regelbalk



 

Canto 7

Guru Puja

 


Hoofdstuk 10: Over Prahlāda, de Beste van de Verheven Toegewijden en de Val van Tripura

(1) Nārada Muni zei: 'Hoewel hij nog maar klein was beschouwde Prahlāda elke zegening die de bhakti-yoga met zich meebracht als een belemmering op het pad en met een glimlach maakte hij dat de Heer van de Zinnen duidelijk.

(2) S'rī Prahlāda zei: 'Brengt U me alstUblieft niet in de verleiding. Vanwege mijn Asurageboorte, ben ik, door al die zegeningen, gehecht aan materiėle genoegens. Het was juist uit angst voor een dergelijke materiėle betrokkenheid dat ik, verlangend naar bevrijding, mijn toevlucht tot U nam om volledig onthecht te raken. (3) O Heer, U stuurt Uw toegewijde dienaar de wereld van begeerte in om zijn karakter op de proef te stellen, want zinsverlangens, die er de oorzaak van zijn dat men hier ronddoolt, treft men aan in het hart van een ieder, o Meester. (4) O goeroe van de hele schepping, omdat u zo aardig bent voor Uw zielen, gaat het met u [als de Wensvervuller] niet anders. Ongeacht wie van U materieel voordeel verlangt [krijgt dat ook, maar] is [dan] niet Uw dienaar doch een koopman [zie ook B.G. 17: 20]. (5) Iemand die voor zichzelf materieel voordeel verwacht van zijn geestelijk leraar, is niet werkelijk een dienaar. Noch is die meester werkelijk dienstbaar die - voor zijn eigen aanzien - zijn dienaar materieel voordeel wil verschaffen [zie ook 10.88: 8-10]. (6) Er is wat mij betreft, in de volle overtuiging van mijn toewijding, geen sprake van enig verlangen en ook houdt U, als een ware meester, wat ons betreft er geen verdere motieven op na, zoals een koning die wel heeft in relatie tot zijn onderdaan. (7) En als U dan een van mijn verlangens in vervulling wil doen gaan, dan bidt ik om de zegen, o Heer van Alle Zegeningen, dat zich in mijn hart geen verlangen zal ontwikkelen naar welke vorm van materieel geluk ook [zie ook S'rī S'rī S'ikshāshthaka vers vier]. (8) Zo gauw ze de kop opsteken worden [de functies van] de zinnen,  geest,  levensadem en  het lichaam, de religie, het geduld, de intelligentie, verlegenheid, weelde, kracht, geheugen en waarachtigheid door hen verslagen. (9) Alleen als men al de verlangens opgeeft die men, in de omgang met zijn medemensen, aantreft in zijn hart, komt men in aanmerking voor een weelde gelijk aan die van U, o lotusogige Heer. (10) O Meester van alle Weelde, o Oorspronkelijke Persoonlijkheid, o Heer in de gedaante van Nrisimha, o Allerhoogste, o Absolute Waarheid, o Grote Ziel en Ziel van alle zielen, laat me U mijn respectvolle eerbetuigingen brengen.'

(11) De Allerhoogste Heer zei: 'Personen die, net als jij, Mij uitsluitend toegewijd zijn, verlangen niet naar zegeningen van Mij in deze wereld of in de volgende. Niettemin mag je, tot aan het einde van Manu's tijdperk, al de vormen van weelde genieten van de Daityaheerschappij in deze wereld [zie ook 2.3: 10]. (12) Wijdt je aan Mijn aangename verhalen, wees verzonken in Mij, die in je hart verblijft als de Ene aanwezig in alle levende wezens. Aanbidt, met het [in yoga] verenigen van je bewustzijn, de Heer die de genieter van alle offers is en geef je baatzuchtig handelen op. (13) Door met het genieten van je verdienste gelukkig te zijn, door middels vroom te handelen de zonde te verslaan, door met de voortsnellende tijd je lichaam op te geven en door het verspreiden van je bovenzinnelijke reputatie bezongen in zelfs de werelden van de goden, zal je, bevrijd van alle gebondenheid, naar Mij terugkeren. (14) Een ieder die deze gebeden opzegt die je aan Mij opdroeg, een ieder die zich zowel Mij als jou herinnert, zal na verloop van tijd bevrijd raken van de gebondenheid aan zijn karma [zie B.G. 4: 9, 6: 7, 9: 27-28, 12: 3-4 en zie ook 11.14: 21].'

(15-17) S'rī Prahlāda zei: 'Ik bidt voor de volgende zegen van U, o Heer der Zegeningen, o Allerhoogste Heer.  Mijn vader, niet bekend met Uw kracht en superioriteit, had door een hart vergiftigd door woede een verkeerd idee van U, o meester en goeroe van al de werelden. Hij hield U voor de moordenaar van zijn broer en had U vervloekt. Zodoende was hij van de grootste zonde jegens mij, Uw toegewijde. Moge mijn vader gezuiverd worden van die allergrootste en hoogst moeilijk te overwinnen zonde, ookal raakte hij in feite direct gezuiverd toen U Uw blik op hem wierp, o Vader zo vol van genade voor de materialisten.'

(18)
De Allerhoogste Heer zei: 'Met de zuivering van je vader zijn er eenentwintig van je voorvaderen gezuiverd, o zondeloze. Omdat jij, o deugdzame jongen, uit hem je geboorte nam in deze dynastie, ben je in feite de zuiveraar van de dynastie. (19) Waar en wanneer Mijn toegewijden er ook zijn die, vol van vrede en evenwichtig, met de beste kwaliteiten, een ieder even genadig zijn, zullen allen daar aanwezig gezuiverd raken, zelfs al betreft het de slechtste samenleving. (20) Nimmer zullen zij, in welk opzicht dan ook, welk hoger of lager levend wezen ook kwaad doen, o Koning van de Daitya's, omdat zij, in hun liefde voor Mij, al hun materiėle ambities hebben opgegeven. (21) Degenen die in deze wereld in jouw voetspoor treden worden Mijn zuivere toegewijden. Van al Mijn toegewijden vorm jij het beste voorbeeld [zie ook 6.3: 20-21]. (22) Mijn kind, je moet nu de begrafenisriten uitvoeren voor je vader, die door Mijn aanraking in alle opzichten werd gezuiverd en dus zal opstijgen naar de werelden van de goede mensen. (23) Aanvaard je vaders troon, Mijn beste, fixeer je geest op Mij en doe je plicht voor Mijn bovenzinnelijke zaak zoals voorgeschreven door de Vedische traditie.'

(24) S'rī Nārada zei: 'Zoals hem was opgedragen door de Allerhoogste Heer, verrichtte Prahlāda al de plechtigheden in verband met de dood van zijn vader, o Koning [Yudhishthhira], en werd hij door de brahmanen gekroond. (25) Brahmā, die had gezien wat er was gebeurd, bracht toen in de aanwezigheid van al de andere goden op Hem gericht, met een gezicht dat straalde omdat de Heer was tevreden gesteld, in bovenzinnelijke termen de zuiverste gebeden voor Heer Nrisimha. (26) S'rī Brahmā zei: 'O God der goden, o eigenaar van het ganse universum, o liefde van de ganse schepping, o eerste onder de levende zielen, dankzij Uw besluit [de toegewijden te beschermen] werd de hoogst zondige Asura gedood die voor iedereen zo'n last vormde. (27) Ik had hem de zeldzame gunst verleend dat hij niet zou worden gedood door enig schepsel in mijn schepping noch door enige vorm van verzaking, mystieke macht of fysiek vermogen. Aldus zeer trots geworden overtrad hij alle bepalingen. (28) Gelukkig werd zijn zoon, die op jonge leeftijd al een grote heilige en verheven toegewijde was, bevrijd uit de greep van de dood en geniet hij, naar Uw wens, nu Uw bescherming. (29) Voor hen, die geplaatst voor een vijand mediteren op deze fysieke aanwezigheid van U, de Superziel, o alomtegenwoordige, almachtige Heer, bent U de beschermer tegen alle soorten van angst, zelfs tegen de angst voor de dood.'

(30) De Allerhoogste Heer gaf ten antwoord: 'Verleen geen gunsten aan demonen zoals u deed, die uw geboorte nam uit de lotus. Het zegenen van mensen met een kwade, genadeloze inborst is als het geven van melk aan slangen.'

(31) S'rī Nārada zei: 'Dit, o Koning, is wat de Allerhoogste Heer zei, en nadat Hari was aanbeden door de leraar van alle leraren, verdween Hij die niet door gewone levende wezens kan worden waargenomen uit het zicht. (32) Prahlāda bracht daarop met gebogen hoofd zijn eerbetuigingen met gebeden voor Heer Brahmā, Heer S'iva, de stamvaders en de [overige] halfgoden, die allen deel uitmaken van de Allerhoogste Heer. (33) Vervolgens stelden Heer Brahmā, S'ukrācārya en andere wijzen hem aan als de heerser over al de Daitya's en Dānava's. (34) O Koning, nadat Brahmā en de anderen naar behoren waren geėerd, feliciteerden al de godsbewusten hem, wensten ze hem het beste toe en keerde iedereen terug naar zijn verblijfplaats. (35) De twee metgezellen [de poortwachters] van Vishnu, die de zonen waren geworden van Diti en als Zijn vijanden optraden, werden aldus gedood door Hem die zich ophoudt in de kern van het hart [zie 7.1: 36-39]. (36) Vervloekt door de brahmanen, werden de twee opnieuw geboren als de demonen Kumbhakarna en de tienkoppige Rāvana en nogmaals [door Hem] gedood, dankzij de speciale vermogens van Heer Rāmacandra. (37) Dood liggend op het slagveld met hun harten doorboord door de pijlen van Rāma, gaven ze hun lichamen op met hun geesten gefixeerd op Hem, precies zoals ze dat hadden gedaan in hun voorgaande leven. (38) De twee die opnieuw verschenen in deze wereld met hun geboorte als S'is'upāla en Dantavakra, waren op dezelfde manier met de Heer verbonden in  vijandschap en gingen [voor de laatste keer] op in Hem in uw aanwezigheid. (39) Al de koningen die vijandschap koesterden jegens Krishna werden, toen ze stierven en Zijn Zelf bereikten, bevrijdt van de schuldenlast uit hun voorgaande leven, net als larven die een lichaam krijgen identiek aan dat van de dar die ze bewaakte. (40) Net zoals men met het verrichten van toegewijde dienst terugkeert naar de Allerhoogste Persoonlijkheid, keerden koningen als S'is'upāla terug naar hun oorsprong en bereikten ze dezelfde verheven aard van de Heer door zich op Hem te bezinnen [in hun vijandschap, zie ook B.G. 4: 9]. (41) Dit alles beschreef ik u in antwoord op uw vraag hoe de zoon van Damaghosha [S'is'upāla] en ook anderen, zelfs haatdragend, dezelfde heilzame positie konden bereiken [zie 7.1: 34-35]. (42)  In deze vertelling over de Superziel en de Godheid van alle brahmanen, Krishna, verhaalde ik over Zijn zuiverende incarnaties waarin Hij onder meer een einde maakte aan de Daitya's. (43-44) Deze geschiedenis gaat over de aard van de toewijding, geestelijke kennis en verzaking van die hoogst verheven toegewijde Prahlāda. Probeer ieder van deze verhalen te doorgronden en ontdek zo wat eigen is aan de Heer, de Meester van het behoud, de schepping en de vernietiging, wat Zijn kwaliteiten en handelingen zijn, Zijn [in erfopvolging] doorgegeven wijsheid en hoe Hij, met de tijdfactor, een einde maakt aan alle hogere en lagere levende wezens en hun culturen, hoe groots ze ook zijn. (45) Aan de hand van deze vertelling, waarin de bovenzinnelijkheid volmaakt en volledig wordt beschreven, kan men de Fortuinlijke leren kennen en wat het bhāgavata dharma [zie 7.6: 28], de weg van de toegewijden, inhoudt. (46) Een ieder die na het horen van deze stichtelijke vertelling over de Superieure Macht van Vishnu, haar met geloof herhaalt of bezingt, zal worden verlost van het verstrikt zijn in baatzuchtige handelingen. Shiva
              fights tripura(47) Hij die aandachtig leest en luistert naar dit verhaal over de handelingen van die allerbeste van de waarheidlievenden, deze Daityazoon, en hoe de Oorspronkelijke Persoonlijkheid in de rol van koning leeuw de koning van de demonen doodde die zo sterk was als een olifant, zal de geestelijke wereld bereiken waar men niets meer te vrezen heeft. (48) O, hoe goed hebben jullie Pāndava's het in jullie mensenwereld getroffen, want de Allerhoogste van de Absolute Waarheid, Hij waar de grote heiligen die alle plaatsen zuiveren steeds naar op zoek zijn, houdt zich op bij jullie thuis in een menselijke gedaante. (49) Hij is het Brahman van de Absolute Waarheid waar de groten naar op zoek zijn. Hij die in feite uw neef is [de zoon van uw oom aan moeders zijde], Hij uw meest geliefde weldoener, is de eenheid van het bovenzinnelijk geluk en de bron van al het leven. Hij die er tevens voor u is als de goeroe die van instructie is wat betreft het principe, is de Ene die men kan aanbidden als het geheel van [het lichaam - de wereld - en] de ziel. (50) Heer S'iva, Heer Brahmā en anderen konden zelfs niet door te mediteren Hem direct voor zich zien of een beschrijving geven van Zijn werkelijke gedaante. Moge Hij, deze grote meester van alle toegewijden, behaagd zijn met de stilte die wij in acht nemen, met onze devotie, onze kalmte en ons eerbetoon. (51) O Koning, diezelfde Allerhoogste Heer herstelde lang geleden de reputatie van de halfgod S'iva, die bedorven was door een demon genaamd Maya Dānava die, zeer bedreven op technisch gebied, een ongekende macht genoot.'

(52) De Koning [Yudhishthhira] zei: 'Kan u ons alstublieft vertellen om welke reden en op welke manier Heer S'iva, hij die het hele universum beheerst, werd overtroffen door Maya Dānava en hoe hij, met de hulp van Krishna, weer zijn reputatie herstelde?'

(53) Nārada zei: 'Nadat de Asura's door de godsbewusten met Zijn ondersteuning waren verslagen in de strijd, zochten ze gezamenlijk hun toevlucht bij de grootste en beste van hen allen, Maya Dānava. (54-55) De demon bouwde drie grote, machtige steden van goud, zilver en ijzer. Ze bezaten het ongewone vermogen in formatie [zwevend] van plaats te kunnen veranderen en waren daardoor moeilijk te ontdekken. Aldus aan het zicht onttrokken, o heerser over de mensen, begonnen de Asura's, indachtig hun vroegere vijandschap met de drie werelden en hun leiders, de orde in de wereld te verstoren. (56) Daarop benaderden de leiders van al de werelden Heer S'iva, vielen hem ten voeten en zeiden: 'Red ons alstublieft, wij die uw volgelingen zijn, o Godheid, want we werden verwoest door de tripura[drie-steden]mensen.' (57) Om hen zijn genade te tonen zei de Almachtige Heer tot de Sura's: 'Vrees niet' en legde een pijl op zijn boog om zijn wapen op de steden los te laten. (58) Nadat zijn pijlen waren afgevuurd straalden die met een krans van licht zo helder als de zon, waardoor de steden niet langer te zien waren. (59) Door hen aangevallen vielen al de bewoners van de steden levenloos op de grond. De grote yogi Maya Dānava dompelde ze toen de een na de ander in een bron vol [leven gevende] nectar [genaamd mrita-sanjīvayitari]. (60) In aanraking met die goddelijke nectar ontwaakten ze uit de dood en herrezen ze zo sterk als bliksemstralen die fel oplichtend de hemel doorklieven. (61) Toen Hij zag hoe teleurgesteld en ongelukkig [S'iva] het Toonbeeld van de Heer op dat moment was, overwoog de Almachtige Heer Vishnu welke maatregelen moesten worden genomen. (62) Heer Vishnu nam toen persoonlijk de gedaante van een koe aan, terwijl Heer Brahmā de gedaante van een kalf aannam, en samen gingen ze op klaarlichte dag Tripura binnen om al de nectar van de bron op te drinken. (63) Hoewel de Asura's het in de gaten hadden, konden ze door hun verbijstering hen er niet van weerhouden. De grote yogi Maya, op de hoogte van wat er gebeurde, dacht dat het een goddelijke voorbeschikking betrof en richtte zich toen tot degenen die de bron bewaakten. Eerst zo in hun nopjes met hun illusie [dat ze het gewonnen zouden hebben] waren ze nu hevig ontsteld. (64) 'Geen halfgod, demon, menselijk wezen of wie dan ook, kan terugdraaien wat voor iemand zelf, voor iemand anders of voor iedereen door het lot is beschikt in deze wereld.' (65-66) Daarna rustte Hij [Heer Vishnu] Heer S'iva uit met al het noodzakelijke, zoals een strijdwagen en wagenmenner, een vlag, paarden en olifanten, een boog met een schild en pijlen en dergelijke; allemaal zaken die hun kracht ontleenden aan de vermogens van Zijn persoonlijke dharma, geestelijke kennis, onthechting, weelde, boete, cultuur, handelingen en zo meer. S'iva, gezeten op zijn wagen, legde toen een pijl aan op zijn boog. (67) O Heerser over de Mensen, met de pijlen aangelegd op zijn boog zette S'iva aldus, als de Heer en Meester, toen de zon op zijn hoogste punt stond, de zo moeilijk te treffen steden in lichterlaaie. (68) Vanaf hun strijdwagens in de hemel lieten, ondersteund door talloze pauken, de goden en de heiligen, de voorvaderen, de volmaakten en de grote zielen een luid 'Jaya, Jaya' weerklinken, terwijl ze een regen van bloemen lieten neerdalen op zijn hoofd en ze in grote vreugde zongen en dansten met de schoonheden van de hemel. (69) O Koning, nadat de machtige Heer S'iva, die Tripura in de as had gelegd, aldus was verheerlijkt door Heer Brahmā en de anderen, keerde hij terug naar zijn verblijf. (70) Wat kan ik U nog meer vertellen over de Heer, de leraar van het universum, die met Zijn bovenzinnelijk vermogen in de wereld van de mensen verschijnt, de wereld waar Hij, als een gewoon menselijk wezen, heldendaden verricht waarover de wijzen en heiligen verslag doen in verhalen die al de werelden zuiveren?'
 

 

next                         

 
Derde herziene editie, geladen 3 maart, 2019.
 
 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

Nārada Muni zei: 'Hoewel hij nog maar klein was beschouwde Prahlāda elke zegening die de bhakti-yoga met zich meebracht als een belemmering op het pad en met een glimlach maakte hij dat de Heer van de Zinnen duidelijk.
Nārada Muni zei: 'Hoewel nog maar klein beschouwde hij [Prahlāda] ieder van de zegeningen die de bhakti yoga met zich meebracht als belemmeringen op het pad en was hij er zeker van dat de Heer der Zinnen met een glimlach duidelijk te maken. (Vedabase)

 

Tekst 2

S'rī Prahlāda zei: 'Brengt U me alstUblieft niet in de verleiding. Vanwege mijn Asurageboorte, ben ik, door al die zegeningen, gehecht aan materiėle genoegens. Het was juist uit angst voor een dergelijke materiėle betrokkenheid dat ik, verlangend naar bevrijding, mijn toevlucht tot U nam om volledig onthecht te raken.

S'rī Prahlāda zei: 'Brengt U me alstublieft niet in de verleiding, vanwege mijn asura geboorte ben ik geneigd me te verlustigen over al die materiėle zegeningen. Het was uit angst voor een dergelijke materiėle betrokkenheid dat ik, uitziend naar de bevrijding, terwille van de volledige onthechting mijn beschutting bij U gezocht heb. (Vedabase)

 

Tekst 3

O Heer, U stuurt Uw toegewijde dienaar de wereld van begeerte in om zijn karakter op de proef te stellen, want zinsverlangens, die er de oorzaak van zijn dat men hier ronddoolt, treft men aan in het hart van een ieder, o Meester.

Opdat ik me moge gedragen als een zuivere toegewijde heeft Uwe Heerlijkheid mij deze wereld van de lust ingestuurd, de lust die als de grondoorzaak van het aanwezig zijn alhier wordt aangetroffen in het hart van een ieder, o Meester. (Vedabase)

 

Tekst 4

O goeroe van de hele schepping, omdat u zo aardig bent voor Uw zielen, gaat het met u [als de Wensvervuller] niet anders. Ongeacht wie van U materieel voordeel verlangt [krijgt dat ook, maar] is [dan] niet Uw dienaar doch een koopman [zie ook B.G. 17: 20].

Anders zou zoiets van Uwent wege niet plaats kunnen vinden, o goeroe van iedereen; een ieder die van U, de Ziel aller Vriendelijkheid, enig materieel voordeel verlangt, is zo een persoon niet in werkelijkheid een koopman in plaats van een dienende persoon [zie ook B.G. 17: 20]? (Vedabase)


Tekst 5

Iemand die voor zichzelf materieel voordeel verwacht van zijn geestelijk leraar, is niet werkelijk een dienaar. Noch is die meester werkelijk dienstbaar die - voor zijn eigen aanzien - zijn dienaar materieel voordeel wil verschaffen [zie ook 10.88: 8-10].

Een persoon die voor zichzelf materiėle voordelen verlangt van zijn geestelijk leraar is niet werkelijk een dienaar noch is de meester werkelijk van dienst die voor zijn eigen prestige het verlangt zijn dienaar materiėle voordelen te verschaffen [zie ook 10.88: 8-10]. (Vedabase)

 

Tekst 6

Er is wat mij betreft, in de volle overtuiging van mijn toewijding, geen sprake van enig verlangen en ook houdt U, als een ware meester, wat ons betreft er geen verdere motieven op na, zoals een koning die wel heeft in relatie tot zijn onderdaan.

Wat mij betreft is er, U volledig toegewijd, zeker geen sprake van enig verlangen en ook houdt U, in onze omgang met elkaar, als de ware meester, er geen verdere motieven op na zoals men die wel aantreft bij een koning in relatie tot zijn onderdaan. (Vedabase)

 

Tekst 7

En als U dan een van mijn verlangens in vervulling wil doen gaan, dan bidt ik om de zegen, o Heer van Alle Zegeningen, dat zich in mijn hart geen verlangen zal ontwikkelen naar welke vorm van materieel geluk ook [zie ook S'rī S'rī S'ikshāshthaka vers vier].

En als U me iets van mijn verlangens wil vergunnen, dan bidt ik in dat geval om de zegen van U, o Heer Aller Zegeningen, dat geen verlangen naar welk materieel geluk ook zich zal ontwikkelen in mijn hart [zie ook: S'rī S'rī S'ikshāshthaka vers vier]. (Vedabase)

   

Tekst 8

Zo gauw ze de kop opsteken worden [de functies van] de zinnen, geest, levensadem en het lichaam, de religie, het geduld, de intelligentie, verlegenheid, weelde, kracht, geheugen en waarachtigheid door hen verslagen.

Van iemands geboorte af aan worden de zinnen, de geest, de levensadem, het lichaam, de religie, iemands geduld, intelligentie, verlegenheid, weelde, kracht, geheugen en waarachtigheid overspoeld door lustige verlangens. (Vedabase)

 

Tekst 9

Alleen als men al de verlangens opgeeft die men, in de omgang met zijn medemensen, aantreft in zijn hart, komt men in aanmerking voor een weelde gelijk aan die van U, o lotusogige Heer.

Inderdaad alleen als men al de verlangens opgeeft die men door de menselijke omgang in zijn geest aantreft is men geschikt voor een weelde gelijk aan die van U, o lotusogige Heer. (Vedabase)

 

Tekst 10

O Meester van alle Weelde, o Oorspronkelijke Persoonlijkheid, o Heer in de gedaante van Nrisimha, o Allerhoogste, o Absolute Waarheid, o Grote Ziel en Ziel van alle zielen, laat me U mijn respectvolle eerbetuigingen brengen.'

Laat me U mijn respectvolle eerbetuigingen brengen, o Allerhoogste, o Oorspronkelijke Persoonlijkheid; al mijn respect voor U als de Grote Ziel, de Heer in de gedaante van Nrisimha, het Brahman, de Superziel.' (Vedabase)

 

Tekst 11

De Allerhoogste Heer zei: 'Personen die, net als jij, Mij uitsluitend toegewijd zijn, verlangen niet naar zegeningen van Mij in deze wereld of in de volgende. Niettemin mag je, tot aan het einde van Manu's tijdperk, al de vormen van weelde genieten van de Daityaheerschappij in deze wereld [zie ook 2.3: 10].

De Allerhoogste Heer zei: 'Onverdeeld dank zij Mij jegens Mij, niet uit op enige gunst van Mij in deze wereld noch in de volgende, is het al de toegewijden zoals jij niettemin tot aan het einde van Manu's heerschappij gegeven om van al de materiėle welvaart der daitya heerschappij alhier te genieten [zie ook 2.3: 10]. (Vedabase)


Tekst 12

Wijdt je aan Mijn aangename verhalen, wees verzonken in Mij, die in je hart verblijft als de Ene aanwezig in alle levende wezens. Aanbidt, met het [in yoga] verenigen van je bewustzijn, de Heer die de genieter van alle offers is en geef je baatzuchtig handelen op. 

Denk altijd na over Mijn verhalen; het verzonken zijn in Mij als bestaande binnen in jou als de Ene aanwezig in een ieder, zal je het grootste genoegen verschaffen; aanbidt met bhakti yoga de Heer die de genieter van alle offers is en geef je baatzuchtig handelen op. (Vedabase)

 

Tekst 13

Door met het genieten van je verdienste gelukkig te zijn, door middels vroom te handelen de zonde te verslaan, door met de voortsnellende tijd je lichaam op te geven en door het verspreiden van je bovenzinnelijke reputatie bezongen in zelfs de werelden van de goden, zal je, bevrijd van alle gebondenheid, naar Mij terugkeren.

Wees vroom met de welvaart, door een dergelijk toegewijd optreden is men allerlei soorten van terugslagen de baas. Door de Tijd gedwongen je voertuig van de tijd op te geven zal je reputatie van bovenzinnelijkheid zich over het ganse universum verspreiden, bezongen worden in de hoogste sferen en zal je, bevrijd van alle gebondenheid, naar Mij terugkeren. (Vedabase)


Tekst 14

Een ieder die deze gebeden opzegt die je aan Mij opdroeg, een ieder die zich zowel Mij als jou herinnert, zal na verloop van tijd bevrijd raken van de gebondenheid aan zijn karma [zie B.G. 4: 9, 6: 7, 9: 27-28, 12: 3-4 en zie ook 11.14: 21].'

Een ieder die deze gebeden reciteert door jou aan Mij opgedragen, welke mens dan ook die zich Mij zowel als jou herinnert, zal na verloop van tijd vrijkomen van de gebondenheid aan zijn karma [zie B.G. 4: 9, 6: 7, 9: 27-28, 12: 3-4 en zie ook 11.14: 21].' (Vedabase)

 

Tekst 15-17

S'rī Prahlāda zei: 'Ik bidt voor de volgende zegen van U, o Heer der Zegeningen, o Allerhoogste Heer.  Mijn vader, niet bekend met Uw kracht en superioriteit, had door een hart vergiftigd door woede een verkeerd idee van U, o meester en goeroe van al de werelden. Hij hield U voor de moordenaar van zijn broer en had U vervloekt. Zodoende was hij van de grootste zonde jegens mij, Uw toegewijde. Moge mijn vader gezuiverd worden van die allergrootste en hoogst moeilijk te overwinnen zonde, ookal raakte hij in feite direct gezuiverd toen U Uw blik op hem wierp, o Vader zo vol van genade voor de materialisten.'

S'rī Prahlāda zei: 'Ik bidt voor deze zegen van U, o Heer der Zegeningen, o Allerhoogste Beheerser; mijn vader, niet bekend met Uw kracht en superioriteit, had met een hart vervuild door woede daarmee een verkeerd begrip van U, o meester en goeroe van al de werelden, als zijnde degene die zijn broer had gedood en was hij zo van de grootste zonde jegens mij, Uw toegewijde. Moge mijn vader gezuiverd worden van die allergrootste en hoogst moeilijk te overwinnen zonde, alhoewel hij in feite reeds gezuiverd was toen U Uw blik op hem wierp, o Genadevolle Vader voor de Materialisten.' (Vedabase)

 

Tekst 18

De Allerhoogste Heer zei: 'Met de zuivering van je vader zijn er eenentwintig van je voorvaderen gezuiverd, o zondeloze. Omdat jij, o deugdzame jongen, uit hem je geboorte nam in deze dynastie, ben je in feite de zuiveraar van de dynastie.

De Allerhoogste Heer zei: 'Met de zuivering van jouw vader zijn alles bij elkaar eenentwintig van je voorvaderen gezuiverd, o zondeloze, omdat, o deugdzame jongen, jouw persoon geboorte nam in de dynastie. Jij inderdaad bent de zuiveraar van de dynastie. (Vedabase)
 
Tekst 19

Waar en wanneer Mijn toegewijden er ook zijn die, vol van vrede en evenwichtig, met de beste kwaliteiten, een ieder even genadig zijn, zullen allen daar aanwezig gezuiverd raken, zelfs al betreft het de slechtste samenleving.

Waar en wanneer er ook maar mijn toegewijden zijn die vol vrede en gelijkmoedigheid, met de beste kwaliteiten van een gelijke genade zijn jegens een ieder, raken zelfs de slechtste samenlevingen gezuiverd. (Vedabase)

 

Tekst 20

Nimmer zullen zij, in welk opzicht dan ook, welk hoger of lager levend wezen ook kwaad doen, o Koning van de Daitya's, omdat zij, in hun liefde voor Mij, al hun materiėle ambities hebben opgegeven.

Zij zijn in geen enkel opzicht ooit van enig geweld jegens al de hogere of lagere wezens, o Koning van de Daitya's, omdat zij vanuit hun liefde voor Mij al hun materiėle strevingen hebben opgegeven. (Vedabase)

 

Tekst 21

Degenen die in deze wereld in jouw voetspoor treden worden Mijn zuivere toegewijden. Van al Mijn toegewijden vorm jij het beste voorbeeld [zie ook 6.3: 20-21].

Personen die in deze wereld in jouw voetspoor treden worden Mijn zuivere toegewijden; van al Mijn toegewijden ben jij daadwerkelijk het beste voorbeeld van al de verschillende vormen van rijping [zie ook 6.3: 20-21]. (Vedabase)

 

Tekst 22

Mijn kind, je moet nu de begrafenisriten uitvoeren voor je vader, die door Mijn aanraking in alle opzichten werd gezuiverd en dus zal opstijgen naar de werelden van de goede mensen.

Je moet nu de begrafenisplechtigheden uitvoeren voor je vader, die door Mijn lichamelijke aanraking reeds in alle opzichten werd gezuiverd, Mijn kind, zodat hij zal worden bevorderd naar de werelden van de betere mens. (Vedabase)

 

Tekst 23

Aanvaard je vaders troon, Mijn beste, fixeer je geest op Mij en doe je plicht voor Mijn bovenzinnelijke zaak zoals voorgeschreven door de Vedische traditie.'

Bestijg tevens de troon van je vader zoals dat door de Veda's is voorgeschreven; wees met je geest van volledige verzonkenheid in Mij, Mijn beste, en doe je plicht enkel om Mijnentwille.' (Vedabase)

 

Tekst 24

S'rī Nārada zei: 'Zoals hem was opgedragen door de Allerhoogste Heer, verrichtte Prahlāda al de plechtigheden in verband met de dood van zijn vader, o Koning [Yudhishthhira], en werd hij door de brahmanen gekroond.

S'rī Nārada zei: 'Prahlāda zoals hem was opgedragen door de Allerhoogste Heer volbracht al de riten die noodzakelijk waren in verband met de dood van zijn vader, o Koning [Yudhishthhira], en werd door de aanwezige brahmanen gekroond. (Vedabase)

 

Tekst 25

Brahmā, die had gezien wat er was gebeurd, bracht toen in de aanwezigheid van al de andere goden op Hem gericht, met een gezicht dat straalde omdat de Heer was tevreden gesteld, in bovenzinnelijke termen de zuiverste gebeden voor Heer Nrisimha.

Met zijn gezicht opgeklaard over de genade van de Heer bracht Heer Brahmā, die getuige was geweest van wat zich had voorgedaan, in bovenzinnelijke termen de zuiverste der gebeden voor Heer Nrisimha, waarbij hij zich tot Hem richtte in de aanwezigheid van al de goddelijken. (Vedabase)

 

Tekst 26

S'rī Brahmā zei: 'O God der goden, o eigenaar van het ganse universum, o liefde van de ganse schepping, o eerste onder de levende zielen, dankzij Uw besluit [de toegewijden te beschermen] werd de hoogst zondige Asura gedood die voor iedereen zo'n last vormde.

S'rī Brahmā zei: 'O God der Goden, o eigenaar van het ganse universum, o liefde van alle wezens, o eerste onder de levenden, door Uw besluit is de hoogst zondige Asura gedood die iedereen zo veel tot last was. (Vedabase)

 

Tekst 27

Ik had hem de zeldzame gunst verleend dat hij niet zou worden gedood door enig schepsel in mijn schepping noch door enige vorm van verzaking, mystieke macht of fysiek vermogen. Aldus zeer trots geworden overtrad hij alle bepalingen.

Hem heb ik nog de zeldzame gunst verleend niet te zullen worden gedood door enig schepsel door mij geschapen noch door enige verzaking, mystiek vermogen of fysieke macht; aldus zeer trots overtrad hij alle bepalingen. (Vedabase)

 

Tekst 28

Gelukkig werd zijn zoon, die op jonge leeftijd al een grote heilige en verheven toegewijde was, bevrijd uit de greep van de dood en geniet hij, naar Uw wens, nu Uw bescherming.

Door Uw besluit werd zijn zoon, die op jonge leeftijd al een grote heilige en verheven toegewijde was, bevrijd uit de greep van de dood en geniet hij, zoals U dat wenste, nu Uw bescherming. (Vedabase)

 

Tekst 29

Voor hen, die geplaatst voor een vijand mediteren op deze fysieke aanwezigheid van U, de Superziel, o alomtegenwoordige, almachtige Heer, bent U de beschermer tegen alle soorten van angst, zelfs tegen de angst voor de dood.'

Voor hen die geconfronteerd met een tegenstander mediteren op deze fysieke aanwezigheid van Uw Superziel, o Almachtige Heer overal aanwezig, bent U de beschermer tegen alle soorten van angst, zelfs tegen de angst voor de dood.' (Vedabase)

 

Tekst 30

De Allerhoogste Heer gaf ten antwoord: 'Verleen geen gunsten aan demonen zoals u deed, die uw geboorte nam uit de lotus. Het zegenen van mensen met een kwade, genadeloze inborst is als het geven van melk aan slangen.'

De Allerhoogste Heer gaf ten antwoord: 'Verleen, zoals u dat deed, geen gunsten aan de demonen, o Mediteerder van de lotus, het zegenen van mensen met een kwade inborst is als het geven van melk aan slangen.' (Vedabase)

 

Tekst 31

S'rī Nārada zei: 'Dit, o Koning, is wat de Allerhoogste Heer zei, en nadat Hari was aanbeden door de leraar van alle leraren, verdween Hij die niet door gewone levende wezens kan worden waargenomen uit het zicht.

S'rī Nārada zei: 'Dit is wat de Allerhoogste Heer zei, o Koning, en nadat Hari was aanbeden door hem in het voorbije, verdween hij voor ogen van al de levende wezens uit het zicht. (Vedabase)

 

Tekst 32

Prahlāda bracht daarop met gebogen hoofd zijn eerbetuigingen met gebeden voor Heer Brahmā, Heer S'iva, de stamvaders en de [overige] halfgoden, die allen deel uitmaken van de Allerhoogste Heer.

Prahlāda betoonde met zijn hoofd gebogen daarna met gebeden Hem de eer, en zo deden dat ook de Ene in het Voorbije alsook Heer S'iva, de stamvaders en de halfgoden, die allen deel uitmaken van de Allerhoogste Heer. (Vedabase)

 

Tekst 33

Vervolgens stelden Heer Brahmā, S'ukrācārya en andere wijzen hem aan als de heerser over al de Daitya's en Dānava's.

Vervolgens kroonden S'ukrācārya en de anderen, samen met al de wijzen en Hij van de Lotus, hem tot koning van alle Daitya's en Dānava's. (Vedabase)

 

Tekst 34

O Koning, nadat Brahmā en de anderen naar behoren waren geėerd, feliciteerden al de godsbewusten hem, wensten ze hem het beste toe en keerde iedereen terug naar zijn verblijfplaats.

O Koning, met Brahmā en alle overigen naar behoren door hem geėerd, feliciteerden vervolgens al de godsbewusten hem, hem al het beste toewensend en keerden zij ieder naar hun eigen verblijfplaatsen terug. (Vedabase)

 

Tekst 35

De twee metgezellen [de poortwachters] van Vishnu, die de zonen waren geworden van Diti en als Zijn vijanden optraden, werden aldus gedood door Hem die zich ophoudt in de kern van het hart [zie 7.1: 36-39].

Op deze manier werden de twee metgezellen van Vishnu, die vol vergetelheid als de zonen van Diti zichzelf als vijanden zagen, beiden gedood door de Heer die zich ophoudt in de kern van het hart [zie 7.1: 36-39]. (Vedabase)

 

Tekst 36

Vervloekt door de brahmanen, werden de twee opnieuw geboren als de demonen Kumbhakarna en de tienkoppige Rāvana en nogmaals [door Hem] gedood, dankzij de speciale vermogens van Heer Rāmacandra.

Opnieuw vervloekt door de brahmanen werden de twee duivels herboren als Kumbhakarna en de tienkoppige Rāvana en werden ze beiden gedood dankzij de speciale vermogens van Heer Rāmacandra. (Vedabase)

 

Tekst 37

Dood liggend op het slagveld met hun harten doorboord door de pijlen van Rāma, gaven ze hun lichamen op met hun geesten gefixeerd op Hem, precies zoals ze dat hadden gedaan in hun voorgaande leven.

Afgeslacht neerliggend op het slagveld met hun harten doorboord door de pijlen van Rāma, gaven ze hun lichamen op met hun geesten gefixeerd op Hem, precies zoals ze dat deden in hun vorige geboorte. (Vedabase)

 

Tekst 38

De twee die opnieuw verschenen in deze wereld met hun geboorte als S'is'upāla en Dantavakra, waren op dezelfde manier met de Heer verbonden in vijandschap en gingen [voor de laatste keer] op in Hem in uw aanwezigheid.

De twee op deze manier opnieuw alhier verschijnend, namen wederom met de Heer verbonden in vijandschap hun geboorte als S'is'upāla en Dantavakra en gingen in Hem op in uw aanwezigheid. (Vedabase)

 

Tekst 39

Al de koningen die vijandschap koesterden jegens Krishna werden, toen ze stierven en Zijn Zelf bereikten, bevrijdt van de schuldenlast uit hun voorgaande leven, net als larven die een lichaam krijgen identiek aan dat van de dar die ze bewaakte.

Al de koningen die vijandschap koesterden jegens Krishna werden, toen ze stierven, bevrijdt van waar ze schuldig aan waren in hun levens; zoals larven die hetzelfde lichaam krijgen als de dar die ze bewaakte, werden ze net zo zuiver als Hij. (Vedabase)


Tekst 40

Net zoals men met het verrichten van toegewijde dienst terugkeert naar de Allerhoogste Persoonlijkheid, keerden koningen als S'is'upāla terug naar hun oorsprong en bereikten ze dezelfde verheven aard van de Heer door zich op Hem te bezinnen [in hun vijandschap, zie ook B.G. 4: 9].

In hun toewijding onverdeeld jegens de Allerhoogste keerden koningen als S'is'upāla, met dezelfde gedaante als de Allerhoogste Heer, terug naar God omdat ze voortdurend aan Hem hadden gedacht [zie ook B.G. 4: 9]. (Vedabase)

 

Tekst 41

Dit alles beschreef ik u in antwoord op uw vraag hoe de zoon van Damaghosha [S'is'upāla] en ook anderen, zelfs haatdragend, dezelfde heilzame positie konden bereiken [zie 7.1: 34-35].

Dit alles beschreef ik u in reactie op uw vraag naar hoe, zelfs haatdragend, de zoon van Damaghosha [S'is'upāla] en anderen, van een zelfde soort van lichaam konden zijn [zie 7.1: 34-35]. (Vedabase)

 

Tekst 42

In deze vertelling over de Superziel en de Godheid van alle brahmanen, Krishna, verhaalde ik over Zijn zuiverende incarnaties waarin Hij onder meer een einde maakte aan de Daitya's.

In dit over de Superziel en de Godheid aller brahmanen, Krishna, verhaalde ik over Zijn incarnaties van zuivering, waarin Hij van het begin af aan de Daitya's versloeg. (Vedabase)

 

Tekst 43-44

Deze geschiedenis gaat over de aard van de toewijding, geestelijke kennis en verzaking van die hoogst verheven toegewijde Prahlāda. Probeer ieder van deze verhalen te doorgronden en ontdek zo wat eigen is aan de Heer, de Meester van het behoud, de schepping en de vernietiging, wat Zijn kwaliteiten en handelingen zijn, Zijn [in erfopvolging] doorgegeven wijsheid en hoe Hij, met de tijdfactor, een einde maakt aan alle hogere en lagere levende wezens en hun culturen, hoe groots ze ook zijn.

Ze beschrijven van die hoogst verheven toegewijde Prahlāda de eigenschappen van zijn toewijding, zijn spirituele kennis en zijn verzaking; probeer ieder van hen te doorgronden en hiermee daadwerkelijk te weten wat van de Heer is, de Meester van het behoud, de schepping en de vernietiging; wat Zijn kwaliteiten en handelingen zijn, Zijn doorgegeven wijsheid en hoe Hij, met de Tijd, een einde maakt aan alle hogere en lagere levende wezens en hun culturen, hoe groots ze ook mogen wezen. (Vedabase)

 

Tekst 45

Aan de hand van deze vertelling, waarin de bovenzinnelijkheid volmaakt en volledig wordt beschreven, kan men de Fortuinlijke leren kennen en wat het bhāgavata dharma [zie 7.6: 28], de weg van de toegewijden, inhoudt.

Door deze vertelling, waarin zonder voorbehoud de bovenzinnelijkheid volmaakt wordt beschreven, is men in staat het bhāgavata dharma [zie 7.6: 28] en Bhagavān Zelve te begrijpen. (Vedabase)

 

Tekst 46

Een ieder die na het horen van deze stichtelijke vertelling over de Superieure Macht van Vishnu, haar met geloof herhaalt of bezingt, zal worden verlost van het verstrikt zijn in baatzuchtige handelingen.

Een ieder die na het horen van deze stichtelijke vertelling die de Superieure Macht van Vishnu uit de doeken doet, haar met geloof herhaalt, zal worden verlost van de verstriktheid in zijn baatzuchtig handelen. (Vedabase)

 

Tekst 47

Hij die aandachtig leest en luistert naar dit verhaal over de handelingen van die allerbeste van de waarheidlievenden, deze Daityazoon, en hoe de Oorspronkelijke Persoonlijkheid in de rol van koning leeuw de koning van de demonen doodde die zo sterk was als een olifant, zal de geestelijke wereld bereiken waar men niets meer te vrezen heeft.

Een ieder die met grote aandacht leest en luistert naar dit verhaal over de handelingen van de beste van al de waarachtigen, deze daitya zoon, en hoe de Oorspronkelijke Persoonlijkheid voor koning leeuw spelend de koning der demonen doodde die zo sterk was als een olifant, zal de geestelijke wereld bereiken waar nimmer enige angst bestaat. (Vedabase)

 

Tekst 48

O, hoe goed hebben jullie Pāndava's het in jullie mensenwereld getroffen, want de Allerhoogste van de Absolute Waarheid, Hij waar de grote heiligen die alle plaatsen zuiveren steeds naar op zoek zijn, houdt zich op bij jullie thuis in een menselijke gedaante.

Jullie Pāndava's mogen je in je mensenwereld buitengewoon gelukkig prijzen dat in jullie huis de menselijke verschijning van de Allerhoogste van de Absolute Waarheid verblijft die al de werelden kan zuiveren en waar de grote heiligen altijd naar op zoek zijn. (Vedabase)

 

Tekst 49

Hij is het Brahman van de Absolute Waarheid waar de groten naar op zoek zijn. Hij die in feite uw neef is [de zoon van uw oom aan moeders zijde], Hij uw meest geliefde weldoener, is de eenheid van het bovenzinnelijk geluk en de bron van al het leven. Hij die er tevens voor u is als de goeroe die van instructie is wat betreft het principe, is de Ene die men kan aanbidden als het geheel van [het lichaam - de wereld - en] de ziel.

Het Onpersoonlijke Brahman waar de groten naar op zoek zijn is Hij. Hij, die feitelijk de zoon van uw oom aan moeders zijde is, is uw meest geliefde weldoener, is de eenheid van het bovenzinnelijk geluk en de bron van al het leven. Hij die er voor u als de goeroe is die leiding geeft in het principe, is de Ene die aanbiddelijk is in het geheel van Zijn lichaam en ziel. (Vedabase)

 

Tekst 50

Heer S'iva, Heer Brahmā en anderen konden zelfs niet door te mediteren Hem direct voor zich zien of een beschrijving geven van Zijn werkelijke gedaante. Moge Hij, deze grote meester van alle toegewijden, behaagd zijn met de stilte die wij in acht nemen, met onze devotie, onze kalmte en ons eerbetoon.

Zelfs niet door te mediteren konden Heer S'iva, Heer Brahmā en anderen Hem direct voor zich zien of een beschrijving geven van Zijn werkelijke gedaante; moge Hij, deze grote beschermer van al Zijn toegewijden behaagd zijn met de stilte die wij in acht nemen, met onze devotie, ons verzaken terwille van het goede en ons eerbetoon. (Vedabase)

 

Tekst 51

O Koning, diezelfde Allerhoogste Heer herstelde lang geleden de reputatie van de halfgod S'iva, die bedorven was door een demon genaamd Maya Dānava die, zeer bedreven op technisch gebied, een ongekende macht genoot.'

Diezelfde Allerhoogste Heer, o Koning, herstelde lang geleden de verloren gegane reputatie van de goddelijkheid van S'iva die ondergraven was door een demon genaamd Maya die, bedreven op technisch gebied, een ongekende macht genoot.' (Vedabase)

 

Tekst 52

De Koning [Yudhishthhira] zei: 'Kan u ons alstublieft vertellen om welke reden en op welke manier Heer S'iva, hij die het hele universum beheerst, werd overtroffen door Maya Dānava en hoe hij, met de hulp van Krishna, weer zijn reputatie herstelde?'

De Koning [Yudhishthhira] zei: 'Alstublieft beschrijf om welke reden en op welke manier Heer S'iva, hij die het hele universum beheerst, werd overtroffen door Maya en hoe hij met Krishna weer zijn reputatie herwon?' (Vedabase)

 

Tekst 53

Nārada zei: 'Nadat de Asura's door de godsbewusten met Zijn ondersteuning waren verslagen in de strijd, zochten ze gezamenlijk hun toevlucht bij de grootste en beste van hen allen, Maya Dānava.

Nārada zei: 'De Asura's die door de godsbewusten bij machte van de Heer waren verslagen in de strijd, zochten toen gezamenlijk hun toevlucht bij de grootste en beste van hen allen, Maya Dānava. (Vedabase)

 

Tekst 54-55

De demon bouwde drie grote, machtige steden van goud, zilver en ijzer. Ze bezaten het ongewone vermogen in formatie [zwevend] van plaats te kunnen veranderen en waren daardoor moeilijk te ontdekken. Aldus aan het zicht onttrokken, o heerser over de mensen, begonnen de Asura's, indachtig hun vroegere vijandschap met de drie werelden en hun leiders, de orde in de wereld te verstoren.

Die demon bouwde drie grote, machtige steden van goud, zilver en ijzer. Ze bezaten het ongewone vermogen van plaats te veranderen en waren daardoor moeilijk te onderscheiden. Aldus aan het zicht onttrokken begonnen de Asura's, met in gedachten hun vroegere vijandschap met al de drie werelden en hun leiders, o heerser over de mensen, de orde in de wereld te verstoren. (Vedabase)

 

Tekst 56

Daarop benaderden de leiders van al de werelden Heer S'iva, vielen hem ten voeten en zeiden: 'Red ons alstublieft, wij die uw volgelingen zijn, o Godheid, want we werden verwoest door de tripura[drie-steden]mensen.'

Daaropvolgend benaderden al de werelden met hun leiders Īs'vara S'iva, hem ten voeten vallend zeggend: 'Red alstublieft ons die u zo nabij staan, daar we vol van angst zijn, o Godheid, we zijn waarlijk nergens meer dankzij de tripura [drie-steden] mensen. (Vedabase)

 

Tekst 57

Om hen zijn genade te tonen zei de Almachtige Heer tot de Sura's: 'Vrees niet', en legde een pijl op zijn boog om zijn wapen op de steden los te laten.

Om hen zijn genade te tonen zei de Almachtige Heer tot de Sura's: 'Vreest niet', en legde hij een pijl aan op zijn boog om zijn wapens op de steden los te laten. (Vedabase)

 

Tekst 58

Nadat zijn pijlen waren afgevuurd straalden die met een krans van licht zo helder als de zon, waardoor de steden niet langer te zien waren.

De pijlen straalden, nadat ze waren afgevuurd, als bundels licht zo helder als de zon, waardoor men de steden niet langer kon ontwaren. (Vedabase)

 

Tekst 59

Door hen aangevallen vielen al de bewoners van de steden levenloos op de grond. De grote yogi Maya Dānava dompelde ze toen de een na de ander in een bron vol [leven gevende] nectar [genaamd mrita-sanjīvayitari].

Door die aanval vielen zij die zich normaal daar in de huizen van de stad ophielden, allen levenloos neer, maar zij werden allemaal dank zij de grote mystieke talenten van Maya de een na de ander in een bron ondergedompeld vol van [leven-gevende] nectar [genaamd mrita-sanjīvayitari]. (Vedabase)

 

Tekst 60

In aanraking met die goddelijke nectar ontwaakten ze uit de dood en herrezen ze zo sterk als bliksemstralen die fel oplichtend de hemel doorklieven.

Aldus uit de dood weer opgewekt door die vloeistof van de alvermogende nectar, herrezen zij weer, sterk als bliksemstralen die de hemel fel als weerlichten splijten. (Vedabase)

 

Tekst 61

Toen Hij zag hoe teleurgesteld en ongelukkig [S'iva,] het Toonbeeld van de Heer op dat moment was, overwoog de Almachtige Heer Vishnu welke maatregelen moesten worden genomen.

Toen Hij zag hoe teleurgesteld en ongelukkig het Toonbeeld van de Heer [S'iva] op dat moment was, overwoog de Almachtige Heer Vishnu gepaste maatregelen. (Vedabase)

 

Tekst 62

Heer Vishnu nam toen persoonlijk de gedaante van een koe aan, terwijl Heer Brahmā de gedaante van een kalf aannam, en samen gingen ze op klaarlichte dag Tripura binnen om al de nectar van de bron op te drinken.

Brahmā nam toen de gedaante aan van een kalf en met Heer Vishnu Zelve als de koe gingen ze bij klaarlichte dag Tripura binnen en dronken ze al de nectar op uit de bron. (Vedabase)

 

Tekst 63

Hoewel de Asura's het in de gaten hadden, konden ze door hun verbijstering hen er niet van weerhouden. De grote yogi Maya, op de hoogte van wat er gebeurde, dacht dat het een goddelijke voorbeschikking betrof en richtte zich toen tot degenen die de bron bewaakten. Eerst zo in hun nopjes met hun illusie [dat ze het gewonnen zouden hebben] waren ze nu hevig ontsteld.

Hoewel de Asura's ze zeker in de gaten hadden, waren ze er door hun verbijstering niet toe in staat ze ervan te weerhouden. En zo richtte de mysticus Maya die, zich er volledig van bewust, het erop hield dat het goddelijk zo beschikt was, het woord tot hen die de wacht hielden en, ooit zo in hun nopjes met hun illusie, nu hevig ontsteld waren: (Vedabase)

 

Tekst 64

'Geen halfgod, demon, menselijk wezen of wie dan ook, kan terugdraaien wat voor iemand zelf, voor iemand anders of voor iedereen door het lot is beschikt in deze wereld.'

'Halfgoden, demonen, menselijke wezens noch wie dan ook, kunnen terugdraaien wat bij God op deze wereld van iemand zelf, iemand anders of van allen tezamen het lot zou zijn.' (Vedabase)

 

Tekst 65-66

Daarna rustte Hij [Heer Vishnu] Heer S'iva uit met al het noodzakelijke, zoals een strijdwagen en wagenmenner, een vlag, paarden en olifanten, een boog met een schild en pijlen en dergelijke; allemaal zaken die hun kracht ontleenden aan de vermogens van Zijn persoonlijke dharma, geestelijke kennis, onthechting, weelde, boete, cultuur, handelingen en zo meer. S'iva, gezeten op zijn wagen, legde toen een pijl aan op zijn boog.

Daarna rustte Hij [Heer Vishnu] vanuit Zijn persoonlijke vermogens aangaande al de ingrediėnten van het leven gevormd door de religie, de geestelijke kennis, de verzaking, de weelde, de loutering, de opvoeding, de handelingen en dat alles, Heer S'iva uit met al die zaken die maar nodig waren, zoals een strijdwagen en wagenmenner, een vlag, paarden en olifanten, een boog met een schild en pijlen enzovoorts. Gezeten op zijn wagen legde hij toen een pijl aan op zijn boog. (Vedabase)

 

Tekst 67

O Heerser over de Mensen, met de pijlen aangelegd op zijn boog zette S'iva aldus, als de Heer en Meester, toen de zon op zijn hoogste punt stond, de zo moeilijk te treffen steden in lichterlaaie.

O Heerser der Mensen, met behulp van de pijlen aangelegd op zijn boog zette S'iva als de Heer en Meester op deze manier, toen de zon op zijn hoogste punt stond, de zo moeilijk te treffen steden in lichterlaaie. (Vedabase)

 

Tekst 68

Vanaf hun strijdwagens in de hemel lieten, ondersteund door talloze pauken, de goden en de heiligen, de voorvaderen, de volmaakten en de grote zielen een luid 'Jaya, Jaya' weerklinken, terwijl ze een regen van bloemen lieten neerdalen op zijn hoofd en ze in grote vreugde zongen en dansten met de schoonheden van de hemel.

Vanaf hun strijdwagens in de hemel lieten, ondersteund door talloze pauken, de goden en de heiligen, de voorvaderen, de volmaakten en de groten, een luid 'Jaya, Jaya' weerklinken, terwijl ze een regen van bloemen lieten neerdalen op zijn hoofd en ze in grote vreugde zongen en dansten met de schoonheden van de hemel. (Vedabase)

 

Tekst 69

O Koning, nadat de machtige Heer S'iva, die Tripura in de as had gelegd, aldus was verheerlijkt door Heer Brahmā en de anderen, keerde hij terug naar zijn verblijf.

O Koning, de machtige Heer S'iva die aldus onder de aanmoediging van Brahmā en de anderen Tripura in de as had gelegd, keerde toen naar zijn eigen verblijf terug. (Vedabase)

 

Tekst 70

Wat kan ik U nog meer vertellen over de Heer, de leraar van het universum, die met Zijn bovenzinnelijk vermogen in de wereld van de mensen verschijnt, de wereld waar Hij, als een gewoon menselijk wezen, heldendaden verricht waarover de wijzen en heiligen verslag doen in verhalen die al de werelden zuiveren?'

Zo gaat het met waar de Heer allemaal toe in staat is: optredend als een gewoon mens in de menselijke samenleving zijn er van Hem, de leraar van het universum, de vertellingen over Zijn bovenzinnelijke handelingen die, overgedragen door de mensen der heiligheid, al de werelden zuiveren; wat moet ik u nog meer vertellen?' (Vedabase)

 

 

 

 

 

Creative Commons
                  License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
De eerste afbeelding van Prahlāda die bidt is een detail
van een klassiek schilderij met Nrisimha. Datum rond 1700.
Bron.
Het tweede schilderij is getiteld: "Album Cover with Shiva as the Destroyer
of the Three Cities of the Demons (Tripurantaka)",
© Creative Commons 2.0
, oorspronkelijk geladen op Flickr door Redtigerxyz.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd.


 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties