regelbalk


 

 

Canto 11

Govinda jaya jaya


 

Hoofdstuk 4: De Handelingen van Nara-Nārāyana en de Andere Avatāra's Beschreven

(1) De achtenswaardige koning [Nimi] zei: 'Vertel ons alstublieft over de handelingen van ieder van deze zelfgekozen verschijningen waarmee de Heer optrad, heeft opgetreden en zal optreden in deze wereld [zie ook 2.7].'

(2) S'rī Drumila zei: 'Waarlijk, hij die tracht de onbegrensde, bovenzinnelijke kwaliteiten van de Onbegrensde op te sommen, is een persoon met de intelligentie van een kind. Men kan er op de een of andere manier, na de nodige tijd, in slagen het aantal stofdeeltjes op aarde te tellen, maar de kwaliteiten van het Reservoir van alle Vermogens zijn ontelbaar [zie ook 10.14: 7, 10.51: 38]. (3) Toen de Oorspronkelijke Persoonlijkheid van God Nārāyana het, vanuit Hemzelf gegenereerde, lichaam van het universum aannam dat werd geschapen uit de vijf materiėle elementen, en er in Zijn volkomen deelaspect in binnenging, raakte Hij aldus bekend als de Purusha [zie ook 1.3: 1]. (4) In de uitgebreidheid van dit driewereldenlichaam ontstonden er, uit Zijn zinnen, de twee soorten zinnen van waarnemen en handelen van de belichaamde wezens, ontstonden er uit Zijn wil de geestelijke kennis, en uit Zijn ademen kracht, vermogen en ondernemingszin. Hij is de oerbeweger van schepping, vernietiging en behoud, in hartstocht, onwetendheid en goedheid [zie B.G. 3: 27, 13: 30 en S.B. 6.17: 19, 3.26: 7, 3.27: 2, 3.32: 12-15, 10.46: 41, 10.83: 3]. (5) In den beginne werd Hij met de geaardheid hartstocht voor de schepping van dit universum S'ata-dhriti [Heer Brahmā], voor de handhaving van het dharma en bescherming van de brahmanen werd Hij Vishnu, de Heer van de offers, en voor de vernietiging in onwetendheid nam de Oorspronkelijke Persoon de gedaante aan van Rudra [S'iva]; aldus is Hij voor de geschapen wezens altijd van schepping, handhaving en vernietiging [zie ook 2.10: 41-46, 4.29: 79, 4.30: 23].



(6) Hij werd als Nara en Nārāyana, de besten van de wijzen volmaakt van vrede, geboren uit Mūrti, de dochter van Daksha en echtgenote van Dharma [*]. Ze pleitten voor het naleven van de plicht die zich kenmerkt door het beėindigen van materiėle activiteiten, en leven zelfs vandaag de dag nog gediend door de grootste wijzen aan Hun voeten [zie B.G. 9: 27 en ook 2.7: 6, 4.1: 49-57, 5.19: 9]. (7) Heer Indra was bang en dacht: 'Hij [Nārāyana] wil mijn koninkrijk inpalmen.' Hij zette Cupido in die zich samen met zijn metgezellen de Apsara's naar Badarikās'rama begaf. Niet bekend met Zijn grootheid probeerde hij daar samen met de zachte bries van de lente Hem met zijn pijlen, [bestaande uit] de blikken van de vrouwen, te raken. (8) De Oorspronkelijke Godheid die begrip had voor de overtreding van Indra, sprak vrij van trots glimlachend tot hen die op hun benen stonden te trillen: 'Wees alstublieft niet bang, o machtige Madana [Heer van de Liefde], o god van de wind en echtgenotes van de halfgoden, alstublieft aanvaard deze gaven van Ons en zegen deze ās'rama met uw aanwezigheid.'

(9) O god van de mensen [Nimi], nadat de Verlener van Onbevreesdheid aldus had gesproken, bogen de goden zich beschaamd voor Hem en zeiden, smekend om mededogen, met hun hoofden naar beneden: 'O Almachtige, dit [soort van respect] is met U, de Allerhoogste Onveranderlijke, niet zo verrassend, niet met U aan wiens voeten in groten getale zij zich verbuigen die zelfbeheerst en innerlijk tevreden zijn [zie ook 1.7: 10]. (10) Voor hen die U van dienst zijn om hun materiėle werelden te overstijgen en het Allerhoogste te bereiken, bestaan er vele hindernissen [verleidingen] opgeworpen door de verlichte zielen [of de halfgoden]. Maar als men die zielen middels offerplechtigheden met het brengen van offers hun aandeel toekent, bestaan er, voor dit soort van andere toegewijden, niet zulke belemmeringen. Vanwege U als zijnde de Beschermer kan hij dan die obstakels te boven komen [zie ook 9.4: 8 en 10.2: 33]. (11) Sommige mensen met ons [bezig] in de vorm van [boetedoeningen als] honger, dorst, de drie tijdgebonden kwaliteiten [hitte, kou en regen], de wind, de tong en de geslachtsorganen, vallen ten prooi aan woede als ze merken dat het niets oplevert en zien dan af van die moeilijke ontzeggingen als zijnde nutteloos. Met het overgestoken hebben van grenzeloze oceanen [van beproevingen] verdrinken ze dan [met hun woede zogezegd] in [het water] van de hoefafdruk van een kalf [zie B.G. 17: 5-6, 6.1: 16 en vergelijk 5.8: 23 en 10.12: 12].'

(12) Terwijl ze Hem [Nārāyana] aldus prezen, toonde Hij recht voor hun ogen [een aantal] vrouwen die er hoogst wonderbaarlijk uitzagen, fraai waren aangekleed en de Almachtige van dienst waren [zie ook 2.7: 6]. (13) Toen ze deze vrouwen voor zich zagen, die leken op de Godin van het Geluk zelf, raakten de volgelingen van de god [van de liefde] verbijsterd door de fantastische schoonheid en geur, die hun eigen pracht deed verbleken. (14) De Heer der Heerscharen zei met een flauwe glimlach tot hen die zich voor Hem bogen: 'Alstublieft, kies uit deze dames er een die u geschikt acht als een sieraad van de hemel.'

(15) De dienaren van de halfgoden brachten instemmend, met het laten weerklinken van de lettergreep 'om', Hem hun eerbetuigingen, kozen Urvas'ī, de beste van de Apsara's, en keerden vervolgens met haar voorop terug naar de hemel. (16) Buigend voor heer Indra in zijn vergadering vertelden ze, voor een gehoor van alle bewoners van de drie hemelen, over de kracht van Nārāyana. Hij stond versteld. (17) De Onfeilbare Heer, Vishnu die met Zijn expansies nederdaalt in deze wereld voor het heil van het ganse universum, sprak over zelfverwerkelijking met het aannemen van de gedaanten van de [bovenzinnelijke] zwaan [Hamsa], Dattātreya, de Kumāra's en onze vader, de Allerhoogste Heer Rishabha [B.G. 14: 4]. De oorspronkelijke teksten van de Veda's werden door Hem, de doder van Madhu, teruggehaald in Zijn paardincarnatie [Hayagrīva]. (18) In Zijn visincarnatie [Matsya] beschermde Hij Vaivasvata Manu [Satyavrata], de planeet aarde en de kruiden tijdens de grote vloed. In Zijn zwijnincarnatie [Varāha] bevrijdde Hij de aarde uit de wateren en doodde Hij de demonische zoon van Diti [Hiranyāksha]. In de gedaante van een schildpad [Kurma] hield Hij de berg [Mandara] op Zijn rug waarmee de nectar werd gekarnd. Hij bevrijdde [in Zijn bovenzinnelijke gedaante, Vishnu] de koning van de olifanten [Gajendra] die zich aan Hem overgaf toen hij vanwege de krokodil in nood verkeerde. (19) Hij verloste de biddende ascetische wijzen [de  kleine Vālakhilya's] die ten val waren gekomen [in het water van de hoefafdruk van een koe]. Hij verloste Indra van de ban van duisternis nadat hij Vritrāsura gedood had. Hij verloste de echtgenotes van de halfgoden die hulpeloos [door Bhaumāsura] gevangen waren gezet in het Asurapaleis. In de gedaante van Nrisimhadeva doodde Hij Hiranykas'ipu, de Asurakoning, om de vrome toegewijden van hun angst te bevrijden. (20) Verder pakte Hij als Heer Vāmana, onder het voorwendsel van liefdadigheid, de aarde van Bali af en gaf Hij haar aan de zoons van Aditi. Middels Zijn verschillende verschijningen beschermt Hij tijdens de heerschappij van iedere Manu de werelden. Voor het heil van de godvrezenden, doodde Hij [gezeten op Garuda zo ook] al de Daityaleiders in een strijd tussen de goden en demonen [zie 8.10]. (21) Als Heer Paras'urāma bevrijdde Hij de aarde van de leden van de heersende klasse en vernietigde Hij, als het vuur dat Hij als een afstammeling van Bhrigu was, zevenentwintig keer de dynastie van Haihaya. Als de echtgenoot van Sītā [Rāmacandra] onderwierp Hij de oceaan en doodde Hij op Lankā Tienkop [Rāvana] met inbegrip van zijn soldaten. Het vertellen van de verhalen over de heerlijkheden van Hem die altijd zegerijk is, maakt een einde aan de onzuiverheid van de hele wereld. (22) De Ongeboren Heer zal [als Krishna] Zijn geboorte nemen in de Yadudynastie en zal, om de overlast van de aarde terug te dringen, daden verrichten die zelfs voor de halfgoden moeilijk op te brengen zijn. Hij zal [daarna als de Boeddha] met argumenten van speculatieve aard hen verbijsteren die los van Hem [of de tradities] hun offers brengen. Aan het einde van Kali-yuga zal Hij [als Heer Kalki] tenslotte een einde maken aan al de heersers van twijfelachtig allooi. (23) Er bestaan van de zo heel glorieuze Heer van het Levend Wezen [de Heer van het Universum Jagadīs'vara] die we aldus bespraken, o machtig gearmde, ontelbare verschijningen en handelingen precies als deze.'

  

next                    

 
 

Derde herziene editie, geladen 18 februari, 2022.

 

 

 

 

Voorgaande Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

De achtenswaardige koning [Nimi] zei: 'Vertel ons alstublieft over de handelingen van ieder van deze zelfgekozen verschijningen waarmee de Heer optrad, heeft opgetreden en zal optreden in deze wereld [zie ook 2.7].'
De achtenswaardige koning [Nimi] zei: 'Alstublieft vertel ons over de handelingen van ieder van deze verschijningen uit Zichzelf aangenomen, waarmee de Heer optrad, heeft opgetreden en zal optreden in deze wereld [zie ook 2.7].' (Vedabase)

 

Tekst 2

S'rī Drumila zei: 'Waarlijk, hij die tracht de onbegrensde, bovenzinnelijke kwaliteiten van de Onbegrensde op te sommen, is een persoon met de intelligentie van een kind. Men kan er op de een of andere manier, na de nodige tijd, in slagen het aantal stofdeeltjes op aarde te tellen, maar de kwaliteiten van het Reservoir van alle Vermogens zijn ontelbaar [zie ook 10.14: 7, 10.51: 38].

S'rī Drumila zei: 'Waarlijk, hij die tracht de onbegrensde, bovenzinnelijke kwaliteiten van de Onbegrensde op te sommen is voorzeker een persoon met de intelligentie van een kind; men kan er op de een of andere manier op den duur in slagen het aantal stofdeeltjes van de aarde te tellen, maar dat lukt niet met de kwaliteiten van het Reservoir van alle Vermogens [zie ook 10.14: 7, 10.51: 38]. (Vedabase)

 

Tekst 3

Toen de Oorspronkelijke Persoonlijkheid van God Nārāyana het, vanuit Hemzelf gegenereerde, lichaam van het universum aannam dat werd geschapen uit de vijf materiėle elementen, en er in Zijn volkomen deelaspect in binnenging, raakte Hij aldus bekend als de Purusha [zie ook 1.3: 1].

Toen de Oorspronkelijke Persoonlijkheid van God Nārāyana Zijn volkomen deelaspect binnenging, het vanuit Hemzelf gegenereerde lichaam van het universum geschapen uit de vijf materiėle elementen, raakte Hij aldus bekend als de purusha [zie ook 1.3:1]. (Vedabase)

 

Tekst 4

In de uitgebreidheid van dit driewereldenlichaam ontstonden er, uit Zijn zinnen, de twee soorten zinnen van waarnemen en handelen van de belichaamde wezens, ontstonden er uit Zijn wil de geestelijke kennis, en uit Zijn ademen kracht, vermogen en ondernemingszin. Hij is de oerbeweger van schepping, vernietiging en behoud, in hartstocht, onwetendheid en goedheid [zie B.G. 3: 27, 13: 30 en S.B. 6.17: 19, 3.26: 7, 3.27: 2, 3.32: 12-15, 10.46: 41, 10.83: 3].

Aanwezig in dit uitgebreide drie-werelden-lichaam van Hem is Hij voor de belichaamde wezens, door Zijn zinnen zowel de zinnen van waarnemen als handelen zijnde, door Zijn aard de geestelijke kennis zijnde en van Zijn traditie de kracht en het vermogen zijnde, de oerbeweger [de oorspronkelijke doener čn niet-doener] die met de goedheid en de andere kwaliteiten van schepping, vernietiging en behoud is [zie B.G. 3: 27, 13: 30 en S.B. 6.17: 19, 3. 26: 7, 3.27: 2, 3.32: 12-15, 10.46: 41, 10.83: 3]. (Vedabase)

 

 Tekst 5

In den beginne werd Hij met de geaardheid hartstocht voor de schepping van dit universum S'ata-dhriti [Heer Brahmā], voor de handhaving van het dharma en bescherming van de brahmanen werd Hij Vishnu, de Heer van de offers, en voor de vernietiging in onwetendheid nam de Oorspronkelijke Persoon de gedaante aan van Rudra [S'iva]; aldus is Hij voor de geschapen wezens altijd van schepping, handhaving en vernietiging [zie ook 2.10: 41-46, 4.29: 79, 4.30: 23].

In den beginne werd Hij in de hartstocht van het scheppen van dit universum de Ene die de honderden [wijzen] sturing gaf [Heer Brahmā]; in het handhaven als de beschermer van het dharma van de tweemaal geborenen werd Hij Vishnu, de Heer van het Offer en voor de vernietiging in de geaardheid onwetendheid werd Hij Rudra [Heer S'iva]; aldus is Hij de Oorspronkelijke Persoon altijd van schepping, handhaving en vernietiging onder de geschapen wezens [zie ook 2.10: 41-46, 4.29: 79, 4.30: 23]. (Vedabase)


Tekst 6

Hij werd als Nara en Nārāyana, de besten van de wijzen volmaakt van vrede, geboren uit Mūrti, de dochter van Daksha en echtgenote van Dharma [*]. Ze pleitten voor het naleven van de plicht die zich kenmerkt door het beėindigen van materiėle activiteiten, en leven zelfs vandaag de dag nog gediend door de grootste wijzen aan Hun voeten [zie B.G. 9: 27 en ook 2.7: 6, 4.1: 49-57, 5.19: 9].

Als Nara-Nārāyana, de beste der wijzen volmaakt van vrede, werd Hij geboren uit Mūrti, de dochter van Daksha en echtgenote van Dharma [*]; gekenmerkt door het beėindigen van alle materiėle arbeid sprak Hij die zelfs vandaag nog leeft en wiens voeten worden gediend door de grootste wijzen, over het werk en bracht Hij ook dat werk ten uitvoer dat [in feite] moest worden verricht [zie B.G. 9: 27 en ook 2.7: 6, 4.1: 49-57, 5.19: 9]. (Vedabase)

 

Tekst 7

Heer Indra was bang en dacht: 'Hij [Nārāyana] wil mijn koninkrijk inpalmen.' Hij zette Cupido in die zich samen met zijn metgezellen de Apsara's naar Badarikās'rama begaf. Niet bekend met Zijn grootheid probeerde hij daar samen met de zachte bries van de lente Hem met zijn pijlen, [bestaande uit] de blikken van de vrouwen, te raken.

Heer Indra angstig denkend 'Hij wil mijn koninkrijk inpalmen', zette Cupido in die zich begevend naar Badarikās'rama met zijn metgezellen de Apsara's, met zijn pijlen, de blikken van de vrouwen, en de zachte bries van de lente, niet wetend van Zijn grootheid, het probeerde Hem te treffen. (Vedabase)

 

Tekst 8

De Oorspronkelijke Godheid die begrip had voor de overtreding van Indra, sprak vrij van trots glimlachend tot hen die op hun benen stonden te trillen: 'Wees alstublieft niet bang, o machtige Madana [Heer van de Liefde], o god van de wind en echtgenotes van de halfgoden, alstublieft aanvaard deze gaven van Ons en zegen deze ās'rama met uw aanwezigheid.'

De Oorspronkelijke Godheid met begrip voor de overtreding begaan door Indra, sprak vrij van trots lachend tot hen die op hun benen stonden te trillen: 'Alstublieft, vreest niet, o machtige Madana [Heer der Liefde], o god van de wind en echtgenotes van de halfgoden, alstublieft aanvaard deze gaven van Ons, laat deze ās'rama niet de leegte'. (Vedabase)

 

Tekst 9

O god van de mensen [Nimi], nadat de Verlener van Onbevreesdheid aldus had gesproken, bogen de goden zich beschaamd voor Hem en zeiden, smekend om mededogen, met hun hoofden naar beneden: 'O Almachtige, dit [soort van respect] is met U, de Allerhoogste Onveranderlijke, niet zo verrassend, niet met U aan wiens voeten in groten getale zij zich verbuigen die zelfbeheerst en innerlijk tevreden zijn [zie ook 1.7: 10].

O god der mensen [Nimi], toen de Schenker der Onbevreesdheid op deze manier had gesproken, bogen de goden zich beschaamd neer voor Hem, met hun hoofden naar beneden smekend om mededogen zeggend: 'O Almachtige, dit is voor U niet zo verrassend, U de Allerhoogste Onveranderlijke voor wiens voeten in grote getalen zij die nuchter zijn en in zichzelf tevreden zich verbuigen [zie ook 1.7: 10]. (Vedabase)

 

Tekst 10

Voor hen die U van dienst zijn om hun materiėle werelden te overstijgen en het Allerhoogste te bereiken, bestaan er vele hindernissen [verleidingen] opgeworpen door de verlichte zielen [of de halfgoden]. Maar als men die zielen middels offerplechtigheden met het brengen van offers hun aandeel toekent, bestaan er, voor dit soort van andere toegewijden, niet zulke belemmeringen. Vanwege U als zijnde de Beschermer kan hij dan die obstakels te boven komen [zie ook 9.4: 8 en 10.2: 33].

Voor hen die U van dienst zijn, die met het voorbij gaan aan hun eigen verblijf proberen het Uwe te bereiken, zijn er vele obstakels opgeworpen door de goddelijken, maar voor de andere toegewijde, die in offerplechtigheden offers brengend hen hun aandeel toekent, is er geen sprake van iets dergelijks daar hij met U, de Beschermer, met zijn voet heenstapt over de kop opgestoken door die stoornis [zie ook 9.4: 9 en 10.2: 33]. (Vedabase)

 

 Tekst 11

Sommige mensen met ons [bezig] in de vorm van [boetedoeningen als] honger, dorst, de drie tijdgebonden kwaliteiten [hitte, kou en regen], de wind, de tong en de geslachtsorganen, vallen ten prooi aan woede als ze merken dat het niets oplevert en zien dan af van die moeilijke ontzeggingen als zijnde nutteloos. Met het overgestoken hebben van grenzeloze oceanen [van beproevingen] verdrinken ze dan [met hun woede zogezegd] in [het water] van de hoefafdruk van een kalf  [zie B.G. 17: 5-6, 6.1: 16 en vergelijk 5.8: 23 en 10.12: 12].'

Sommige personen die de onbegrensde oceanen van ons van de lust en van de tong en de geslachtsdelen, de winden, de honger en de dorst naar de drie kwaliteiten van de tijd [zomer winter en lente-herfst] te boven zijn gekomen, werpen, verdronken als ze zijn in de hoefafdruk van een kalf in de greep beland van een woede die nergens toe leidt, hun lastig uit te voeren boetedoeningen ter zijde als zijnde zonder enig nut of doel [zie B.G. 17: 5-6: en ook 6.1: 16 en vergelijk 5.8: 23 en 10.12: 12].' (Vedabase)


 Tekst 12

Terwijl ze Hem [Nārāyana] aldus prezen, toonde Hij recht voor hun ogen [een aantal] vrouwen die er hoogst wonderbaarlijk uitzagen, fraai waren aangekleed en de Almachtige van dienst waren [zie ook 2.7: 6].

Met hen aldus van lofprijzing manifesteerde Hij voor hun ogen [een reeks van] vrouwen hoogst wonderbaarlijk van verschijning, die allen fraai aangekleed de eredienst verrichtten voor de Almachtige [zie ook 2.7: 6]. (Vedabase)

  

 Tekst 13

Toen ze deze vrouwen voor zich zagen, die leken op de Godin van het Geluk zelf, raakten de volgelingen van de god [van de liefde] verbijsterd door de fantastische schoonheid en geur, die hun eigen pracht deed verbleken.

Zij, de volgelingen van de goddelijken, deze vrouwen ziend waren, verbijsterd over de pracht van de vrouwen die zo mooi waren als de godin van het geluk, verslagen in hun eigen rijkdom. (Vedabase)

 

 Tekst 14

De Heer der Heerscharen zei met een flauwe glimlach tot hen die zich voor Hem bogen: 'Alstublieft, kies uit deze dames er een die u geschikt acht als een sieraad van de hemel.'

Voor hen die zich hadden neergebogen zei de Heer der Heerscharen met een flauwe glimlach: 'Alstublieft kiest u zich een van deze dames zo geschikt als een sieraad van de hemel.' (Vedabase)

  

 Tekst 15

De dienaren van de halfgoden brachten instemmend, met het laten weerklinken van de lettergreep 'om', Hem hun eerbetuigingen, kozen Urvas'ī, de beste van de Apsara's, en keerden vervolgens met haar voorop terug naar de hemel.

Daartoe 'om' laten klinkend, boden die dienaren van de halfgoden Hem hun eerbetuigingen en keerden ze terug naar de hemel met het voor hen uit laten gaan van Urvas'ī, de beste der Apsara's. (Vedabase)

 

 Tekst 16

Buigend voor heer Indra in zijn vergadering vertelden ze, voor een gehoor van alle bewoners van de drie hemelen, over de kracht van Nārāyana. Hij stond versteld.

Neerbuigend voor heer Indra in zijn vergadering vertelden ze hem, terwijl de ingezetenen der drie hemelen toehoorden, over de kracht van Nārāyana, waardoor hij in grote verwondering en twijfel belandde. (Vedabase)

 

Tekst 17

De Onfeilbare Heer, Vishnu die met Zijn expansies nederdaalt in deze wereld voor het heil van het ganse universum, sprak over zelfverwerkelijking met het aannemen van de gedaanten van de [bovenzinnelijke] zwaan [Hamsa], Dattātreya, de Kumāra's en onze vader, de Allerhoogste Heer Rishabha [B.G. 14: 4]. De oorspronkelijke teksten van de Veda's werden door Hem, de doder van Madhu, teruggehaald in Zijn paardincarnatie [Hayagrīva].
Acyuta in de gedaante van de [bovenzinnelijke] zwaan sprekend over zelfverwerkelijking, Dattātreya, de Kumāra's en Rishabha, is de Vader, de Allerhoogste Heer Vishnu, die voor het welzijn van de ganse wereld middels Zijn expansies nederdaalt in deze wereld [B.G. 14: 4]; door Hem, de doder van Madhu, werden in Zijn paard-incarnatie [Hayagrīva] de oorspronkelijke teksten van de Veda's teruggebracht. (Vedabase)

 

 Tekst 18

In Zijn visincarnatie [Matsya] beschermde Hij Vaivasvata Manu [Satyavrata], de planeet aarde en de kruiden tijdens de grote vloed. In Zijn zwijnincarnatie [Varāha] bevrijdde Hij de aarde uit de wateren en doodde Hij de demonische zoon van Diti [Hiranyāksha]. In de gedaante van een schildpad [Kurma] hield Hij de berg [Mandara] op Zijn rug waarmee de nectar werd gekarnd. Hij bevrijdde [in Zijn bovenzinnelijke gedaante, Vishnu] de koning van de olifanten [Gajendra] die zich aan Hem overgaf toen hij vanwege de krokodil in nood verkeerde.

n zijn vis-incarnatie [Matsya] werden Vaivasvata Manu [Satyavrata], de planeet aarde en de kruiden beschermd; in Zijn zwijn-incarnatie [Varāha] de aarde bevrijdend uit de wateren, werd [Hiranyāksha] de demonische zoon van Diti gedood; als een schildpad [Kurma] hield Hij toen de nectar werd gekarnd de berg op Zijn rug en [als Vishnu] bevrijdde Hij de koning van de olifanten [Gajendra] die zich overgaf in zijn nood vanwege de krokodil. (Vedabase)

 

 Tekst 19

Hij verloste de biddende ascetische wijzen [de  kleine Vālakhilya's] die ten val waren gekomen [in het water van de hoefafdruk van een koe]. Hij verloste Indra van de ban van duisternis nadat hij Vritrāsura gedood had. Hij verloste de echtgenotes van de halfgoden die hulpeloos [door Bhaumāsura] gevangen waren gezet in het Asurapaleis. In de gedaante van Nrisimhadeva doodde Hij Hiranykas'ipu, de Asurakoning, om de vrome toegewijden van hun angst te bevrijden.

De ascetische wijzen [de Vālakhilya's] die gebeden brengend ten val waren gekomen [in het water van de hoefafdruk van een koe] verloste Hij van [een lachende] Indra; Hij verloste Indra van de duisternis van het gedood hebben van Vritrāsura; Hij verloste de echtgenotes van de halfgoden [door Bhaumāsura] gevangen gezet in het asurapaleis; als Nrisimhadeva doodde Hij Hiranykas'ipu, de asurakoning, teneinde de geheiligde toegewijden de onbevreesdheid te bezorgen. (Vedabase)

 

 Tekst 20

Verder pakte Hij als Heer Vāmana, onder het voorwendsel van liefdadigheid, de aarde van Bali af en gaf Hij haar aan de zoons van Aditi. Middels Zijn verschillende verschijningen beschermt Hij tijdens de heerschappij van iedere Manu de werelden. Voor het heil van de godvrezenden, doodde Hij [gezeten op Garuda zo ook] al de Daityaleiders in een strijd tussen de goden en demonen [zie 8.10].

Voor het heil van de godvrezenden doodde Hij de daityaleiders in de slag tussen de goden en de demonen [zie 8.10], middels Zijn verschillende verschijningen [de ams'a-avatāra's] gedurende de heerschappij van iedere Manu beschermt Hij al de werelden en als Heer Vāmana nam Hij met het voorwendsel van de liefdadigheid de aarde weg van Bali en gaf Hij haar in handen van de zoons van Aditi. (Vedabase)


 Tekst 21

Als Heer Paras'urāma bevrijdde Hij de aarde van de leden van de heersende klasse en vernietigde Hij, als het vuur dat Hij als een afstammeling van Bhrigu was, zevenentwintig keer de dynastie van Haihaya. Als de echtgenoot van Sītā [Rāmacandra] onderwierp Hij de oceaan en doodde Hij op Lankā Tienkop [Rāvana] met inbegrip van zijn soldaten. Het vertellen van de verhalen over de heerlijkheden van Hem die altijd zegerijk is, maakt een einde aan de onzuiverheid van de hele wereld.

Als Heer Paras'urāma de aarde vrijmakend van de leden van de kaste der krijgers, vernietigde het vuur, dat Hij afstammend van Bhrigu was, zevenentwintig keer de dynastie van Haihaya; als de echtgenoot van Sītā [Rāmacandra] de oceaan onderwerpend doodde hij Tienkop [Rāvana] met inbegrip van de soldaten van Lankā - met het verhalen over de heerlijkheden van Hem altijd zegerijk, wordt de besmetting van de hele wereld vernietigd. (Vedabase)

 

 Tekst 22

De Ongeboren Heer zal [als Krishna] Zijn geboorte nemen in de Yadudynastie en zal, om de overlast van de aarde terug te dringen, daden verrichten die zelfs voor de halfgoden moeilijk op te brengen zijn. Hij zal [daarna als de Boeddha] met argumenten van speculatieve aard hen verbijsteren die los van Hem [of de tradities] hun offers brengen. Aan het einde van Kali-yuga zal Hij [als Heer Kalki] tenslotte een einde maken aan al de heersers van twijfelachtig allooi.

De Ongeboren Heer [als Krishna] Zijn geboorte nemend in de Yadu-dynastie, zal, teneinde de overlast terug te dringen van de aarde, daden volbrengen die zelfs voor de goddelijken moeilijk op te brengen zijn; als [de Boeddha] zal Hij met argumenten van speculatieve aard degenen verbijsteren die niet geschikt zijn de vedische offers te brengen en aan het einde van Kali-yuga zal Hij [als Heer Kalki] een einde maken aan de heersers van twijfelachtig allooi. (Vedabase)

 

 Tekst 23

Er bestaan van de zo heel glorieuze Heer van het Levend Wezen [de Heer van het Universum Jagadīs'vara] die we aldus bespraken, o machtig gearmde, ontelbare verschijningen en handelingen precies als deze.'

Van de zo heel glorieuze Heer van het Levend Wezen [Jagadīs'vara] aldus omschreven, o machtig gearmde, zijn er ontelbare verschijningen en handelingen precies als deze. (Vedabase)

 

*: Volgens de Matsya Purāna (3.10), werd Dharma, de vader van Nara-Nārāyana Rishi, geboren uit de rechterborst van Brahmā en trouwde hij later met dertien van de dochters van Prajāpati Daksha.

 

 

 

 Creative
                          Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.

De eerste afbeelding is een reliėf van Nara-Nārāyana uit Deogarh (Uttar Pradesh), ca. 5e eeuw. Bron.
Het tweede schilderij is een afbeelding van de tien Vishnu avatara's. 19e eeuw, Jaipur, India.
Bron:
Victoria and Albert Museum.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd.


 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties