regelbalk



  
 

Canto 9

Prabhupâda Pranâti

 



Hoofdstuk 2: De Dynastieën van Zes van de Zoons van Manu

(1) S'rî S'uka zei: 'Nadat Sudyumna aldus was verdwenen, volbracht zijn vader Vaivasvata Manu, in zijn verlangen een (andere) zoon te krijgen, voor een honderdtal jaren verzakingen aan de Yamunâ. (2) Nadat hij met het oog op het verwekken van nageslacht de Godheid, Heer Hari had vereerd, kreeg Manu tien zoons die waren zoals hij en van wie de oudste de naam Ikshvâku droeg [zie ook 8.13: 2-3]. (3) Onder de zonen van Manu kreeg Prishadhra van zijn goeroe de opdracht koeien te hoeden. Daarvoor had hij de vîrâsana gelofte afgelegd om ze ['met een zwaard klaarstaand'] 's nachts te beschermen [zie ook 4.6: 38]. (4) Op een nacht terwijl het regende, drong een tijger het terrein van de koeienschuur binnen en stonden alle koeien die daar lagen, op uit angst en verspreidden zich overal in het veld. (5-6) Toen het sterke beest één van hen greep, begon die koe uit pijn en angst te schreeuwen. Prishadhra die het geschreeuw hoorde volgde het haastig, zijn zwaard ter hand genomen hebbend, maar onder de door wolken bedekte sterren, sloeg hij, in het donker de koe voor de tijger houdend, zonder het te beseffen haar de kop af. (7) De tijger, die ook werd geraakt door het zwaard, kreeg zijn oor eraf geslagen en ging er in grote angst vandoor, met achterlating van een bloedspoor. (8) Denkend dat hij de tijger gedood had zag Prishadra 's morgens, tot zijn verdriet, dat hij in zijn heldenmoed met het zwaard de koe had gedood. (9) De geestelijk leraar van de familie [Vasishthha] vervloekte hem voor de onopzettelijke zondige daad met: 'Nu je je gedragen hebt als een s'ûdra, kan je niet langer tot de kshatriya's behoren en is het, vanwege die onheilige daad, je karma dat je een s'ûdra wordt.' (10) De held aldus vervloekt door zijn goeroe, aanvaardde de woorden met gevouwen handen en legde de gelofte van het celibaat af zoals de wijzen dat willen. (11-13) Uitsluitend Hem toegewijd, Vâsudeva, de Allerhoogste Heer en Ziel van allen, de Transcendentie en Zuiverheid in eigen persoon, was hij gelijkgezind en liefdevol jegens ieder levend wezen. Bevrijd van gehechtheden, vreedzaam vanbinnen en zelfbeheerst, was hij, vrij van bezittingen, van een visie waarin hij kon aanvaarden wat er ook maar voor  zijn fysieke behoeften voor handen was, zoals dat voor het heil van de ziel was beschikt door Zijn genade. Altijd met zijn geest gevestigd op het Allerhoogste Zelf vanbinnen en aldus, volledig verzonken, bevredigd in spirituele realisatie, trok hij rond door de hele wereld waarbij hij op anderen overkwam alsof hij doof, stom en blind was. (14) Na aldus bezig te zijn geweest, ging hij het woud in en bereikte hij, als een heilige, het uiteindelijke bovenzinnelijke doel toen hij aldaar, geconfronteerd met een bosbrand, het liet gebeuren dat die hem verteerde [zie ook B.G. 4: 9].

(15) Een andere zoon, Kavi [of Vasumân], de jongste, kende geen gehechtheid aan materiële genoegens. Nadat hij het koninkrijk van zijn vader samen met zijn vrienden had opgegeven ging hij, nog maar een jongeman, het woud in en bereikte hij de bovenzinnelijke wereld door steeds de stralende Allerhoogste Persoon in zijn hart te houden.

(16) Van de zoon van Manu Karûsha [of Tarûsha] was er een dynastie van kshatriya's genaamd de Kârûsha's die, als koningen van de noordelijke gebieden, zeer religieuze beschermers van de brahmaanse cultuur waren.

(17) Uit Dhrishtha [of Shrishtha] ontstond er een kaste van kshatriya's die, met het in de wereld bereiken van de brahmaanse positie, de Dhârshtha's werden genoemd. Van Nriga was er een erfopvolging van eerst Sumati, toen Bhûtajyoti en daarna Vasu. (18) Vasu's zoon Pratîka bracht er een ter wereld die Oghavân heette ['de ononderbroken traditie'] die op zijn beurt weer de vader was van een andere zoon genaamd Oghavân die een dochter had die ook zo heette: Oghavatî. Zij trouwde met Sudars'ana.

(19) Door Narishyanta kwam Citrasena ter wereld, Riksha was zijn zoon en die verwekte Mîdhvân. Mîdhvân's zoon was Pûrna en Indrasena was Pûrna's zoon. (20) Door Indrasena was Vîtihotra er, uit hem kwam Satyas'ravâ voort, Urus'ravâ was zijn zoon en Devadatta was zijn zoon. (21) Devadatta's zoon werd de hoogst machtige Agnives'ya, die Agni in eigen persoon was. Hij was een mahârishi, een grote heilige, die ook wel bekend stond als Kânîna of Jâtûkarnya. (22) Uit Agnives'ya kwam een dynastie van brahmanen voort die bekend stonden als de Âgnives'yâyana's. O Koning, ik beschreef u aldus de nakomelingen van Narishyanta, laat me u nu vertellen over de dynastie van Dishtha.

(23-24) Dishtha's zoon was Nâbhâga [niet te verwarren met zijn ooms Nabhaga of de Nâbhâga die ook wel Nriga werd genoemd]. Hij, andersgezind, volgde de roeping van de vais'ya's [kooplieden, zie 7.11: 23]. Zijn zoon was Bhalandana en van hem was er Vatsaprîti. Zijn zoon heette Prâms'u en Pramati was zijn zoon. Khanitra staat bekend als Pramati's opvolger. Hij werd op zijn beurt weer opgevolgd door Câkshusha en Vivims'ati was zijn zoon. (25) Vivims'ati's zoon was Rambha en zijn zoon was een zeer religieus iemand genaamd Khanînetra. Van hem was er de nazaat Karandhama, o grote Koning. (26) Avîkshit was zijn zoon en zijn zoon Marutta werd keizer. De grote mysticus Samvarta, de zoon van Angirâ, zette hem aan tot het uitvoeren van een yajña. (27) Het offer van Marutta werd nooit geëvenaard, daar al de gebruiksvoorwerpen van goud waren en alles van de grootste schoonheid was. (28) Indra was verrukt te drinken van de soma-rasa, de brahmanen kregen een royale vergoeding, de Maruts [de halfgoden van de wind] offerden allerlei voedsel, en al de goden van het universum maakten deel uit van de bijeenkomst. (29) Dama was Marutta's zoon en van hem was er een zoon die de macht had het koninkrijk uit te breiden: Râjyavardhana. Door zijn zoon Sudhriti kwam er een zoon ter wereld die Nara heette. (30) Nara's zoon heette Kevala die Dhundhumân voortbracht. Vegavân kwam er door hem en Vegavân zette Budha op de wereld wiens zoon Trinabindu was, een grote koning. (31) Alambushâ aanvaardde hem als haar echtgenoot. Zij was een aanbiddelijke godin, een meisje uit de hemel en een reservoir van alle goede eigenschappen, die een stel zoons en een dochter genaamd Ilavilâ ter wereld bracht. (32) Vis'ravâ, die een heilige en meester in de yoga was, ontving bovenzinnelijke kennis van zijn vader en verwekte in Ilavilâ, Kuvera: hij die de weelde brengt. (33) Vis'âla, S'ûnyabandhu en Dhûmraketu waren de zonen van Trinabindu. Koning Vis'âla bouwde een stad genaamd Vais'âlî en bracht een dynastie voort. (34) Zijn zoon was Hemacandra die er een op de wereld zette genaamd Dhûmrâksha. Van zijn zoon Samyama waren er [twee zoons genaamd] Kris'âs'va en Devaja. (35-36) Van Kris'âs'va was er een zoon genaamd Somadatta. Door in een as'vamedha-offer de beste van allen, de Heer van alle Lofprijzingen, de Oorspronkelijke Persoon [Vishnu] te aanbidden, bereikte hij de hoogste bestemming waar al de meesters van de yoga hun toevlucht hebben. Een zoon van Somadatta genaamd Sumati verwekte daarop een  zoon genaamd Janamejaya. Al deze koningen van Vais'âlî hielden de reputatie in stand van koning Trinabindu.'

 

next                  

 

 

Derde herziene editie, geladen 15 oktober 2019.

 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'rî S'uka zei: 'Nadat Sudyumna aldus was verdwenen, volbracht zijn vader Vaivasvata Manu, in zijn verlangen een (andere) zoon te krijgen, voor een honderdtal jaren verzakingen aan de Yamunâ.
S'rî S'uka zei: 'Nadat Sudyumna, de zoon, aldus zijn lot had aanvaard, volbracht Vaivasvata Manu, in zijn verlangen zoons te krijgen, voor een honderdtal jaren verzakingen aan de Yamunâ. (Vedabase)

 

Tekst 2

Nadat hij met het oog op het verwekken van nageslacht de Godheid, Heer Hari had vereerd, kreeg Manu tien zoons die waren zoals hij en van wie de oudste de naam Ikshvâku droeg [zie ook 8.13: 2-3].

Nadat Manu van eerbetoon was geweest jegens de Godheid, Heer Hari, met de bedoeling nageslacht te verwekken, kreeg hij tien zoons gelijk aan hem van wie de oudste de naam Ikshvâku droeg [zie ook 8.13: 2-3]. (Vedabase)

 

Tekst 3

Onder de zonen van Manu kreeg Prishadhra van zijn goeroe de opdracht koeien te hoeden. Daarvoor had hij de vîrâsana gelofte afgelegd om ze ['met een zwaard klaarstaand'] 's nachts te beschermen [zie ook 4.6: 38].

Onder de zonen van Manu kreeg Prishadhra van zijn goeroe de opdracht koeien te hoeden en terwille van hun bescherming 's nachts had hij de vîrâsana gelofte afgelegd om ze in het veld te beschermen [zie ook 4.6: 38]. (Vedabase)

 

Tekst 4

Op een nacht terwijl het regende, drong een tijger het terrein van de koeienschuur binnen en stonden alle koeien die daar lagen, op uit angst en verspreidden zich overal in het veld.

Op een nacht terwijl het regende, drong een tijger het terrein van de koeienschuur binnen en stonden alle koeien die daar lagen, op in angst, zich overal in het veld verspreidend. (Vedabase)

 

Tekst 5-6

Toen het sterke beest één van hen greep, begon die koe uit pijn en angst te schreeuwen. Prishadhra die het geschreeuw hoorde volgde het haastig, zijn zwaard ter hand genomen hebbend, maar onder de door wolken bedekte sterren, sloeg hij, in het donker de koe voor de tijger houdend, zonder het te beseffen haar de kop af.

Toen het sterke beest een van hen greep begon die koe uit pijn en angst te schreeuwen. Prishadhra toen hij het geschreeuw hoorde volgde het haastig zijn zwaard ter hand genomen hebbend, maar onder de door wolken bedekte sterren sloeg hij in het donker zonder het te beseffen de koe de kop af haar voor de tijger houdend. (Vedabase)

  

Tekst 7

De tijger, die ook werd geraakt door het zwaard, kreeg zijn oor eraf geslagen en ging er in grote angst vandoor, met achterlating van een bloedspoor.

De tijger ook geraakt kreeg zijn oor eraf geslagen en ging er toen in grote angst vandoor bloed in zijn spoor achterlatend. (Vedabase)

 

Tekst 8

Denkend dat hij de tijger gedood had zag Prishadra 's morgens, tot zijn verdriet, dat hij in zijn heldenmoed met het zwaard de koe had gedood.

Prishadhra, de held die iedereen de baas zou zijn echter, ontdekte, in de veronderstelling dat hij de tijger had gedood, tot zijn ontgoocheling de volgende ochtend dat hij de koe had gedood. (Vedabase)

 

Tekst 9

De geestelijk leraar van de familie [Vasishthha] vervloekte hem voor de onopzettelijke zondige daad met: 'Nu je je gedragen hebt als een s'ûdra, kan je niet langer tot de kshatriya's behoren en is het, vanwege die onheilige daad,  je karma dat je een s'ûdra wordt.'

De geestelijk leraar van de familie [Vasishthha] vervloekte hem voor de - onopzettelijke - zondige daad met: 'Nu je je gedragen hebt als een s'ûdra, kan je niet langer tot de kshatriya's behoren, en om die reden is het van die onheilige daad je karma er een te worden.' (Vedabase)

 

Tekst 10

De held aldus vervloekt door zijn goeroe aanvaardde de woorden met gevouwen handen en legde de gelofte van het celibaat af zoals de wijzen dat willen.

De held aldus vervloekt door zijn goeroe aanvaardde het met gevouwen handen en nam de gelofte van het celibaat op zich zoals goedgekeurd door de wijzen. (Vedabase)

 

Tekst 11-13

Uitsluitend Hem toegewijd, Vâsudeva, de Allerhoogste Heer en Ziel van allen, de Transcendentie en Zuiverheid in eigen persoon, was hij gelijkgezind en liefdevol jegens ieder levend wezen. Bevrijd van gehechtheden, vreedzaam vanbinnen en zelfbeheerst, was hij, vrij van bezittingen, van een visie waarin hij kon aanvaarden wat er ook maar voor  zijn fysieke behoeften voor handen was, zoals dat voor het heil van de ziel was beschikt door Zijn genade. Altijd met zijn geest gevestigd op het Allerhoogste Zelf vanbinnen en aldus, volledig verzonken, bevredigd in spirituele realisatie, trok hij rond door de hele wereld waarbij hij op anderen overkwam alsof hij doof, stom en blind was.

Jegens Vâsudeva de Allerhoogste Heer en Ziel van allen, de Transcendente en Zuivere, was hij, onverdeeld in de geaardheid bhakti, gelijkgezind en liefdevol jegens ieder levend wezen. Bevrijd van gehechtheden, vreedzaam van binnen en zelfbeheerst, was hij, niet uit op bezittingen, van een visie waarin hij kon aanvaarden wat er ook maar voor handen was voor zijn lichamelijke behoeften zoals voor het heil van de ziel beschikt door Zijn genade. Altijd met zijn geest gevestigd op het Allerhoogste Zelf van binnen, volledig verzonken en bevredigd in spirituele realisatie, trok hij rond door de hele wereld zich voordoend alsof hij doof, stom en blind was.  (Vedabase)

 

Tekst 14

Na aldus bezig te zijn geweest, ging hij het woud in en bereikte hij, als een heilige, het uiteindelijke bovenzinnelijke doel toen hij aldaar, geconfronteerd met een bosbrand, het liet gebeuren dat die hem verteerde [zie ook B.G. 4: 9].

Na in die levensorde het bos te zijn binnengegaan bereikte hij als een heilige het uiteindelijke bovenzinnelijke doel toen hij, geconfronteerd met een bosbrand aldaar, het vuur toestond hem te verteren [zie ook B.G. 4: 9]. (Vedabase)

  

Tekst 15

Een andere zoon, Kavi [of Vasumân], de jongste, kende geen gehechtheid aan materiële genoegens. Nadat hij het koninkrijk van zijn vader samen met zijn vrienden had opgegeven ging hij, nog maar een jongeman, het woud in en bereikte hij de bovenzinnelijke wereld door steeds de stralende Allerhoogste Persoon in zijn hart te houden.

Een andere zoon, Kavi [of Vasumân], de jongste, kende geen gehechtheid aan materiële genoegens en nadat hij het koninkrijk van zijn vader op had gegeven ging hij, nog maar een jonge man, in het gezelschap van zijn vrienden het woud binnen en bereikte hij de transcendentale wereld met altijd in zijn hart de stralende Allerhoogste Persoon. (Vedabase)

  

Tekst 16

Van de zoon van Manu Karûsha [of Tarûsha] was er een dynastie van kshatriya's genaamd de Kârûsha's die, als koningen van de noordelijke gebieden, zeer religieuze beschermers van de brahmaanse cultuur waren.

Van de zoon van Manu Karûsha [of Tarûsha] was er een dynastie van kshatriya's genaamd de Kârûsha's die als koningen van de noordelijke gebieden zeer religieuze beschermers van het brahmaanse waren. (Vedabase)
 
Tekst 17

Uit Dhrishtha [of Shrishtha] ontstond er een kaste van kshatriya's die, met het in de wereld bereiken van de brahmaanse positie, de Dhârshtha's werden genoemd. Van Nriga was er een erfopvolging van eerst Sumati, toen Bhûtajyoti en daarna Vasu.

Van Dhrishtha [of Shrishtha] kwam een kaste van kshatriya's tot stand die in de wereld, met het bereikt hebben van de positie van brahmanen, de naam Dhârshtha kregen. Van Nriga was er de opvolging van eerst Sumati, toen Bhûtajyoti en daarna Vasu. (Vedabase)

 

Tekst 18

Vasu's zoon Pratîka bracht er een ter wereld die Oghavân heette ['de ononderbroken traditie'] die op zijn beurt weer de vader was van een andere zoon genaamd Oghavân die een dochter had die ook zo heette: Oghavatî. Zij trouwde met Sudars'ana.

Van Vasu zijn zoon Pratîka was er een die Oghavân heette ['de ononderbroken traditie'] die de vader was van een andere Oghavân die een dochter had die ook Oghavatî heette. Zij huwde Sudars'ana. (Vedabase)

 

Tekst 19

Door Narishyanta kwam Citrasena ter wereld, Riksha was zijn zoon en die verwekte Mîdhvân. Mîdhvân's zoon was Pûrna en Indrasena was Pûrna's zoon.

Uit Narishyanta was er Citrasena, Riksha was zijn zoon, en van hem was er Mîdhvân. Mîdhvân's zoon was Pûrna en Indrasena was Pûrna's zoon. (Vedabase)

 

 Tekst 20

Door Indrasena was Vîtihotra er, uit hem kwam Satyas'ravâ voort, Urus'ravâ was zijn zoon en Devadatta was zijn zoon.

Van Indrasena was er Vîtihotra, van hem was er Satyas'ravâ, Urus'ravâ was zijn zoon en van hem werd Devadatta geboren.  (Vedabase)

 

Tekst 21

Devadatta's zoon werd de hoogst machtige Agnives'ya, die Agni in eigen persoon was. Hij was een mahârishi, een grote heilige, die ook wel bekend stond als Kânîna of Jâtûkarnya.

Devadatta's zoon werd de hoogst machtige Agnives'ya die Agni in eigen persoon was; hij was een maharishi ookwel bekend als Kânîna en Jâtûkarnya. (Vedabase)

 

Tekst 22

Uit Agnives'ya kwam een dynastie van brahmanen voort die bekend stonden als de Âgnives'yâyana's. O Koning, ik beschreef u aldus de nakomelingen van Narishyanta, laat me u nu vertellen over de dynastie van Dishtha.

Uit Agnives'ya kwam een dynastie voort van brahmanen die bekend stonden als de Âgnives'yâyana's. O Koning, aldus beschreef ik u de nakomelingen van Narishyanta, verneem nu vervolgens over de dynastie van Dishtha. (Vedabase)

 

Tekst 23-24

Dishtha's zoon was Nâbhâga [niet te verwarren met zijn ooms Nabhaga of de Nâbhâga die ook wel Nriga werd genoemd]. Hij, andersgezind, volgde de roeping van de vais'ya's [kooplieden, zie 7.11: 23]. Zijn zoon was Bhalandana en van hem was er Vatsaprîti. Zijn zoon heette Prâms'u en Pramati was zijn zoon. Khanitra staat bekend als Pramati's opvolger. Hij werd op zijn beurt weer opgevolgd door Câkshusha en Vivims'ati was zijn zoon.

De zoon van Dishtha was Nâbhâga [niet te verwarren met zijn ooms Nabhaga of de Nâbhâga die ook Nriga werd genoemd]. Hij, verschillend, volgde de roeping van de vais'ya's [kooplieden, zie 7.11: 23]. Zijn zoon was Bhalandana en van hem was er Vatsaprîti. Van hem was er de zoon genaamd Prâms'u en zijn zoon was Pramati. Weet dat Khanitra de opvolger is van Pramati. Hij werd opgevolgd door Câkshusha en zijn zoon Vivims'ati. (Vedabase)

   

Tekst 25

Vivims'ati's zoon was Rambha en zijn zoon was een zeer religieus iemand genaamd Khanînetra. Van hem was er de nazaat Karandhama, o grote Koning.

Vivims'ati's zoon was Rambha en zijn zoon was een zeer religieus iemand genaamd Khanînetra. Van hem was er de nazaat Karandhama, o grote Koning. (Vedabase)

 

Tekst 26

Avîkshit was zijn zoon en zijn zoon Marutta werd keizer. De grote mysticus Samvarta, de zoon van Angirâ, zette hem aan tot het uitvoeren van een yajña.

De laatstgenoemde zijn zoon was Avîkshit en zijn zoon was Marutta die keizer werd. De grote mysticus Samvarta, de zoon van Angirâ, betrok hem in het uitvoeren van een yajña. (Vedabase)

 

Tekst 27

Het offer van Marutta werd nooit geëvenaard, daar al de gebruiksvoorwerpen van goud waren en alles van de grootste schoonheid was.

Het offer van Marutta is nooit geëvenaard, daar alles waar hij gebruik van maakte van goud was en alles wat hij bezat van de grootste schoonheid was. (Vedabase)

 

Tekst 28

Indra was verrukt te drinken van de soma-rasa, de brahmanen kregen een royale vergoeding, de Maruts [de halfgoden van de wind] offerden allerlei voedsel, en al de goden van het universum maakten deel uit van de bijeenkomst.

Indra raakte beschonken van het drinken van de soma-rasa, de tweemaal geborenen werden schadeloos gesteld, die der schittering [de Maruts] offerden allerlei voedsel en alle godheden in het universum maakten deel uit van de vergadering. (Vedabase)

 

Tekst 29

Dama was Marutta's zoon en van hem was er een zoon die de macht had het koninkrijk uit te breiden: Râjyavardhana. Door zijn zoon Sudhriti kwam er een zoon ter wereld die Nara heette.

Marutta's zoon was Dama en van hem was er een die de macht had het koninkrijk uit te breiden: Râjyavardhana. Van zijn zoon Sudhriti werd een zoon ter wereld gebracht genaamd Nara. (Vedabase)

 

Tekst 30

Nara's zoon heette Kevala die Dhundhumân voortbracht. Vegavân kwam er door hem en Vegavân zette Budha op de wereld wiens zoon Trinabindu was, een grote koning.

Zijn zoon werd Kevala genoemd en Dhundhumân was de zijne. Van hem kwam er Vegavân en van Vegavân was er Budha wiens zoon Trinabindu was, een grote koning. (Vedabase)

 

Tekst 31

Alambushâ aanvaardde hem als haar echtgenoot. Zij was een aanbiddelijke godin, een meisje uit de hemel en een reservoir van alle goede eigenschappen, die een stel zoons en een dochter genaamd Ilavilâ ter wereld bracht.

Alambushâ aanvaardde hem als haar echtgenoot, zij was een godin hem waardig, een meisje uit de hemel en een reservoir van alle goede eigenschappen uit wie een stel zoons en een dochter genaamd Ilavilâ werden geboren. (Vedabase)

 

Tekst 32

Vis'ravâ, die een heilige en meester in de yoga was, ontving bovenzinnelijke kennis van zijn vader en verwekte in Ilavilâ, Kuvera: hij die de weelde brengt.

Vis'ravâ, die een heilige en meester was in de yoga die zijn kennis van zijn vader had ontvangen, verwekte in haar Kuvera: hij die de weelde brengt. (Vedabase)

 

Tekst 33

Vis'âla, S'ûnyabandhu en Dhûmraketu waren de zonen van Trinabindu. Koning Vis'âla bouwde een stad genaamd Vais'âlî en bracht een dynastie voort.

Van Trinabindu's zoons Vis'âla, S'ûnyabandhu en Dhûmraketu kwam uit Vis'âla, de koning, een dynastie voort en werd er een paleis gebouwd genaamd Vais'âlî. (Vedabase)

 

Tekst 34

Zijn zoon was Hemacandra die er een op de wereld zette genaamd Dhûmrâksha. Van zijn zoon Samyama waren er [twee zoons genaamd] Kris'âs'va en Devaja.

Hemacandra was zijn zoon en Dhûmrâksha was de zijne en van zijn zoon Samyama waren er twee zoons genaamd Kris'âs'va en Devaja. (Vedabase)

 

Tekst 35-36

Van Kris'âs'va was er een zoon genaamd Somadatta. Door in een as'vamedha-offer de beste van allen, de Heer van alle Lofprijzingen, de Oorspronkelijke Persoon [Vishnu] te aanbidden, bereikte hij de hoogste bestemming waar al de meesters van de yoga hun toevlucht hebben. Een zoon van Somadatta genaamd Sumati verwekte daarop een  zoon genaamd Janamejaya. Al deze koningen van Vais'âlî hielden de reputatie in stand van koning Trinabindu.'

Van Kris'âs'va was er een zoon genaamd Somadatta. Hij bereikte door het aanbidden van de Allerhoogste Persoon in een as'vamedha offer voor de beste van allen, de Heer aller Lofprijzingen [Vishnu], de hoogste bestemming waar zich alle grote mystici ophouden. Een zoon van Somadatta genaamd Sumati verwekte er daarna een genaamd Janamejaya. Al deze koningen van Vais'âlî hielden de naam van koning Trinabindu hoog. (Vedabase)

 

 

 

 

Creative Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
Het schilderij op deze pagina is getiteld: 'Flashback' en is © van
Vlad Holst. Gebruikt met toestemming.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd  


 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties