regelbalk


 

 

Canto 10

Prasāda Sevāya

   

 

Hoofdstuk 41: De Aankomst van de Heren in Mathurā



(1) S'rī S'uka zei: 'Terwijl hij [Akrūra] aan het bidden was trok Krishna, de Allerhoogste Heer, nadat Hij Zijn gedaante in het water had getoond, Zich weer terug zoals een acteur een einde maakt aan zijn voorstelling. (2) Toen hij zag dat het beeld verdwenen was, kwam hij uit het water, maakte snel zijn verschillende ochtendrituelen af en ging toen verbaasd naar de wagen. (3) Hrishīkes'a vroeg hem: 'Hebt u iets wonderbaarlijks gezien op aarde, in de hemel of in het water? We hebben er zo een vermoeden van!'

(4) S'rī Akrūra zei: 'Wat voor wonderbaarlijks er ook moge zijn hier op aarde, in de hemel of in het water, het bevindt zich allemaal in U die alles omvat; wat zou ik als ik U zie nu niet gezien hebben? (5) Met U voor ogen, de Ene Persoon in wie al de wonderen van de aarde, de hemel en het water worden aangetroffen, o Absolute Waarheid, vraag ik me af wat me verder nog zou verbazen van wat ik zie in de wereld.'

(6) Met die woorden begaf de zoon van Gāndinī [Akrūra] zich met de wagen op weg om Rāma en Krishna naar Mathurā te brengen, [waar ze] tegen het vallen van de avond [aankwamen]. (7) De mensen van de dorpen die hen hier en daar onderweg benaderden, waren blij de zoons van Vasudeva te zien, o Koning, en konden hun ogen niet van Hen afhouden. (8) Ondertussen waren Nanda, de gopa's en de rest van de bewoners van Vraja daar aangekomen en hielden ze zich, in afwachting van Hen, op in een park buiten de stad. (9) Zich bij hen voegend zei de Opperheer, de Meester van het Universum, tot de bescheiden Akrūra terwijl Hij met een glimlach zijn hand in de Zijne nam: (10) 'Ga maar voor Ons uit de stad in met de wagen en ga naar huis. Wij rusten hier uit en bekijken daarna wel de stad.'

(11) S'rī Akrūra zei: 'Hoe kan ik nou zonder Jullie twee Mathurā binnengaan, o Meester? Laat me niet in de steek, o Heer, o Zorgdrager van de Toegewijden, ik ben Uw toegewijde! (12) Kom alstUblieft met Uw oudste broer, de gopa's en Uw vrienden mee naar ons huis, zodat mijn woning de genade van zijn Meester kan genieten, o Heer van het Voorbije. (13) AlstUblieft zegen met het stof van Uw voeten het huis van ons die zo gehecht zijn aan de huishoudrituelen en mogen met die zuivering mijn voorvaderen, de heilige vuren en de halfgoden tevredengesteld zijn. (14) Door die twee voeten te wassen werd de grote koning Bali zegerijk [zie 8.19] en bereikte hij een ongeėvenaarde macht, alsook de bestemming gereserveerd voor zuivere toegewijden. (15) Het gezuiverde water spoelend van Uw voeten dat Heer S'iva op zijn hoofd nam, heeft de drie werelden gezuiverd, zodat de zonen van koning Sagara [9.8] naar de hemel gingen [9.9]. (16) O God van de Goden, o Meester van het Universum over wie men vroom verneemt en zingt, o Beste van de Yadu's, o Heer Geprezen in de Verzen, o Heer Nārāyana, moge er Uw eerbetoon zijn.'

(17) De Allerhoogste Heer zei: 'Ik zal, vergezeld door Mijn oudere broer, naar uw huis komen. Na de vijand temidden van de Yadu's [Kamsa] te hebben gedood, zal Ik Mijn weldoeners tevreden stellen.'

(18) S'rī S'uka zei: 'Nadat Akrūra aldus was toegesproken door de Allerhoogste Heer, ging hij ietwat ontmoedigd de stad binnen. Hij stelde Kamsa op de hoogte van zijn inspanningen en ging daarna naar huis. (19) Later op de middag ging Krishna samen met Sankarshana [Rāma] en de gopa's Mathurā binnen om er een kijkje te nemen. (20-23) Hij zag daar de hoge poorten en toegangen van kristal, voordeuren en immense arcades van goud, pakhuizen van koper en brons en onneembare grachten, [overal] verfraaid met bloemperken en aantrekkelijke parken. De met goud versierde kruispunten, de woningen met hun lusthoven, de vergaderruimten van de gilden en de huizen met hun door pilaren ondersteunde balkons, alsmede de omheiningen met rijk versierde panelen, waren ingelegd met vaidūryastenen, diamanten, kwartskristallen, saffieren, koraal, parels en smaragden. Er klonken de geluiden van tamme duiven en pauwen die in de openingen zaten van het lattenwerk voor de ramen en op de met edelstenen ingelegde vloeren. De hoofdwegen, zijstraten en hoven waren met water besprenkeld en [ter verwelkoming] bestrooid met bloemenslingers, verse spruiten, geroosterde granen en rijst. De ingangen van de huizen waren fraai versierd met potten vol yoghurt besmeurd met sandelhoutpasta, linten en bloemblaadjes, reeksen lampen, bladeren, bossen bloemen, stammetjes van bananen- en betelnootbomen en vlaggen. (24) Toen de zoons van Vasudeva daar omringd door Hun vrienden arriveerden, o Koning, haastten de vrouwen van de stad, begerig een blik op te vangen, zich allen om langs de hoofdstraat te staan en op de huizen te klimmen. (25) Sommigen hadden hun kleren verkeerd om aangetrokken en één van hun twee sieraden vergeten, met één enkele oorbel in of slechts één set enkelbelletjes om. Andere dames maakten één oog op maar niet het andere. (26) Sommigen waren weggelopen tijdens de maaltijd die ze genoten of maakten in hun opwinding niet hun massage af. Ze onderbraken hun baden of kwamen, het rumoer horend, overeind zonder hun middagslaapje af te maken. Anderen zetten als moeders het kind naast zich neer dat ze melk aan het geven waren. (27) Schrijdend als een olifantenstier in de bronst, stal Hij vermetel hun harten met de blikken van Zijn lotusogen en het spel van Zijn glimlachen. Met Zijn lichaam, die bron van plezier voor de Godin van het Geluk, vergastte Hij hun ogen op een feest. (28) Hem ziend over wie ze herhaaldelijk vernomen hadden, smolten hun harten. De eer ten deel vallend te worden besprenkeld door de nectar van Zijn blikken en brede glimlachen, omhelsden ze met kippenvel via hun ogen hun idool, die belichaming van extase, vanbinnen en gaven ze het onafgebroken leed op [Hem te missen], o onderwerper van de vijanden. (29) Met uit liefde als lotussen bloeiende gezichten, klommen de vrouwen op de daken van hun woningen en bestrooiden Balarāma en Kes'ava met bloemen. (30) Met yoghurt, korenaren en potten vol water, geurige substanties en andere artikelen van aanbidding werden de Twee vreugdevol bij iedere stap aanbeden door de brahmanen. (31) De vrouwen van de stad zeiden: 'O wat een enorme verzaking moeten de gopī's hebben opgebracht om getuige te mogen zijn van deze Twee, die voor de menselijke samenleving de grootste bron van genoegen vormen.'

(32) Krishna, de oudere broer van Gada [zie 9.24: 46], zag een zekere klerenwasser, iemand die kleding verfde, eraan komen en verzocht hem om eersteklas, schone kledingstukken. (33) 'Alstublieft, beste man, geef Ons Tweeėn wat geschikte kleren. Als u ze Ons schenkt, Wij die het verdienen, zal dat voor u de hoogste verdienste vormen, dat lijdt geen twijfel!'

(34) Verzocht door de Opperheer die volkomen en perfect is in ieder opzicht, zei hij, als de dienaar van de koning vol van valse trots, verontwaardigd en heel kwaad: (35) 'Is het niet onbeschaamd van Jullie die rondtrekken door de bergen en de bossen, om kleren als deze aan te trekken die van de koning zijn? (36) Scheer Je weg, Jullie dwazen, zit niet zo te bedelen als Je leven Je lief is. Ik zweer het Jullie, mensen met Jullie lef worden door de mannen van de koning ingerekend, beroofd en gedood!'

(37) Hen aldus vernederend, wekte hij de toorn op van de zoon van Devakī die, met de zijkant van Zijn hand, hem het hoofd van zijn lichaam sloeg. (38) Toen zijn medewerkers in alle richtingen wegvluchtten, lieten ze de bundels kleding achter. Acyuta pakte toen de kledingstukken. (39) Krishna en Balarāma hulden Zich in een stel kleren naar Hun smaak, lieten er verschillende achter op de grond en gaven de rest aan de gopa's. (40) Vervolgens kwam er een wever die, vol van liefde voor Hen, op gepaste wijze Hun kleding verfraaide met stukken stof van verschillende kleuren. (41) Krishna en Rāma met ieder Zijn eigen specifieke eersteklas uitdossing en fraaie versieringen, zagen er zo prachtig uit als een paar jonge olifanten, de een licht, de ander donker, opgetuigd voor een festival. (42) De Opperheer was tevreden over de wever en verleende hem sārūpya: dat hij in deze wereld [bevrijd] zou zijn met een soortgelijke gedaante en met dezelfde grote weelde, lichaamskracht, invloed, geheugen en zinsbeheersing [de genade van Zijn uiterlijke kenmerken, zie ook mukti].

(43) Beiden gingen ze vervolgens naar het huis van Sudāmā ['goedgeefs'], de slingermaker. Toen hij Ze zag stond hij op en boog hij voorover met zijn hoofd op de grond. (44) Hij zorgde voor zitplaatsen voor Hen, bracht water om Hun voeten en handen te wassen, giften en zo meer, en vereerde de Twee en Hun metgezellen met bloemenslingers, betelnoot en sandelhoutpasta. (45) Hij zei: 'Onze geboorte heeft zijn vrucht afgeworpen en de familie is gezuiverd, o Meester. Samen met mij, zijn mijn voorvaderen, de goden en de zieners er zeer tevreden over dat U hier naartoe kwam. (46) Jullie Twee, die de Uiteindelijke Oorzaak van het Universum vormen, zijn met Jullie volkomen deelaspecten naar deze wereld afgedaald voor haar bescherming en welzijn. (47) Ook al zijn Jullie wederkerig met hen die van aanbidding zijn, van Jullie kant is er geen vooringenomenheid in Jullie blik te bespeuren. Jullie als de Ziel van het Universum, zijn alle levende wezens gelijk gezind als bevriende weldoeners. (48) Jullie Twee zouden mij, Jullie dienaar, moeten opdragen wat ik voor Jullie zou moeten doen. Want dit is voor iedereen de grootste zegen: door Jullie te zijn aangesteld.'

(49) S'uka zei: 'Aldus wetend wat hem te doen stond, o beste van de koningen, bood Sudāmā Hen vol van liefde bloemenslingers aan gemaakt van verse, geurige bloemen. (50) Fraai opgesierd met ze vergunden de twee weldoeners Krishna en Rāma, die samen met Hun metgezellen zeer tevreden waren, de voorover gebogen, overgegeven ziel, iedere zegening die hij zich maar wenste. (51) Hij koos voor een onwankelbare toewijding voor Hem alleen, de Superziel van het Volkomen Geheel, voor vriendschap met de toegewijden, en voor goddelijke genade jegens alle levende wezens. (52) Hem aldus zegenend met voorspoed, een gedijende familie, kracht, een lang leven, roem en schoonheid, vertrok Hij samen met Zijn oudere broer.'

 

next                     

 
 

 

 Derde herziene editie, geladen 25 januari, 2021.

 

 

 

 

 

Voorgaande Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'rī S'uka zei: 'Terwijl hij [Akrūra] aan het bidden was trok Krishna, de Allerhoogste Heer, nadat Hij Zijn gedaante in het water had getoond, Zich weer terug zoals een acteur een einde maakt aan zijn voorstelling.
S'rī S'uka zei: 'Terwijl hij [Akrūra] aan het bidden was trok Krishna, de Allerhoogste Heer, nadat Hij Zijn gedaante had getoond in het water, Zichzelf weer terug zoals een acteur een einde maakt aan zijn voorstelling. (Vedabase)

 

Tekst 2

Toen hij zag dat het beeld verdwenen was, kwam hij uit het water, maakte snel zijn verschillende ochtendrituelen af en ging toen verbaasd naar de wagen.

Toen hij zag dat het beeld verdwenen was, kwam hij snel uit het water, maakte zijn ochtendrituelen af en ging geheel verrast naar de wagen. (Vedabase)

 

Tekst 3

Hrishīkes'a vroeg hem: 'Hebt u iets wonderbaarlijks gezien op aarde, in de hemel of in het water? We hebben er zo een vermoeden van!'

Hrisīkes'a vroeg hem: 'Hebt u iets wonderbaarlijks gezien op aarde, in de hemel of in het water? We hebben er zo een vermoeden van!' (Vedabase)

 

Tekst 4

S'rī Akrūra zei: 'Wat voor wonderbaarlijks er ook moge zijn hier op aarde, in de hemel of in het water, het bevindt zich allemaal in U die alles omvat; wat zou ik als ik U zie nu niet gezien hebben?

S'rī Akrūra zei: 'Wat voor wonderbaarlijks er ook moge zijn alhier op aarde, in de hemel of in het water, het bevindt zich allemaal in U die alles omvat; wat zou ik met U voor ogen niet gezien hebben? (Vedabase)

 

Tekst 5

Met U voor ogen, de Ene Persoon in wie al de wonderen van de aarde, de hemel en het water worden aangetroffen, o Absolute Waarheid, vraag ik me af wat me verder nog zou verbazen van wat ik zie in de wereld.'

Wat zou met de aanblik van U, de Ene Persoon in wie alle wonderen van de aarde, de hemel en het water worden aangetroffen, o Absolute Waarheid, me dan nog verbazen in de wereld?' (Vedabase)

 

Tekst 6

Met die woorden begaf de zoon van Gāndinī [Akrūra] zich met de wagen op weg om Rāma en Krishna naar Mathurā te brengen, [waar ze] tegen het vallen van de avond [aankwamen].

Met die woorden reed de zoon van Gāndinī [Akrūra] verder met de wagen om daarmee Rāma en Krishna aan het einde van de dag naar Mathurā te brengen. (Vedabase)

 

Tekst 7

De mensen van de dorpen die hen hier en daar onderweg benaderden, waren blij de zoons van Vasudeva te zien, o Koning, en konden hun ogen niet van Hen afhouden.

De mensen van de dorpen hier en daar die Hen onderweg benaderden, waren er blij over de zoons van Vasudeva te zien o Koning, en konden hun ogen niet van Hen afhouden. (Vedabase)

 

Tekst 8

Ondertussen waren Nanda, de gopa's en de rest van de bewoners van Vraja daar aangekomen en hielden ze zich, in afwachting van Hen, op in een park buiten de stad.

Nanda, de gopa's en de rest van de bewoners van Vraja die ondertussen waren aangekomen in een park bij de stad, bleven daar op Hen wachten. (Vedabase)

 

Tekst 9

Zich bij hen voegend zei de Opperheer, de Meester van het Universum, tot de bescheiden Akrūra terwijl Hij met een glimlach zijn hand in de Zijne nam:

Zich weer bij hen voegend zei de Opperheer, de Meester van het Universum, tot de bescheiden glimlachende Akrūra terwijl Hij zijn hand in de Zijne nam: (Vedabase)

 

Tekst 10

'Ga maar voor Ons uit de stad in met de wagen en ga naar huis. Wij rusten hier uit en bekijken daarna wel de stad.'

'Ga maar vooruit de stad binnen met de wagen en ga naar huis terwijl Wij van onze kant hier uitstappen en daarna de stad zullen bekijken.' (Vedabase)

 

Tekst 11

S'rī Akrūra zei: 'Hoe kan ik nou zonder Jullie twee Mathurā binnengaan, o Meester? Laat me niet in de steek, o Heer, o Zorgdrager van de Toegewijden, ik ben Uw toegewijde!

S'rī Akrūra zei: 'Hoe kan ik zonder Jullie twee Mathurā nou binnengaan, o Meester? Laat me niet in de steek o Heer, o Zorgdrager van de Toegewijden, ik ben Uw toegewijde! (Vedabase)

 

Tekst 12

Kom alstUblieft met Uw oudste broer, de gopa's en Uw vrienden mee naar ons huis, zodat mijn woning de genade van zijn Meester kan genieten, o Heer van het Voorbije.

Kom alstUblieft mee, laten we gaan met Uw oudste broer, de gopa's en Uw vrienden, en het zo maken, o Heer van het Voorbije, dat ons huis een meester heeft. (Vedabase)


Tekst 13

AlstUblieft zegen met het stof van Uw voeten het huis van ons die zo gehecht zijn aan de huishoudrituelen, en mogen met die zuivering mijn voorvaderen, de heilige vuren en de halfgoden tevredengesteld zijn.

AlstUblieft zegen met het stof van Uw voeten het huis van ons die zo gehecht zijn aan de huishoudrituelen en mogen met die zuivering mijn voorvaderen, de heilige vuren en de halfgoden tevredengesteld zijn. (Vedabase)

 

Tekst 14

Door die twee voeten te wassen werd de grote koning Bali zegerijk [zie 8.19] en bereikte hij een ongeėvenaarde macht, alsook de bestemming gereserveerd voor zuivere toegewijden.

De grote koning Bali die de twee voeten waste werd zegerijk [zie 8.19] en bereikte een ongeėvenaarde macht en de bestemming die is gereserveerd voor de zuivere toegewijde. (Vedabase)

   

 Tekst 15

Het gezuiverde water spoelend van Uw voeten dat Heer S'iva op zijn hoofd nam, heeft de drie werelden gezuiverd, zodat de zonen van koning Sagara [9.8] naar de hemel gingen [9.9].

Het water spoelend van Uw voeten heeft, zuiver spiritueel, de drie werelden gezuiverd en de zonen van koning Sagara [9.8] die het met Heer S'iva op zijn hoofd nam [9.9] gingen ermee naar de hemel. (Vedabase)

 

Tekst 16

O God van de Goden, o Meester van het Universum over wie men vroom verneemt en zingt, o Beste van de Yadu's, o Heer Geprezen in de Verzen, o Heer Nārāyana, moge er Uw eerbetoon zijn.'

O God der Goden, o Meester van het Universum over wie men als men vroom is verneemt en zingt, o Beste van de Yadu's, o Heer Geprezen in de Verzen, o Nārāyana, moge er alle lof voor U zijn.' (Vedabase)

 

Tekst 17

De Allerhoogste Heer zei: 'Ik zal, vergezeld door Mijn oudere broer, naar uw huis komen. Na de vijand temidden van de Yadu's [Kamsa] te hebben gedood, zal Ik Mijn weldoeners tevreden stellen.'

De Allerhoogste Heer zei: 'Ik zal naar uw huis komen vergezeld door Mijn oudere broer; met het doden van de vijand temidden van de Yadu's [Kamsa] zal Ik Mijn weldoeners genoegdoening schenken.' (Vedabase)

 

Tekst 18

S'rī S'uka zei: 'Nadat Akrūra aldus was toegesproken door de Allerhoogste Heer, ging hij ietwat ontmoedigd de stad binnen. Hij stelde Kamsa op de hoogte van zijn inspanningen en ging daarna naar huis.

S'rī S'uka zei: 'Aldus toegesproken door de Allerhoogste Heer ging hij, Akrūra, ietwat ontmoedigd de stad binnen om Kamsa op de hoogte te stellen van het succes van zijn missie en ging hij toen naar huis. (Vedabase)

  

Tekst 19

Later op de middag ging Krishna samen met Sankarshana [Rāma] en de gopa's Mathurā binnen om er een kijkje te nemen.

Later in de middag ging Krishna samen met Sankarshana [Rāma] en de gopa's erbij Mathurā binnen om er een kijkje te nemen. (Vedabase)

 

Tekst 20-23

Hij zag daar de hoge poorten en toegangen van kristal, voordeuren en immense arcades van goud, pakhuizen van koper en brons en onneembare grachten, [overal] verfraaid met bloemperken en aantrekkelijke parken. De met goud versierde kruispunten, de woningen met hun lusthoven, de vergaderruimten van de gilden en de huizen met hun door pilaren ondersteunde balkons, alsmede de omheiningen met rijk versierde panelen, waren ingelegd met vaidūryastenen, diamanten, kwartskristallen, saffieren, koraal, parels en smaragden. Er klonken de geluiden van tamme duiven en pauwen die in de openingen zaten van het lattenwerk voor de ramen en op de met edelstenen ingelegde vloeren. De hoofdwegen, zijstraten en hoven waren met water besprenkeld en [ter verwelkoming] bestrooid met bloemenslingers, verse spruiten, geroosterde granen en rijst. De ingangen van de huizen waren fraai versierd met potten vol yoghurt besmeurd met sandelhoutpasta, linten en bloemblaadjes, reeksen lampen, bladeren, bossen bloemen, stammetjes van bananen- en betelnootbomen en vlaggen. 

Hij zag daar zijn hoofdpoorten en toegangen van kristal, zijn deuren van goud en immense arcades met koper en brons en zijn pakhuizen en onneembare grachten, verfraaid door bloemperken en aantrekkelijke parken. De met goud gesierde kruisingen, de woningen met hun lusthoven, de vergaderruimten van de gilden en de huizen met hun door pilaren ondersteunde balkons en de omheiningen met rijk versierde panelen waren ingelegd met vaidūrya stenen, diamanten, kwartskristallen, saffieren, koraal, parels en smaragden. Er klonken de geluiden van de tamme duiven en pauwen die in de openingen van het lattenwerk voor de ramen en op de met edelstenen ingelegde vloeren zaten en op de hoofdwegen, zijstraten en hoven die besprenkeld waren met water was er [ter verwelkoming] een uitstalling links en rechts van bloemenslingers, verse spruiten, geroosterde granen en rijst. De ingangen van de huizen waren fraai versierd met potten vol yoghurt besmeurd met sandelhoutpasta, linten en bloemblaadjes, reeksen lampen, bladeren, bossen bloemen, en stammetjes van bananen- en betelnootbomen en vlaggen. (Vedabase)

 

Tekst 24

Toen de zoons van Vasudeva daar omringd door Hun vrienden arriveerden, o Koning, haastten de vrouwen van de stad, begerig een blik op te vangen, zich allen om langs de hoofdstraat te staan en op de huizen te klimmen.

Toen de zoons van Vasudeva daar omringd door hun vrienden arriveerden, haastten de vrouwen van de stad zich samendrommend aan de kant van de hoofdweg en klommen ze ook, in hun gretigheid een blik op te vangen, bovenop hun huizen o Koning. (Vedabase)

 .

Tekst 25

Sommigen hadden hun kleren verkeerd om aangetrokken en één van hun twee sieraden vergeten, met één enkele oorbel in of slechts één set enkelbelletjes om. Andere dames maakten één oog op maar niet het andere.

Sommigen hadden hun kleren verkeerd om aangetrokken en hadden één van hun twee sieraden vergeten met het aandoen van maar één oorbel of slechts één set enkelbelletjes; andere dames maakten één oog op maar niet het andere.  (Vedabase)

 

Tekst 26

Sommigen waren weggelopen tijdens de maaltijd die ze genoten of maakten in hun opwinding niet hun massage af. Ze onderbraken hun baden of kwamen, het rumoer horend, overeind zonder hun middagslaapje af te maken. Anderen zetten als moeders het kind naast zich neer dat ze melk aan het geven waren.

Sommigen waren weggelopen tijdens de maaltijd die ze genoten of maakten in hun opwinding niet hun massage af, hun baden of kwamen, het rumoer horend, overeind zonder hun middagslaapje af te maken of zetten als moeders het kind naast zich neer dat ze melk aan het geven waren. (Vedabase)

 

Tekst 27

Schrijdend als een olifantenstier in de bronst, stal Hij vermetel hun harten met de blikken van Zijn lotusogen en het spel van Zijn glimlachen. Met Zijn lichaam, die bron van plezier voor de Godin van het Geluk, vergastte Hij hun ogen op een feest.

Lopend als een olifantenstier in de bronst, stal Hij vermetel met de blikken van Zijn lotusgelijke ogen en het spel van Zijn glimlachen hun harten met Zijn lichaam, die bron van plezier voor de Godin van het Geluk waarmee Hij hun ogen op een feest vergastte. (Vedabase)

 

Tekst 28

Hem ziend over wie ze herhaaldelijk vernomen hadden, smolten hun harten. De eer ten deel vallend te worden besprenkeld door de nectar van Zijn blikken en brede glimlachen, omhelsden ze met kippenvel via hun ogen hun idool, die belichaming van extase, vanbinnen en gaven ze het onafgebroken leed op [Hem te missen], o onderwerper van de vijanden.

Met het zien van Hem over wie ze bij herhaling hadden gehoord smolten ze vanbinnen met het ontvangen van de eer te worden besprenkeld door de nectar van Zijn blikken en brede glimlachen en omhelsden ze via hun ogen in zichzelf met kippenvel hun idool van extase, waarbij ze het onafgebroken leed opgaven [Hem te moeten missen] o onderwerper der vijanden. (Vedabase)

 

Tekst 29

Met uit liefde als lotussen bloeiende gezichten klommen de vrouwen op de daken van hun woningen en bestrooiden ze Balarāma en Kes'ava met bloemen.

Geklommen op de daken van hun woningen bestrooiden de aantrekkelijke vrouwen met hun van liefde als lotussen bloeiende gezichten Balarāma en Kes'ava met bloemen. (Vedabase)

 

Tekst 30

Met yoghurt, korenaren en potten vol water, geurige substanties en andere artikelen van aanbidding werden de Twee vreugdevol bij iedere stap aanbeden door de brahmanen.

Met yoghurt, korenaren en potten met water, geurige substanties en andere artikelen van aanbidding werden de Twee vreugdevol op verschillende plaatsen aanbeden door de tweemaal geborenen. (Vedabase)

 

Tekst 31

De vrouwen van de stad zeiden: 'O wat een enorme verzaking moeten de gopī's hebben opgebracht om getuige te mogen zijn van deze Twee, die voor de menselijke samenleving de grootste bron van genoegen vormen.'

De vrouwen van de stad zeiden: 'Oh wat een enorme verzaking hebben de gopī's inderdaad opgebracht met de constante aanblik van deze Beiden, die voor de menselijke samenleving de grootste bron van genoegen zijn.' (Vedabase)

 

Tekst 32

Krishna, de oudere broer van Gada [Balarāma zie 9.24: 46] zag een zekere klerenwasser, iemand die kleding verfde, eraan komen en verzocht hem om eersteklas, schone kledingstukken.

De oudere broer van Gada [Balarāma zie 9.24: 46] benaderde een zekere klerenwasser die druk bezig was met verven en verzocht hem om eersteklas, schone kledingstukken. (Vedabase)

 

Tekst 33

'Alstublieft, beste man, geef Ons Tweeėn wat geschikte kleren. Als u ze Ons schenkt, Wij die het verdienen, zal dat voor u de hoogste verdienste vormen, dat lijdt geen twijfel!'

'Alstublieft, beste man, geef Ons Tweeėn wat geschikte kleren; voor u, als u ze schenkt aan Ons, Wij die het verdienen, zal er de hoogste verdienste zijn, dat lijdt geen twijfel!' (Vedabase)

 

Tekst 34

Verzocht door de Opperheer die volkomen en perfect is in ieder opzicht, zei hij, als de dienaar van de koning vol van valse trots, verontwaardigd en heel kwaad:

Hij, verzocht door de Opperheer die absoluut en compleet was in ieder opzicht, sprak onbeschoft kwaad geworden met een hoogst valse trots dat hij de dienaar van de koning was. (Vedabase)

 

Tekst 35

'Is het niet onbeschaamd van Jullie die rondtrekken door de bergen en de bossen, om kleren als deze aan te trekken die van de koning zijn?

'Is dat geen onbeschaamdheid van U die rondtrekt door de bergen en de bossen, om uit te zijn op het aantrekken van kleren als deze die tot de zaken van de koning behoren? (Vedabase)

 

Tekst 36

Scheer Je weg Jullie dwazen, zit niet zo te bedelen als Je leven Je lief is. Ik zweer het Jullie, mensen met Jullie lef worden door de mannen van de koning ingerekend, beroofd en gedood!'

Scheer Je weg Jullie dwazen, zit niet zo te bedelen als Je leven Je lief is, ik zweer het Je, mensen met Jullie lef worden door de mannen van de koning ingerekend, ter dood gebracht en onteigend!' (Vedabase)

 

Tekst 37

Hen aldus vernederend, wekte hij de toorn op van de zoon van Devakī die, met de zijkant van Zijn hand, hem het hoofd van zijn lichaam sloeg.

Hij die Hen aldus vernederde wekte de toorn op van de zoon van Devakī die met de zijkant van Zijn hand hem het hoofd van zijn lichaam sloeg. (Vedabase)

 

Tekst 38

Toen zijn medewerkers in alle richtingen wegvluchtten, lieten ze de bundels kleding achter. Acyuta pakte toen de kledingstukken.

Toen al zijn medewerkers in alle richtingen een veilig heenkomen zochten en de bundels kleren achterlieten, pakte Acyuta de kledingstukken. (Vedabase)

 

Tekst 39

Krishna en Balarāma hulden Zich in een stel kleren naar Hun smaak, lieten er verschillende achter op de grond en gaven de rest aan de gopa's.

Verschillende ervan op de grond weggooiend kleedden Krishna en Balarāma Zich met een stel kleren naar Hun smaak en gaven Ze de rest aan de gopa's. (Vedabase)

 

Tekst 40

Vervolgens kwam er een wever die, vol van liefde voor Hen, op gepaste wijze Hun kleding verfraaide met stukken stof van verschillende kleuren.

Vervolgens kwam er een wever die op gepaste wijze vol liefde voor Hen Hun kleding verfraaide met stukken stof van verschillende kleuren. (Vedabase)

 

Tekst 41

Krishna en Rāma met ieder Zijn eigen specifieke eersteklas uitdossing en fraaie versieringen, zagen er zo prachtig uit als een paar jonge olifanten, de een licht, de ander donker, opgetuigd voor een festival.

Krishna en Rāma met ieder Zijn eigen specifieke eersteklas uitdossing en fraaie opsier zagen er zo prachtig uit als een paar jonge olifanten, de een licht, de ander donker, opgetuigd voor een festival. (Vedabase)

 

Tekst 42

De Opperheer was tevreden over de wever en verleende hem sārūpya: dat hij in deze wereld [bevrijd] zou zijn met een soortgelijke gedaante en met dezelfde grote weelde, lichaamskracht, invloed, geheugen en zinsbeheersing [de genade van Zijn uiterlijke kenmerken, zie ook mukti].

De Opperheer tevreden over hem [de wever] verleende hem sārūpya [de genade van Zijn uiterlijke kenmerken, zie ook mukti] met in deze wereld dezelfde opperste weelde, lichaamskracht, invloed, geheugen en zinsbeheersing.(Vedabase)

 

Tekst 43

Beiden gingen ze vervolgens naar het huis van Sudāmā ['goedgeefs'], de slingermaker. Toen hij Ze zag stond hij op en boog hij voorover met zijn hoofd op de grond.

Toen gingen ze Beiden naar het huis van Sudāmā ['goedgeefs'], de slingermaker, die toen hij Ze zag opstond en zich voorover met zijn hoofd op de grond verboog. (Vedabase)

 

Tekst 44

Hij zorgde voor zitplaatsen voor Hen, bracht water om Hun voeten en handen te wassen, giften en zo meer, en vereerde de Twee en Hun metgezellen met bloemenslingers, betelnoot en sandelhoutpasta.

Met zitplaatsen voor Hen bracht hij water om Hun voeten en handen te wassen en giften en dergelijke, en was hij voor de Twee van aanbidding met bloemenslingers, betelnoot en sandelhoutpasta. (Vedabase)

 

Tekst 45

Hij zei: 'Onze geboorte heeft zijn vrucht afgeworpen en de familie is gezuiverd, o Meester. Samen met mij, zijn mijn voorvaderen, de goden en de zieners er zeer tevreden over dat U hier naartoe kwam.

Hij zei: 'Onze geboorte heeft zijn vruchten afgeworpen en de familie is gezuiverd, o Meester, en met mij zijn mijn voorvaderen, de goden en de zieners zeer tevreden over Uw komst hier. (Vedabase)

 

Tekst 46

Jullie Twee, die de Uiteindelijke Oorzaak van het Universum vormen, zijn met Jullie volkomen deelaspecten naar deze wereld afgedaald voor haar bescherming en welzijn.

Jullie Twee inderdaad, de Uiteindelijke Oorzaak van het Universum, zijn met Jullie volkomen deelaspecten naar hier afgedaald voor de bescherming en het geluk van de wereld. (Vedabase)

 

Tekst 47

Ook al zijn Jullie wederkerig met hen die van aanbidding zijn, van Jullie kant is er geen vooringenomenheid in Jullie blik te bespeuren. Jullie als de Ziel van het Universum, zijn alle levende wezens gelijk gezind als bevriende weldoeners.

Van Jullie kant is er voorwaar, zelfs al zijn Jullie wederkerig met hen die van aanbidding zijn, geen vooringenomenheid in Jullie blik, omdat Jullie, als de Ziel van het universum, gelijk zijn naar alle levende wezens als bevriende weldoeners.  (Vedabase)

 

Tekst 48

Jullie Twee zouden mij, Jullie dienaar, moeten opdragen wat ik voor Jullie zou moeten doen. Want dit is voor iedereen de grootste zegen: door Jullie te zijn aangesteld.'

Jullie Twee zouden mij, Jullie dienaar, moeten opdragen wat ik voor Jullie zou moeten doen; dit voorwaar is voor iedereen de grootste zegen: aldus door Jullie aan het werk gezet te zijn.' (Vedabase)

 

Tekst 49

S'uka zei: 'Aldus wetend wat hem te doen stond, o beste van de koningen, bood Sudāmā Hen vol van liefde bloemenslingers aan gemaakt van verse, geurige bloemen.

S'uka zei: 'Met die overweging, o beste der koningen, bood Sudāmā vol van liefde bloemenslingers aan gemaakt van verse, geurige bloemen. (Vedabase)

 

Tekst 50

Fraai opgesierd met ze vergunden de twee weldoeners Krishna en Rāma, die samen met Hun metgezellen zeer tevreden waren, de voorover gebogen, overgegeven ziel, iedere zegening die hij zich maar wenste.

Met dezen fraai opgesierd gaven de twee gunstverleners Krishna en Rāma, die samen met Hun metgezellen heel tevreden waren, hem die zich voorover gebogen over had gegeven al wat hij zich kon wensen. (Vedabase)


Tekst 51

Hij koos voor een onwankelbare toewijding voor Hem alleen, de Superziel van het Volkomen Geheel, voor vriendschap met de toegewijden, en voor goddelijke genade jegens alle levende wezens.

En hij koos voor een onwankelbare toewijding voor Hem alleen, de Superziel van het Geheel, voor vriendschap met alle levende wezens en ervoor om met bovenzinnelijkheid gezegend te zijn. (Vedabase)

 

Tekst 52

Hem aldus zegenend met voorspoed, een gedijende familie, kracht, een lang leven, roem en schoonheid, vertrok Hij samen met Zijn oudere broer.'

Hem aldus de zegening verlenend met voorspoed, een goed gedijende familie, kracht, een lang leven, bekendheid en schoonheid, vertrok Hij samen met Zijn oudere broer.' (Vedabase)

 

 

 

 

 

 Creative Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
Het eerste schilderij is getiteld: 'Krishna and Balarāma Arrive in the Streets of Mathura'
Page from a dispersed series of the Bhagavata Purana. Made in Delhi-Agra , Uttar-Pradesh, India c. 1525-40
Bron:
Philadelphia Museum of Art
De tweede afbeelding is getiteld: 'Krishna and the Cowherds Receiving Garlands in Mathura',
Folio from a Bhagavata Purana (Ancient Stories of the Lord)
India, Gujarat, Surat (?), South Asia , circa 1625-1650. Ter beschikking gesteld door
LACMA.
De derde afbeelding is getiteld: 'Sudama Offers a Garland to Krishna', Folio from a Bhagavata Purana (Ancient Stories of the Lord), 1550-1575.
Ter beschikking gesteld doory
LACMA.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd.




 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties