regelbalk



 

Canto 8

Mahāmantra 2

 

 

Hoofdstuk 15: Bali Mahārāja Verovert de Hemelse Plaatsen

(1-2) De koning zei: 'Waarom bedelde de Heer, de Heerser over alle levende wezens, als een arme bij Bali om drie stappen land en waarom sloeg Hij hem ondanks zijn donatie in de boeien? We willen heel graag de reden weten van dit bedelen van de Heer, die zo volkomen is in Zichzelf, en ook waarom Bali werd ingerekend terwijl hij onschuldig was.'

(3) S'rī S'uka zei: 'Bali, die was verslagen door Indra en zijn weelde en zijn leven was kwijtgeraakt [zie 8.11], werd weer uit de dood opgewekt door de volgelingen van Bhrigu [S'ukrācārya en zijn leerlingen]. Hij, als een grote ziel en discipel, gaf [toen] blijk van zijn achting voor hen door in volle overgave alles aan te bieden wat hij bezat. (4) De brahmanen die Bhrigu volgden en een groot gezag genoten, waren zeer met hem ingenomen en zetten hem, die de hemelse werelden [van Indra] wilde veroveren, aan tot een offerplechtigheid genaamd Vis'vajit. Daartoe onderwierpen ze hem, overeenkomstig de voorschriften, eerst aan een groot zuiveringsritueel [abhisheka]. (5) Uit het laaiende vuur, dat werd vereerd met uitgietingen van ghee, verscheen een schitterende strijdwagen getrokken door paarden die een kleur hadden als die van Indra [geel]. Hij was bedekt met goud en zijde en uitgerust met een banier gesierd met een leeuw. (6) Er was een speciale vergulde boog, twee kokers met een onuitputtelijke voorraad pijlen en een hemels kuras. Zijn grootvader [Prahlāda] schonk een bloemenslinger van nimmer verwelkende bloemen en S'ukrācārya gaf hem een schelphoorn. (7) Na, op het advies van de brahmanen, het ritueel te hebben uitgevoerd en aldus met hun genade de wapenrusting te hebben verworven, omliep hij de geleerde mannen, bracht hij zijn eerbetuigingen en nam hij met het nodige respect afscheid van Prahlāda Mahārāja. (8-9) Toen hij vervolgens de goddelijke wagen had bestegen die S'ukrācārya had geschonken, pakte de grote krijgsheer, gesierd met zijn bloemenslinger, bedekt door zijn rusting en uitgerust met zijn boog, een zwaard en pijlenkoker. Met de gouden banden om zijn armen en de hangers in zijn oren die glinsterden van de saffieren, straalde hij hoog op zijn wagen als het vuur van aanbidding op een altaar. (10-11) Omringd door zijn mannen en de andere Daityaleiders gelijk aan hem qua weelde, kracht en schoonheid, leken ze de hemel te verzwelgen en alle windrichtingen te verzengen met hun blikken. Na de grootste Asurakrijgers bijeen te hebben gebracht, gingen ze op weg naar de uiterst welvarende hoofdstad van Indra en lieten daarbij de aarde onder hun voeten trillen.


(12) Het was daar zeer aangenaam met boomgaarden en tuinen, zoals de prachtige Nandanatuin. Het was vol van paartjes tjilpende vogels, dol zoemende bijen en eeuwige bomen met takken overladen met bladeren, vruchten en bloemen. (13) Ze waren bevolkt met groepen zwanen, kraanvogels, cakravākavogels, eenden, lotusbloemen en prachtige, zich er vermakende vrouwen die werden beschermd door de goddelijken. (14) De immer aanbiddelijke riviergodin omringde de stad met grachten vol Gangeswater buiten de gekanteelde verdedigingswerken met een vuurrode kleur. (15) De marmeren toegangspoorten van de stad, de met goud beslagen deuren [van de huizen] en de vele openbare, zorgvuldig aangelegde wegen, waren allemaal gebouwd door Vis'vakarmā. (16) De stad telde vele openbare gelegenheden, hofjes, straten en talloze weelderige paleizen. Bij de kruispunten aangelegd met natuursteen, stonden zitbanken versierd met pilaren en koraal. (17) In die stad trof men hoogst bekoorlijke, eeuwig jeugdige vrouwen aan glinsterend als de vlammen van een vuur, die koel, warm, rondborstig en fraai opgesierd, altijd gestoken waren in smetteloos schone kleren. (18) De bries in de straten voerde de geur mee van de verse bloemen die waren losgegleden uit het haar van de halfgodenvrouwen. (19) De godenliefjes liepen op straat door de witte rook van aguru wierook die werd gebrand achter de met gouden filigrein versierde vensters. (20) Er waren baldakijnen bezaaid met parels en goud, een keur aan vlaggen die de koepels sierden van de paleizen en pauwen, duiven en bijen die hun geluiden lieten horen. Daarbij bezongen de vrouwen vanuit de hemelse gebouwen in koor hun geluk. (21) De stad in zijn schittering zo prachtig en aangenaam met de zingende Gandharva's, de solo-instrumenten, het dansen en de geluiden van de fluiten, vīnā's, trommels, schelphoorns en pauken, allemaal in volmaakte harmonie, overtrof die van de schoonheid in eigen persoon. (22) Er waren geen goddelozen die de straten onveilig maakten, niemand was er afgunstig of was van geweld jegens andere levende wezens, niemand pleegde bedrog en niemand jaagde valse eer na, was wellustig of bezitterig. Allen die zich daar rondbewogen waren volkomen vrij van dat alles. (23) En het was die stad van God die van buitenaf aan alle kanten werd aangevallen door hem, [Bali,] de bevelhebber over de troepen verschaft door S'ukrācārya, die met het luid laten klinken van zijn schelphoorn al de dames in angst verzette die door Indra beschermd werden.

(24) Indra, geplaatst voor de situatie, kon Bali's gedreven strijdlust goed begrijpen en richtte zich met de volgende woorden tot de geestelijk leraar [Brihaspati] in het gezelschap van de goddelijken: (25) 'O mijn heer, van wie heeft Bali, onze vijand uit het verleden, die grote inzet en almacht die we, zo vrees ik, niet zullen kunnen weerstaan? (26) Er is niemand te vinden die hier tegen [deze dreiging van Bali] verzet  kan bieden. Het is alsof hij, als was hij het vuur aan het einde der tijden, met zijn mond de hele wereld wil opdrinken en oplikken en met zijn blikken al de windrichtingen in vuur en vlam wil zetten. (27) Zeg ons alstublieft wat de oorzaak is van de formidabele macht van onze vijand. Waaraan ontleent hij al die energie, kracht, greep en gedrevenheid?'

(28) Brihaspati zei: 'O Indra, ik weet hoe uw vijand tegen u op kon staan. Hij ontleent zijn macht aan het feit dat hij een leerling is van de machtige brahmanen die Bhrigu volgen. (29) Zo machtig als hij is, kan deze sterke man niet worden verslagen door iemand als u of door iemand die bij u hoort. Behalve de Hoogste Meester, de Heer, zal het niemand lukken hem uit de wereld te helpen, nu hij eenmaal de macht van een superieure spirituele kracht heeft verworven. Tegen hem ingaan is net zo zinloos als op te staan tegen de heer van de dood. (30) Daarom moeten jullie allen je verblijf in het hemelrijk opgeven, uit het zicht verdwijnen en naar elders vertrekken in afwachting van de tijd dat jullie vijand op zijn retour is. (31) Hij die nu zo oppermachtig is vanwege de genade van de brahmaanse macht die werd verleend, zal met al zijn vrienden en helpers ten onder gaan door het beledigen van diezelfde macht.'

(32) Aldus geadviseerd door hun geestelijk leraar over wat hen te doen stond, gaven zij, de goden die elke gedaante konden aannemen die ze maar wilden, hun hemelse koninkrijk op en vertrokken. (33) Nadat de goden waren verdwenen nam Bali, de zoon van Virocana, de stad in waar de hemelbewoners hun verblijf hadden en onderwierp hij de drie werelden aan zijn gezag. (34) Daar hij hun discipel was droegen de volgelingen van Bhrigu die zeer ingenomen waren met de veroveraar van het universum, hem op zich te wijden aan een honderdtal [as'vamedha] paardoffers. (35) Door het uitvoeren van die offers verspreidde zijn roem zich tot in alle uithoeken van de drie werelden, zodat hij straalde met een glorie als die van de maan. (36) Met het verworven hebben van de gunst van de brahmanen meende hij, genietend van een weelde en voorspoed als die van de halfgoden, dat hij het zeer goed getroffen had met alles wat hij zo groots had beraamd en gedaan.'

   

next                         

 

 

 
Derde herziene editie, geladen 28 juli 2019.
 
 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1-2

De koning zei: 'Waarom bedelde de Heer, de Heerser over alle levende wezens, als een arme bij Bali om drie stappen land en waarom sloeg Hij hem ondanks zijn donatie in de boeien? We willen heel graag de reden weten van dit bedelen van de Heer, die zo volkomen is in Zichzelf, en ook waarom Bali werd ingerekend terwijl hij onschuldig was.'
De koning zei: 'Waarom bedelde, de Heerser over alle levende wezens, als een arme bij Bali om drie stappen land en waarom sloeg Hij hem ondanks de gift in de boeien? We willen heel graag al dit bedelen van de Beheerser die zo volkomen is in Zichzelf en de aanhouding van Bali hoewel hij foutloos was begrijpen.' (Vedabase)

  

Tekst 3

S'rī S'uka zei: 'Bali, die was verslagen door Indra en zijn weelde en zijn leven was kwijtgeraakt [zie 8.11], werd weer uit de dood opgewekt door de volgelingen van Bhrigu [S'ukrācārya en zijn leerlingen]. Hij, als een grote ziel en discipel, gaf [toen] blijk van zijn achting voor hen door in volle overgave alles aan te bieden wat hij bezat.

S'rī S'uka zei: 'Verslagen door Indra, verstoken van zijn weelde en inderdaad zijn leven [zie 8.11], werd Bali weer tot leven gewekt door de nazaten van Bhrigu [S'ukrācārya en zijn volgelingen]. Met Bhrigu's gevolg was hij, als een grote ziel en discipel, van aanbidding door hen in volledige overgave alles te geven dat hij had. (Vedabase)

 

Tekst 4

De brahmanen die Bhrigu volgden en een groot gezag genoten, waren zeer met hem ingenomen en zetten hem, die de hemelse werelden [van Indra] wilde veroveren, aan tot een offerplechtigheid genaamd Vis'vajit. Daartoe onderwierpen ze hem, overeenkomstig de voorschriften, eerst aan een groot zuiveringsritueel [abhisheka].

De brahmaanse navolgers van Bhrigu, die zeer met hem ingenomen waren, zetten hem aan tot een offerritueel genaamd Vis'vajit zodat hij, na overeenkomstig de voorschriften te zijn gezuiverd door de verheven zielen in een groot reinigings-ritueel [abhisheka], naar zijn zin de hemelse werelden kon veroveren. (Vedabase)

 

Tekst 5

Uit het laaiende vuur, dat werd vereerd met uitgietingen van ghee, verscheen een schitterende strijdwagen getrokken door paarden die een kleur hadden als die van Indra [geel]. Hij was bedekt met goud en zijde en uitgerust met een banier gesierd met een leeuw.

Van het laaiende vuur aanbeden met uitgietingen van ghee was er, getrokken door paarden die de kleur hadden van die van Indra [geel], een strijdwagen bedekt met goud en zijde die uitgerust was met en een banier gesierd met een leeuw. (Vedabase)

 

Tekst 6

Er was een speciale vergulde boog, twee kokers met een onuitputtelijke voorraad pijlen en een hemels kuras. Zijn grootvader [Prahlāda] schonk een bloemenslinger van nimmer verwelkende bloemen en S'ukrācārya gaf hem een schelphoorn.

Er was een speciale vergulde boog, twee kokers met trefzekere pijlen en een hemels kuras. Zijn grootvader [Prahlāda] schonk een bloemenslinger van nimmer verwelkende bloemen en S'ukrācārya gaf hem een schelphoorn. (Vedabase)

 

Tekst 7

Na, op het advies van de brahmanen, het ritueel te hebben uitgevoerd en aldus met hun genade de wapenrusting te hebben verworven, omliep hij de geleerde mannen, bracht hij zijn eerbetuigingen en nam hij met het nodige respect afscheid van Prahlāda Mahārāja.

Na op het advies van de brahmanen het ritueel uit te hebben gevoerd en aldus met hun genade de wapenrusting te hebben verworven, omliep hij met het brengen van zijn eerbetuigingen al de geleerde mannen en nam hij ook met het nodige respect afscheid van Prahlāda Mahārāja. (Vedabase)

 

Tekst 8-9

Toen hij vervolgens de goddelijke wagen had bestegen die S'ukrācārya had geschonken, pakte de grote krijgsheer, gesierd met zijn bloemenslinger, bedekt door zijn rusting en uitgerust met zijn boog, een zwaard en pijlenkoker. Met de gouden banden om zijn armen en de hangers in zijn oren die glinsterden van de saffieren, straalde hij hoog op zijn wagen als het vuur van aanbidding op een altaar.

Daarop de goddelijke wagen bestijgend die S'ukrācārya had geschonken, nam de grote krijgsheer gesierd met zijn bloemenslinger, bedekt door zijn rusting en uitgerust met zijn boog, zijn zwaard en pijlenkoker ter hand. Met de gouden banden om zijn armen en zijn oorhangers glinsterend als saffieren straalde hij, zich op zijn wagen bevindend, als het vuur der aanbidding op een altaar.(Vedabase)

 

Tekst 10-11

Omringd door zijn mannen en de andere Daityaleiders gelijk aan hem qua weelde, kracht en schoonheid, leken ze de hemel te verzwelgen en alle windrichtingen te verzengen met hun blikken. Na de grootste Asurakrijgers bijeen te hebben gebracht, gingen ze op weg naar de uiterst welvarende hoofdstad van Indra en lieten daarbij de aarde onder hun voeten  trillen.

Omringd door zijn eigen mannen en de andere daitya leiders die qua weelde, kracht en schoonheid niet voor hem onderdeden, leken ze de hemel te verzwelgen en alle windrichtingen te verzengen met hun blikken. De grootste asura krijgers bijeen brengend begaven ze zich naar de uiterst welvarende hoofdstad van Indra dat het de hele aarde leek te schudden. (Vedabase)

 

Tekst 12

Het was daar zeer aangenaam met boomgaarden en tuinen, zoals de prachtige Nandanatuin. Het was vol van paartjes tjilpende vogels, dol zoemende bijen en eeuwige bomen met takken overladen met bladeren, vruchten en bloemen.

Het was er daar zeer aangenaam met boomgaarden en tuinen zoals de prachtige Nandana-tuin, tjilpende paartjes vogels, dol zoemende bijen en eeuwige bomen met takken zwaar van de bladeren met vruchten en bloemen. (Vedabase)

 

Tekst 13

Ze waren bevolkt met groepen zwanen, kraanvogels, cakravākavogels, eenden, lotusbloemen en prachtige, zich er vermakende vrouwen die werden beschermd door de goddelijken.

Ze waren bevolkt met groepen zwanen, kraanvogels, cakravāka-vogels, eenden, lotusbloemen en prachtige ronddartelende dames beschermd door de goddelijken. (Vedabase)

 

Tekst 14

De immer aanbiddelijke riviergodin omringde de stad met grachten vol Gangeswater buiten de gekanteelde verdedigingswerken met een vuurrode kleur.

De immer aanbiddelijke godin omringde hen met grachten vol Gangeswater en gekanteelde verdedigingswerken in een vuurrode kleur. (Vedabase)

 

Tekst 15

De marmeren toegangspoorten van de stad, de met goud beslagen deuren [van de huizen] en de vele openbare, zorgvuldig aangelegde wegen, waren allemaal gebouwd door Vis'vakarmā.

Gebouwd door Vis'vakarmā waren de ingangen van de stad van marmer, waren de deuren [van de huisen] met goud beplaat en waren de vele openbare wegen planmatig geordend. (Vedabase)

  

Tekst 16

De stad telde vele openbare gelegenheden, hofjes, straten en talloze weelderige paleizen. Bij de kruispunten aangelegd met natuursteen, stonden zitbanken versierd met pilaren en koraal.

Ze was rijk aan openbare gelegenheden, hofjes, wegen en talloze weelderige paleizen. Bij de kruispunten waarin parels waren verwerkt stonden zitbanken gesierd met diamanten en koraal. (Vedabase)

 

Tekst 17

In die stad trof men hoogst bekoorlijke, eeuwig jeugdige vrouwen aan glinsterend als de vlammen van een vuur, die koel, warm, rondborstig en fraai opgesierd, altijd gestoken waren in smetteloos schone kleren.

In die stad trof men, zoals met een vuur met vele vlammen, glitterende, hoogst bekoorlijke, eeuwig jeugdige vrouwen aan, die koel, warm en rondborstig [ofwel 's'yāmā'], fraai opgesierd altijd gestoken waren in smetteloos schone kleren. (Vedabase)

  

Tekst 18

De bries in de straten voerde de geur mee van de verse bloemen die waren losgegleden uit het haar van de halfgodenvrouwen.

De bries in de straten voerde de geur mee van de verse, welriekende bloemen gevallen uit het haar van de sura vrouwen. (Vedabase)

 

Tekst 19

De godenliefjes liepen op straat door de witte rook van aguru wierook die werd gebrand achter de met gouden filigrein versierde vensters.

De sura liefjes op straat liepen door de witte rook van aguru wierook gebrand vanachter de met gouden raamwerk versierde vensters. (Vedabase)

 

Tekst 20

Er waren baldakijnen bezaaid met parels en goud, een keur aan vlaggen die de koepels sierden van de paleizen en pauwen, duiven en bijen die hun geluiden lieten horen. Daarbij bezongen de vrouwen vanuit de hemelse gebouwen in koor hun geluk.

Er waren baldakijnen bezaaid met parels en goud, een keur aan vlaggen die de koepels sierden van de paleizen en pauwen, duiven en bijen die hun geluiden lieten horen, en daarbij zongen hoog in hun hemelse bouwsels de vrouwen in koor het heil. (Vedabase)

 

Tekst 21

De stad in zijn schittering zo prachtig en aangenaam met de zingende Gandharva's, de solo-instrumenten, het dansen en de geluiden van de fluiten, vīnā's, trommels, schelphoorns en pauken, allemaal in volmaakte harmonie, overtrof die van de schoonheid in eigen persoon.

De stad met al zijn schittering zo prachtig en aangenaam met de zingende dierbaren der goden, de solo-instrumenten, het dansen en de geluiden van de fluiten, vīnā's, trommels, schelphoorns en pauken allen in volmaakte harmonie, overtrof in haar schoonheid die van de goddheid van de pracht. (Vedabase)

 

Tekst 22

Er waren geen goddelozen die de straten onveilig maakten, niemand was er afgunstig of was van geweld jegens andere levende wezens, niemand pleegde bedrog en niemand jaagde valse eer na, was wellustig of bezitterig. Allen die zich daar rondbewogen waren volkomen vrij van dat alles.

Er waren geen goddelozen die de straten onveilig maakten, niemand was er afgunstig of van geweld jegens andere levende schepselen, niemand pleegde bedrog en niemand jaagde valse eer na, was wellustig of bezitterig; allen die daar liepen waren volledig vrij van dat alles. (Vedabase)

 

Tekst 23

En het was die stad van God die van buitenaf aan alle kanten werd aangevallen door hem, [Bali,] de bevelhebber over de troepen verschaft door S'ukrācārya, die met het luid laten klinken van zijn schelphoorn al de dames in angst verzette die door Indra beschermd werden. 

En het was die stad van God die van buitenaf aan alle kanten werd aangevallen door hem, de bevelhebber over de troepen geschonken door S'ukrācārya, die, met het luid laten weerklinken van zijn schelphoorn, al de dames beschermd door Indra in angst verzette. (Vedabase)

 

Tekst 24

Indra, geplaatst voor de situatie, kon Bali's gedreven strijdlust goed begrijpen en richtte zich met de volgende woorden tot de geestelijk leraar [Brihaspati] in het gezelschap van de goddelijken:

Indra geplaatst voor de situatie kon Bali's gedreven strijdlust begrijpen en richtte zich in het gezelschap der goddelijken tot de geestelijk leraar [Brihaspati] met de volgende woorden: (Vedabase)

 

Tekst 25

'O mijn heer, van wie heeft Bali, onze vijand uit het verleden, die grote inzet en almacht die we, zo vrees ik, niet zullen kunnen weerstaan?

'O mijn Heer, van wie kreeg Bali, onze vijand uit het verleden, die grote inzet en almacht die we, zo vrees ik, niet zullen kunnen weerstaan. (Vedabase)

 

Tekst 26

Er is niemand te vinden die hier tegen [deze dreiging van Bali] verzet  kan bieden. Het is alsof hij, als was hij het vuur aan het einde der tijden, met zijn mond de hele wereld wil opdrinken  en oplikken en met zijn blikken al de windrichtingen in vuur en vlam wil zetten.

Er is niemand te vinden die deze gewapende macht van hem weerstand kan bieden, het is alsof hij met zijn mond de hele wereld wil opdrinken en oplikken en met zijn blikken alle windrichtingen in brand wil zetten, zich opwerpend als het vuur aan het einde der tijden. (Vedabase)

 

Tekst 27

Zeg ons alstublieft wat de oorzaak is van de formidabele macht van onze vijand. Waaraan ontleent hij al die energie, kracht, greep en gedrevenheid?'

Alstublieft zeg ons wat de oorzaak is van de formidabele macht van onze vijand. Waaraan ontleent hij zijn energie, kracht, invloed en ondernemingslust?' (Vedabase)

  

Tekst 28

Brihaspati zei: 'O Indra, ik weet hoe uw vijand tegen u op kon staan. Hij ontleent zijn macht aan het feit dat hij een leerling is van de machtige brahmanen die Bhrigu volgen. 

Brihaspati zei: 'Ik weet wat de oorzaak is van het opstaan van uw vijand, o Indra, hij kreeg zijn macht als leerling van de machtige brahmanen die de volgelingen van Bhrigu zijn. (Vedabase)

 

Tekst 29

Zo machtig als hij is, kan deze sterke man niet worden verslagen door iemand als u of door iemand die bij u hoort. Behalve de Hoogste Meester, de Heer, zal het niemand lukken hem uit de wereld te helpen, nu hij eenmaal de macht van een superieure spirituele kracht heeft verworven. Tegen hem ingaan is net zo zinloos als op te staan tegen de heer van de dood. 

Dermate machtig kan de sterke niet worden verslagen door iemand als u of iemand die bij u hoort; behalve de Hoogste Beheerser, de Heer, zal niemand in staat zijn hem uit de wereld te helpen nu hem eenmaal de macht van een superieure spirituele kracht is verleend; zich tegen hem teweer te stellen is net zo zinloos als tegen de heer van de dood op te staan. (Vedabase)

  

Tekst 30

Daarom moeten jullie allen je verblijf in het hemelrijk opgeven, uit het zicht verdwijnen en naar elders vertrekken in afwachting van de tijd dat jullie vijand op zijn retour is.

Daarom moeten jullie allen vertrekken, jullie hemelrijk opgeven en naar elders vertrekken in afwachting van de tijd dat jullie vijand op zijn retour is. (Vedabase)

 

Tekst 31

Hij die nu zo oppermachtig is vanwege de genade van de brahmaanse macht die werd verleend, zal met al zijn vrienden en helpers ten onder gaan door het beledigen van diezelfde macht.'

Hij die nu zo oppermachtig floreert bij de genade van de brahmaanse macht hem verleend, zal door het beledigen van die zelfde macht met al zijn vrienden en helpers zijn neergang onder ogen moeten zien.' (Vedabase)

 

Tekst 32

Aldus geadviseerd door hun geestelijk leraar over wat hen te doen stond, gaven zij, de goden die elke gedaante konden aannemen die ze maar wilden, hun hemelse koninkrijk op en vertrokken.

Aldus geadviseerd door hun geestelijk leraar over wat hen te doen stond, gaven ze hun hemelse koninkrijk op en vertrokken zij die de goden waren die elke gedaante konden aannemen die ze maar wilden. (Vedabase)

 

Tekst 33

Nadat de goden waren verdwenen nam Bali, de zoon van Virocana, de stad in waar de hemelbewoners hun verblijf hadden en onderwierp hij de drie werelden aan zijn gezag.

Toen al de goddelijken op deze manier waren verdwenen nam Bali, de zoon van Virocana, de stad in waar de hemelgasten hun verblijf hadden en onderwierp hij de hemelse werelden aan zijn gezag.(Vedabase)

 

Tekst 34

Daar hij hun discipel was droegen de volgelingen van Bhrigu, die zeer ingenomen waren met de veroveraar van het universum, hem op zich te wijden aan een honderdtal [as'vamedha] paardoffers.

Omdat hij hun discipel was instrueerden de volgelingen van Bhrigu, zeer verheugd over de veroveraar van het universum, hem een honderdtal [as'vamedha] paardoffers te brengen. (Vedabase)

 

Tekst 35

Door het uitvoeren van die offers verspreidde zijn roem zich tot in alle uithoeken van de drie werelden, zodat hij straalde met een glorie als die van de maan.

Door het uitvoeren van die offers verspreidde zich zijn roem tot in alle uithoeken van de drie werelden en straalde hij met een glorie gelijk aan die van de maan. (Vedabase)

 

Tekst 36

Met het verworven hebben van de gunst van de brahmanen meende hij, genietend van een weelde en voorspoed als die van de halfgoden, dat hij het zeer goed getroffen had met alles wat hij zo groots had beraamd en gedaan.'

Omdat hij de gunst van de tweemaal geborenen had verworven meende hij, met het genieten van een weelde en voorspoed gelijk aan die van de halfgoden, dat hij het zeer goed getroffen had met wat hij zo groots had beraamd en gedaan. (Vedabase)

 

 

 

 

 

 

Creative Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
De afbeelding is getiteld: 'A military parade'.
Bron.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd  


 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties