem te behagen, en zo deden dat ook de andere grote wijzen, voorvaderen, geleerden, tegenstanders [Daitya's] en de mensheid als geheel.

(31) Met de hele kosmos zich bevindend in Hem, Nârâyana, de Persoonlijkheid van God, heeft Hij, die aan zichzelf genoeg heeft in Zijn transcendentie, ter wille van schepping, behoud en vernietiging de materiële illusie aanvaard in verschillende hoogst machtige verschijningsvormen. (32) Naar Zijn wil schep ik, onder Zijn beschikking vernietigt S'iva en Hij in de vorm van de Oorspronkelijke Persoon behoudt het hele universum als de beheerser van de drie energieën.



(33) Wat betreft dit alles wat ik op uw verzoek heb uitgelegd, mijn beste, onthou dat niets waaraan je ook denkt in termen van tijdelijkheid en eeuwigheid, buiten de Allerhoogste Heer zijn bestaan heeft. (34) Omdat ik in mijn hart met grote ijver vasthield aan de Heer bleken mijn woorden, o Nârada, nimmer tevergeefs te zijn, ook was mijn geest niet doelloos of vruchteloos, noch deden mijn zinnen mij verdwalen in de tijdelijkheid. (35) Ik ben een expert in de Vedische traditie, ben geslaagd in mijn verzaking, een aanbiddelijke meester onder de voorvaderen, van resultaat in mijn yoga en doorkneed in zelfrealisatie, maar ik slaagde er niet in Hem volledig te kennen uit wie ik voortkwam. (36) Ik ben [derhalve] de gezegende voeten van de Heer van de overgegeven zielen toegewijd die de herhaling van geboorte en dood stoppen en zicht op het geluk verschaffen. Net zo min als de hemel zijn eigen begrenzing kan zien kan Hij zelf zich nog niet eens een voorstelling maken van het vermogen van Zijn eigen Persoonlijke energieën. En hoe zouden anderen dat dan wel kunnen? (37) Aangezien noch ik, noch wie van jullie zonen ook, noch de Vernietiger Zijn werkelijke positie kennen, kan je ook niet verwachten dat andere godsbewuste zielen dat kunnen. Met onze intelligentie verbijsterd door de begoochelende energie kan je het universum alleen maar kennen zover je persoonlijke vermogen reikt.

(38) Hij wiens incarnaties en activiteiten wij bezingen, Hij die door mensen zoals wij niet volledig kan worden gekend, is de Allerhoogste Heer die wij onze respectvolle eerbetuigingen brengen. (39) Hij, de Voorwereldlijke Oorspronkelijke Persoonlijkheid schept millennium na millennium in Zichzelf, middels Zichzelf, Zijn Zelf [het universum], handhaaft Zichzelf  [voor enige tijd] en neemt [Zichzelf ook weer] op in Zichzelf. (40-41) Zonder een materiële smet, zuiver en volmaakt in de kennis en alles doordringend in Zijn volheid is Hij gevestigd in waarheid als het absolute zonder een begin en een einde, vrij van de natuurlijke kwaliteiten en eeuwig zonder Zijns gelijke. O mijn wijze, de grote denkers kunnen dit alleen maar begrijpen als hun zinnen in rust zijn en hun zelf in vrede verkeert, anders zal dit zeker aan hun oog zijn onttrokken en worden vervormd door tijdgebonden argumenten. (42) De eerste avatâra van de Heer, is de Oorspronkelijke Persoon: [Mahâvishnu of Kâranodakas'âyi Vishnu. Hij vormt het fundament van] de ruimtetijd [kâlah svabhâvah, de oorspronkelijke aard van de tijd], oorzaak, effect, de elementen, de geaardheden, alsook het ego, de zinnen en de geest. Samen vormen ze de diversiteit van het gigantische universele onafhankelijke lichaam [genaamd Garbhodakas'âyi Vishnu] van al het bewegende en niet bewegende van het Almachtige Allerhoogste.

(43-45) Ikzelf [Brahmâ], de Vernietiger en de Handhaver; al de vaderen van de levende wezens zoals Daksha [en Manu], jijzelf en de andere zonen [de Kumâra's]; de leiders van de hogere werelden, de ruimtereizigers, de aarde en de lagere werelden; de aanvoerders van de hemelbewoners [van de Gandharva, Vidyâdhara en Cârana werelden] alsook de leiders van de demonen [de Yaksha's, Râkshasa's en Uraga's] en de onderwereld; de eersten onder de wijzen, de voorvaderen, de atheïsten, de speciale talenten, de onbeschaafden en ook de doden; de boze geesten, de Jinn en Kûshmânda's [andere boze geesten] met inbegrip van de grote waterdieren, beesten en vogels - met andere woorden alles en iedereen die in de wereld in een bepaalde mate machtig is of van een specifieke mentale of zintuiglijke begaafdheid of buitengewoon vermogen, vergevingsgezindheid, schoonheid, bescheidenheid, weelde, intelligentie of geslacht is, bestaat alsof hij zelf de [opperste] gedaante van [het representeren van] Zijn bovenzinnelijke werkelijkheid zou zijn, maar in feite vormt ieder van hen slechts een onderdeel. (46) O Nârada, heb nu waardering voor de toewijding voor het spel en vermaak van de belangrijkste incarnaties van de Oorspronkelijke Hoogste Persoonlijkheid. Die toewijding zal de trage materie doen verdampen die zich in je oren heeft opgehoopt. Ik zal je deze verhalen, die stuk voor stuk een genoegen zijn om naar te luisteren, de één na de ander vertellen zoals ze zich in mijn hart bevinden.'


Lees de inspiratie bij dit hoofdstuk door Anand Aadhar.

 

next                      

 
Derde herziene editie, geladen 13 juni 2023.

 

 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

De Schepper zei: 'De mond [van de Oorsponkelijke Persoon] zoals gevormd door het vuur vormt de oorsprong van de stem. De zeven bestanddelen [van Zijn lichaam: huid, vlees, zenuw, merg, been, bloed en vet] vormen het veld waar de Vedische hymnen worden ontwikkeld en de tong van de Heer is de plaats die alle vormen van voedsel en lekkernijen biedt die worden geofferd aan de voorvaderen en de goden.

De Schepper zei: 'Uitdrukking gevend aan het vuur is de mond het centrum dat de lofprijzingen voortbrengt waartoe er zeven lagen zijn [werelden ...] in het offeren van de nectar en allerlei soorten voedsel aan de tong in respekt voor al het delikate. (Vedabase)


Tekst 2

Van het bovenzinnelijke pad van Zijn neus is er al de levensadem en de buitenlucht met de As'vinî halfgoden [die je een lang leven bezorgen] in combinatie met al de medicinale kruiden. Zijn reukvermogen geeft het genot van geurende stoffen.

Voor de neus is er de levensadem en de buitenlucht om de transcendentale ervaring voort te brengen van de langlevendheid [de As'vini halfgoden] met alle medicinale kruiden en het genieten van de geuren. (Vedabase)

 

Tekst 3

De ogen [van de grote gedaante] bieden de perceptie van allerlei vormen van alles wat verlicht wordt en schittert voor het oog van de zon en Zijn oren bieden de waarneming van zowel de geluiden uit alle richtingen als de [geestelijke] geluiden van alle offerplaatsen die weerklinken in de ether.

De ogen die allerlei vormen waarnemen als ook al het verlichte dat schittert voor het oog van de zon, begeleidt het horen van de oren uit alle richtingen van al de geluiden van eerbetoon die weerklinken in de ether. (Vedabase)

 

Tekst 4

Zijn uiterlijke verschijning [het oppervlak van de Universele Gedaante] vormt de basis voor alle zaken en gunstige gelegenheden en het veld waar men oogst, terwijl Zijn huid van de luchtbewegingen de tastzin vormt en de plaats voor allerlei offers.

Zijn oppervlak [van de Universele Gedaante] vormt de grond voor alle dingen en gunstige gelegenheden zowel als het veld van opbrengst terwijl Zijn huid van de luchtbewegingen de tastzin vormt waaruit zeker ook allerlei offerandes voortkomen. (Vedabase)

 

Tekst 5

Zijn lichaamsbeharing is de vegetatie van de koninkrijken met behulp waarvan in het bijzonder de offerplechtigheden worden voltrokken. Daarbij vormen de wolken met hun bliksem, de stenen en het ijzererts Zijn hoofdhaar [zoals ik al zei], Zijn aangezichtshaar en Zijn nagels.

Zijn lichaamsbeharing is de vegetatie van de koninkrijken, van welke in het bijzonder de offerplechtigheden worden voltrokken waartoe Zijn hoofdhaar, Zijn aangezichtshaar en Zijn nagels de stenen, het ijzererts en de wolken met hun electriciteit vormen. (Vedabase)

 

Tekst 6

Zijn armen, de besturende mensen van God, zijn hoofdzakelijk bezig met het voorzien in de behoeften en het beschermen van de burgerbevolking.

Zijn armen, de besturende mensen van God, zijn hoofdzakelijk bezig met het voorzien en beschermen van de burgerbevolking. (Vedabase)

 

Tekst 7

In de Heer Zijn toevlucht verschaffende lotusvoeten herkent men de vooruitgang van de lagere, middelste en hemelse werelden, omdat ze, in alle behoeften voorziend met het verschaffen van wat nodig is, vrijwaren van vrees en alle zegeningen inhouden. 

Zijn vooruitgang met de lagere en middelste werelden zowel als in de hemel, in alle behoeften voorziend van wat nodig is aan onbevreesdheid en al de zegeningen, wordt precies gekend in de Heer Zijn toevlucht verschaffende lotusvoeten. (Vedabase)

  

Tekst 8

Water, het zaad en het vitaliserend vermogen van regens verwijst naar de genitaliën van de Schepper, de Heer, of de plek waar het geluk ontspringt dat wordt teweeggebracht door [de noodzaak van] het teweegbrengen van nageslacht [of cultuurproducten].

Van water, van het zaad en van het vruchtbare van de regens realiseert men zich de genitaliën van de Schepper, de Heer en eveneens de plek vanwaar het geluk ontspringt teweeggebracht door het [of de behoefte aan het] voortbrengen [van nageslacht of kultuurprodukten]. (Vedabase)

 

Tekst 9

O Nârada, het rectum van de Universele Gedaante vormt de oorsprong van Mitra en van Yama, de godheid die heerst over alles wat op zijn einde loopt. Men denkt eraan als de plaats van afgunst, ongeluk, de dood en de hel.

O Nârada, de opening waar de uitscheiding van de Universele Gedaante plaats vindt is van Mitra, de beheersende godheid van alles dat op zijn einde loopt en vormt het rectum waar afgunst, ongeluk, de dood en de hel wordt herinnerd (Vedabase)

Tekst 10

Frustratie, immoraliteit en onwetendheid ontdekt men aan Zijn rugzijde, terwijl Zijn aderen [als gezegd] de rivieren en stromen vormen en Zijn verzameling botten de bergen laten zien.

Van de frustratie, de immoraliteit en onwetendheid ontdekt men Zijn rugzijde, terwijl de rivieren en stromen [zoals gezegd] staan voor Zijn aderen en de bergen voor de verzameling van Zijn botten. (Vedabase)

 

Tekst 11

De ongeziene beweger [de Tijd] van de zeeën en oceanen van de tot leven komende en de ook weer [fysiek] in Zijn buik [tijdens Brahmâ's nacht] vernietiging vindende levende wezens, wordt door de intelligenten gekend als het [kloppende] hart dat in het subtiele lichaam is gelokaliseerd. 

De ongeziene beweger [de tijd] van de zeeën en oceanen van de tot leven komende en ook weer vernietigde wezens wordt, gezien vanuit Zijn buik, [de middelste werelden, S'iva], door de intelligenten gekend als het [kloppende] hart dat in het subtiele lichaam is gelokaliseerd. (Vedabase)

 

Tekst 12

De verdediger van het dharma, u, ikzelf, mijn zoons [de Kumâra's] en Heer S'iva, zijn allen afhankelijk van het leven en de ziel van het Opperwezen [die de veilige haven vormt] van waarheid en wijsheid. 

Uw, mijn en ook de behartiging door mijn zoons [de Kumâra's] van de [religieuze] verplichtingen in de continuïteit [S'iva, de continuerende ziel die de vernietiging onder ogen ziet] en de bovenzinnelijke kennis is eveneens het afhankelijke bewustzijn [de ziel] van de waarheid aangaande de grote persoonlijkheid. (Vedabase)


Tekst 13-16

Ik, u, Heer [S'iva], alsook de grote wijzen vóór u, de goddelijken, de demonen, de menselijke wezens en de excellenten [de Nâga's], de vogels, de beesten, de reptielen en al de hemelse wezens, alsmede de planten en vele andere bestaansvormen op het land, in de wateren en in de lucht, tezamen met de astroïden, de sterren, kometen, planeten en manen en de donder en bliksem; al wat er was, wat er is en zal worden geschapen, dit gehele universum bij elkaar wordt [doordrongen en] omvat door de Oorspronkelijke Persoon in [het hart met] een formaat van niet meer dan zestien centimeter [zie ook 2.2: 8].

Ik, u, de aanhoudende Heer [S'iva], als zeker ook de grote wijzen voor u, de goddelijken, het duivelse, de menselijke wezens en de excellenten [de Nâga's], de vogels, de beesten, de reptielen en al de hemelse wezens als ook de planten en vele andere bestaansvormen op het land, in de wateren en in de lucht, tezamen met de astroïden, de stralende leidende sterren, de kometen, de donder en de bliksem - voorzeker als wat er ook was, is en zal worden geschapen, zijn allen tezamen van de Oorspronkelijke Persoon die allen omvat in het idee van een afmeting hebbend van niet meer dan 16 centimeter [zie ook 2.2: 8]. (Vedabase)

 

Tekst 17

Op dezelfde manier als de zon zijn stralen vanbuiten uitspreidt en al het bestaande verlicht en [vanbinnen met prâna] kracht verschaft, wekt ook de Hoogste Persoonlijkheid, met Zijn expansie van de Universele Gedaante, vanbinnen en vanbuiten tot leven.

Op dezelfde manier zoals de zon verlicht ter expansie [van binnen uit] van de levende energie zowel werkend van buiten af, zo brengt ook de Hoogste Persoonlijkheid het innerlijke zowel als het uiterlijke tot leven door de expansie van de Universele Gedaante. (Vedabase)

 

Tekst 18

Hij beheerst de onsterfelijkheid en onbevreesdheid en is verheven boven de dood en het materieel genoegen van iedereen en derhalve, o brahmaan, is de glorie van de Oorspronkelijke Persoonlijkheid onbegrensd.

Hij is de beheerser van het onsterfelijke en onbevreesde in de overstijging van de dood en de vruchten van iedereen en derhalve, o Nârada, worden de heerlijkheden van de Oorspronkelijke Persoonlijkheid gezien als zijnde onmetelijk. (Vedabase)

 

Tekst 19

Weet dat het gehele materiële bereik van al de levende wezens slechts een gedeelte vormt van de energieën van de Persoon van het geluk voorbij de materiële lagen waar geen sprake is van dood of angst.

Voorbij aan het materiële omhulsel van de drie werelden moet je de Allerhoogste toevlucht van al de levende wezens herkennen als het ene kwart dat de onsterfelijkheid, vervulling en onbevreesdheid geeft. (Vedabase)


Tekst 20

Terwijl zij die gehecht zijn aan het gezinsleven en zich niet strikt houden aan de gelofte van het celibaat hun plaats hebben in de drie materiële werelden, vormt het drievoud van dat deel de plaats in het voorbije waar zij verblijven die nimmer meer geboorte zullen nemen.

Voorbij het drie vierde bevinden zich diegenen die niet terugkeren [de onthechten], terwijl de anderen die vasthouden aan hun gezinsleven zonder strikt het celibaat te volgen, van de drie werelden zijn. (Vedabase)


Tekst 21

Maar de Alomtegenwoordige Heer vormt de bestemming voor de beide wegen van materiële actie en toewijding, Hij is de toevlucht en de Oorspronkelijke Persoon voor de twee paden van onwetendheid en kennis.

Zo keurig de bestemming van de levende wezens ordenend, heerst de Handhaver over de toewijding van zowel de onwetenden als van hen die met de feiten bekend zijn en is Hij zodoende als de Oorspronkelijke Persoonlijkheid van God de meester van hen beide. (Vedabase)

 

Tekst 22

Hij, uit wie al de planeten en de gigantische Universele Gedaante compleet met de elementen, de zinnen en de materiële kwaliteiten van het universum ontstonden, is, boven al die werelden verheven, [inderdaad] te vergelijken met de zon die alles overziet wat hij met zijn stralen verhit.


Van wie al de planeten en de gigantische Universele Gedaante ontstond, verschenen de elementen en de zinnen naar de materiële kwaliteiten van het universum, waarbij het overtreffende van die Universele Gedaante te vergelijken is met de manier waarop de zon zich verhoudt tot verspreide stralen en hitte. (Vedabase)

 

Tekst 23

Toen ik geboorte nam uit de lotusbloem ontspringend aan de navel van de Grote Persoon, had ik naast de persoonlijke ledematen van de Oorspronkelijke Persoon niets om offers mee te brengen.

Toen ik geboorte nam uit de lotusbloem van de navel van deze grote persoon, wist ik, behalve van de persoonlijke ledematen van de Oorspronkelijke Persoon niet wat er nodig is voor het uitvoeren van offers. (Vedabase)

 

Tekst 24

Wat er nodig is om offers te brengen zijn zaken zoals bloemen en groen, brandbaar materiaal [zoals stro], een altaar alsook een tijdskader [een kalender b.v.] om de kwaliteiten van de natuur [zoals de lente] te kunnen volgen.

Om offers te brengen is het geofferde zoals bloemen en groen met brandbaar materiaal [zoals stro] nodig tezamen met een altaar als ook het grote van de tijd [een kalender b.v.] in het volgen van de geaardheden van de natuur. (Vedabase)

 

Tekst 25

Men heeft gebruiksvoorwerpen nodig, granen, brandstof [geklaarde boter], een zoetstof ['honing'], kapitaal ['goud'] en een vuurplaats ['aarde'], water, de geschriften ['Rig, Yajur en Sâma Veda'] en [ten minste] vier [voorgaande] personen, o godvruchtige.

Hulpmiddelen, granen, brandstof [geklaarde boter], een zoetstof ['honing'], kapitaal ['goud'] en een vuurplaats ['aarde'], water, de geschriften ['Rig, Yajur en Sâma Veda'] en [ten minste] vier [voorgaande] personen zijn hierin vervat, o godvruchtige. (Vedabase)

 

Tekst 26

Het vereist ook  de aanhef van heilige namen en mantra's, beloningen, geloften en een speciaal geschrift voor het doel en het proces van de godheid in kwestie.

Ook omvat het het aanroepen van heilige namen en mantra's als ook bijdragen en geloften betreffende de specifieke godheid in kwestie voor welke er voor ieder doel een speciaal geschrift is. (Vedabase)

 

Tekst 27

Middels mijn gebruik van de ledematen van de Allerhoogste Persoon slaagde ik erin deze ingrediënten bijeen te brengen en stap voor stap met compensaties en presentaties mijn doel te bereiken met het vereren van de halfgoden. 

Voor de voortgang naar het uiteindelijke doel door middel van de aanbidding en zeker ook ter wille van de compensatie met de uiteindelijke offers aan de diverse delen van het lichaam van de Oorspronkelijke Persoon [de vertegenwoordigende halfgoden], regelde ik de benodigdheden. (Vedabase)

 

Tekst 28

Goed toegerust gebruikmakend van al de ingrediënten was ik aldus, met de ledematen van de Oorspronkelijke Persoon en genieter van alle offers, van aanbidding voor de Allerhoogste Persoonlijkheid [Vishnu].

Aldus goed toegerust aanbad ik, uitgevoerd door al die expansies van de Oorspronkelijke Persoon, de Allerhoogste Persoonlijkheid, de oorspronkelijke genieter van alle offers. (Vedabase)

 

Tekst 29

En dienovereenkomstig voerden uw [gods]broeders, de negen meesters van de levende wezens [de negen scholen; de halfgoden naast Brahmâ; vergelijk 5: 30], het offer met gepast ritueel uit voor de tevredenheid van zowel de geziene als ongeziene persoonlijkheden.

Daarnaar praktizeerden uw [gods-] broeders, de negen meesters der levende wezens [scholen; de halfgoden naast Brahmâ; vergelijk 5:30], ter wille van de geziene en ongeziene persoonlijkheden met gepast ritueel. (Vedabase)

 

Tekst 30

In navolging [van die scholen of halfgoden] waren ook de Manu's, de vaders van de mensheid, in de loop van de tijd van aanbidding om Hem te behagen, en zo deden dat ook de andere grote wijzen, voorvaderen, geleerden, tegenstanders [Daitya's] en de mensheid als geheel.

In het volgen van [die scholen of halfgoden] aanbaden ook de Manu's, de vaders der mensheid, na verloop van tijd, Hem behagend, zoals ook andere grote wijzen, voorvaderen, geleerden, toegewijden, en de mensheid als geheel dat deden. (Vedabase)

 

Tekst 31

Met de hele kosmos zich bevindend in Hem, Nârâyana, de Persoonlijkheid van God, heeft Hij, die aan zichzelf genoeg heeft in Zijn transcendentie, ter wille van schepping, behoud en vernietiging de materiële illusie aanvaard in verschillende hoogst machtige verschijningsvormen.

Ter wille van Nârâyana, de Persoonlijkheid van God, kwamen al deze hoogst machtige manifestaties, die de materiële illusie met het universele van de vorm hadden aanvaard, tot stand in het bestaan van schepping, behoud en vernietiging hoewel Hij op zich er aan Zich Zelf genoeg hebbend boven staat. (Vedabase)


Tekst 32

Naar Zijn wil schep ik, onder Zijn beschikking vernietigt S'iva en Hij in de vorm van de Oorspronkelijke Persoon behoudt het hele universum als de beheerser van de drie energieën.

Naar Zijn wil, schep ik terwijl onder Zijn beschikking S'iva vernietigt, met Hemzelf daartoe als de beheerser van de drie energieën die het hele universum behoudt als de Oorspronkelijke Persoon. (Vedabase)

 

Tekst 33

Wat betreft dit alles wat ik op uw verzoek heb uitgelegd mijn beste, onthou dat niets waaraan je ook aan denkt in termen van tijdelijkheid en eeuwigheid, buiten de Allerhoogste Heer zijn bestaan heeft.

Ik heb u aldus, mijn beste, daar u er om verzocht, dit alles uitgelegd wat betreft de kwestie het nooit iets anders hebben voorbij de Allerhoogste Heer in het denken over oorzaak en gevolg. (Vedabase)

 

Tekst 34

Omdat ik in mijn hart met grote ijver vasthield aan de Heer bleken mijn woorden, o Nârada, nimmer tevergeefs te zijn, ook was mijn geest niet doelloos of vruchteloos, noch deden mijn zinnen mij verdwalen in de tijdelijkheid.

O Nârada, voorzeker is deze geestestoestand nimmer wanneer ook onjuist gebleken, noch was mijn gedachtengang ooit in onwaarheid, noch waren mijn zinnen verlaagd in het tijdelijke, omdat mijn hart met grote ijver vast wist te houden aan de Heer. (Vedabase)


Tekst 35

Ik ben een expert in de Vedische traditie, ben geslaagd in mijn verzaking, een aanbiddelijke meester onder de voorvaderen, van resultaat in mijn yoga en doorkneed in zelfrealisatie, maar ik slaagde er niet in Hem volledig te kennen uit wie ik voortkwam.

Geslaagd als ik was in de versoberingen der vedische wijsheid overeenkomstig de geestelijke erfopvolging, aanbiddelijk als de meester van alle voorvaderen en deskundig en zelfgerealiseerd in de praktijk van de yoga, kon ik Hem uit wie het zelf voortkwam niet volledig begrijpen. (Vedabase)

 

Tekst 36

Ik ben [derhalve] de gezegende voeten van de Heer van de overgegeven zielen toegewijd die de herhaling van geboorte en dood stoppen en zicht op het geluk verschaffen. Net zo min als de hemel zijn eigen begrenzing kan zien kan Hij zelf zich nog niet eens een voorstelling maken van het vermogen van Zijn eigen Persoonlijke energieën. En hoe zouden anderen dat dan wel kunnen?

Ik ben [derhalve] de alles begunstigende voeten van de Heer der overgegeven zielen toegewijd, die de herhaling van geboorten en dood stoppen en de visie van het geluk geven; voorzeker kan men zich geen voorstelling maken van het vermogen van Zijn Persoonlijke energieën - net zoals de hemel zijn eigen begrenzing niet kan zien, daarom: hoe kunnen anderen er dan van afweten? (Vedabase)

 

Tekst 37

Aangezien noch ik, noch wie van jullie zonen ook, noch de Vernietiger Zijn werkelijke positie kennen, kan je ook niet verwachten dat andere godsbewuste zielen dat kunnen. Met onze intelligentie verbijsterd door de begoochelende energie kan je het universum alleen maar kennen zover je persoonlijke vermogen reikt.

Aangezien noch ik, noch wie van jullie zonen ook, noch de Vernietiger in feite [al] Zijn bewegingen kunnen overzien, wat zouden dan de andere god-bewusten? De intelligentie verbijsterd door de illusieverwekkende energie van wat geschapen is kan alleen zien voor zover het eigen vermogen reikt. (Vedabase)

 

Tekst 38

Hij wiens incarnaties en activiteiten wij bezingen, Hij die door mensen zoals wij niet volledig kan worden gekend, is de Allerhoogste Heer die wij onze respectvolle eerbetuigingen brengen.

Aan Hem, de Allerhoogste Heer, onze respektvolle eerbetuigingen, wiens incarnatie en aktiviteiten wij verheerlijken alhoewel we Hem niet volledig kennen. (Vedabase)

 

Tekst 39

Hij, de Voorwereldlijke Oorspronkelijke Persoonlijkheid schept millennium na millennium in Zichzelf, middels Zichzelf, Zijn Zelf [het universum], handhaaft Zichzelf  [voor enige tijd] en neemt [Zichzelf ook weer] op in Zichzelf.

Hij, de eigenlijke voorwereldlijke Oorspronkelijke Persoonlijkheid schept in ieder millennium vanuit de ongeboren ziel naar het [materiële] zelf met behulp van Zichzelf Zijn eigen transcendentale aanwezigheid, Zichzelf handhavend [voor enige tijd] en [Zichzelf ook weer] terugwinnend. (Vedabase)


Tekst 40-41

Zonder een materiële smet, zuiver en volmaakt in de kennis en alles doordringend in Zijn volheid is Hij gevestigd in waarheid als het absolute zonder een begin en een einde, vrij van de natuurlijke kwaliteiten en eeuwig zonder Zijns gelijke. O mijn wijze, de grote denkers kunnen dit alleen maar begrijpen als hun zinnen in rust zijn en hun zelf in vrede verkeert, anders zal dit zeker aan hun oog zijn onttrokken en worden vervormd door tijdgebonden argumenten.  

Zonder een materiële smet, zuiver en volmaakt in de kennis en alles doordringend in Zijn volheid is Hij gevestigd in waarheid als het absolute zonder een begin en een einde, vrij van de natuurlijke geaardheden en in eeuwigheid zonder Zijns gelijke. O mijn wijze, de grote denkers kunnen dit alleen maar begrijpen met een tot vrede gebracht zelf en hun zinnen behartigd, anders zal het zeker uit het zicht verdwenen en verdraaid zijn door onhoudbare argumenten. (Vedabase)

 

Tekst 42

De eerste avatâra van de Heer, is de Oorspronkelijke Persoon: [Mahâvishnu of Kâranodakas'âyi Vishnu. Hij vormt het fundament van] de ruimtetijd [kâlah svabhâvah, de oorspronkelijke aard van de tijd], oorzaak, effect, de elementen, de geaardheden, alsook het ego, de zinnen en de geest. Samen vormen ze de diversiteit van het gigantische universele onafhankelijke lichaam [genaamd Garbhodakas'âyi Vishnu] van al het bewegende en niet bewegende van het Almachtige Allerhoogste.

De eerste nederdaling van Hem [de avatâra genaamd Kâranârnavas'âyî Vishnu] is de Oorspronkelijke Persoon [de purusha], die in de tijdruimte de oorzaak is van het denken naar de elementen van het materiële ego met haar natuurlijke geaardheden en zintuigen, de Universele Gedaante [virât rûpa] uitmakend van het beweeglijke en onbeweeglijke van de Heer [Garbhodakas'âyî Vishnu genoemd]. (Vedabase)

 

Tekst 43-45

Ikzelf [Brahmâ], de Vernietiger en de Handhaver; al de vaderen van de levende wezens zoals Daksha [en Manu], jijzelf en de andere zonen [de Kumâra's]; de leiders van de hogere werelden, de ruimtereizigers, de aarde en de lagere werelden; de aanvoerders van de hemelbewoners [van de Gandharva, Vidyâdhara en Cârana werelden] alsook de leiders van de demonen [de Yaksha's, Râkshasa's en Uraga's] en de onderwereld; de eersten onder de wijzen, de voorvaderen, de atheïsten, de speciale talenten, de onbeschaafden en ook de doden; de boze geesten, de Jinn en Kûshmânda's [andere boze geesten] met inbegrip van de grote waterdieren, beesten en vogels - met andere woorden alles en iedereen die in de wereld in een bepaalde mate machtig is of van een specifieke mentale of zintuiglijke begaafdheid of buitengewoon vermogen, vergevingsgezindheid, schoonheid, bescheidenheid, weelde, intelligentie of geslacht is, bestaat alsof hij zelf de [opperste] gedaante van [het representeren van] Zijn bovenzinnelijke werkelijkheid zou zijn, maar in feite vormt ieder van hen  slechts een onderdeel.

Ik zelf [Brahmâ], de Vernietiger en de Handhaver, al de vaderen van de levende wezens zoals Daksha [en Manu], jij zelf en de andere zonen [de Kumâra's], de leiders van de hogere werelden, de ruimtereizigers, de aarde en de lagere werelden, de leiders van de bewoners van de hemel [van de Gandharva, Vidyâdhara en Cârana werelden] als ook de leiders van het demonische [de Yaksha's, Raksasa's en Uraga's] en de onderwereld en eveneens de leiders van de wijzen, de voorvaderen, de atheïsten, de wonderbaarlijken, de onbeschaafden en ook de doden, de boze geesten, de Jinn en Kûsmânda's [andere boze geesten] en de grote waterdieren, beesten en vogels - in andere woorden alles en iedereen die in de wereld in een bepaalde mate machtig zijn of van een specifieke mentale of zintuiglijke begaafdheid of buitengewoon vermogen, vergevingsgezindheid, schoonheid, bescheidenheid, weelde, intelligentie of geslacht zijn alsof ze de vorm van Zijn Bovenzinnelijke Principiële Werkelijkheid zelve zijn, maar in feite vormen ze slechts een fragment. (Vedabase)

 

Tekst 46

O Nârada, heb nu waardering voor de toewijding voor het spel en vermaak van de belangrijkste incarnaties van de Oorspronkelijke Hoogste Persoonlijkheid. Die toewijding zal de trage materie doen verdampen die zich in je oren heeft opgehoopt. Ik zal je deze verhalen, die stuk voor stuk een genoegen zijn om naar te luisteren, de één na de ander vertellen zoals ze zich in mijn hart bevinden.'

O Nârada, waardeer nu de toewijding voor het spel en vermaak van al die incarnaties van de Oorspronkelijke Hoogste Persoonlijkheid dat de trage materie zal doen verdampen die zich in je oren heeft opgehoopt. Ik zal je de één na de ander over hen vertellen zoals ze zich in mijn hart bevinden en aangenaam zijn om over te vernemen. (Vedabase)

 

 

 

 

 

 

 

Creative Commons
                License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de

Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License
.

De afbeelding van een trimurti als de Universele Gedaante
geïdentificeerd met de natuur is een
vintage Hindoe afbeelding
door Anand Aadhar digitaal gepositioneerd in een Amerikaans
landschapsschilderij getiteld: 'A Coming Storm'
door Sanford Gifford, Amerikaan, 1823-1880.
Bron:
Philadelphia Museum of Art.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd



 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties