regelbalk



 

 

Canto 3

Govinda jaya jaya

  

 

Hoofdstuk 4: Vidura wendt zich tot Maitreya

(1) Uddhava zei: 'Na met de permissie van de brahmanen te hebben gegeten van de offers dronken zij [de Yadu's] sterke drank waarmee ze hun geest bedierven, zodat ze elkaar diep kwetsten met ruwe taal. (2) Toen de zon onderging waren hun geesten dermate uit evenwicht dat ze, als gevolg van de vergissingen die de bedwelming in de hand werkte, onder ogen moesten zien hoe hun vernietiging plaatsvond zoals een bamboebos vlam vat [door eigen frictie]. (3) De Allerhoogste Heer, die vanuit Zijn innerlijk vermogen het einde had voorzien, begaf Zich naar de rivier de Sarasvatī waar Hij na te nippen van het water onder een boom ging zitten. (4) De Heer verdrijft het leed van de zielen die zich aan Hem overgeven en daarom zei Hij die de vernietiging van Zijn eigen familie wenste: 'Je moet naar Badarikās'rama gaan.' (5) Maar omdat ik het niet kon verdragen gescheiden te zijn van de lotusvoeten van de Meester, ging ik Hem achterna, ook al wist ik wat Hij wilde, o onderwerper van de vijand [Vidura]. (6) Ik zag toen mijn Beschermheer en Meester, Hij die geen toevlucht hoeft te zoeken, in gedachten alleen aan de oever van de rivier zitten, Zijn toevlucht zoekend bij de godin.

(7) Prachtig met Zijn donkere huidskleur, van zuivere goedheid en vreedzaam met Zijn rood doorlopen ogen, kon Hij worden herkend als degene met de vier armen en de gele zijden kleding [Vishnu]. (8) Met Zijn rechtervoet op Zijn dijbeen rustend tegen een jonge banyanboom zag Hij die Zijn huiselijke gemakken achter Zich had gelaten er majestueus uit.

(9) Op dat moment kwam [Maitreya,] een grote toegewijde en volgeling van Krishna Dvaipāyana Vyāsa [Vyāsadeva], een weldoener en vriend die de drie werelden bereisde, op eigen gelegenheid daar [ook] op die plek aan. (10) Gehecht aan Hem boog de wijze zich voorover in een houding van eerbied en luisterde aandachtig, terwijl de Heer van de Bevrijding met vriendelijke blikken me glimlachend liet uitrusten en het woord tot me richtte. (11) De Opperheer zei: 'Ik weet van binnenuit wat je vroeger verlangde toen de welgestelden die deze wereld opbouwden hun offers aan het brengen waren. Ik schenk je nu wat voor anderen zo moeilijk te bereiken is, o fortuinlijke: de associatie met Mij waarnaar je verlangt als het uiteindelijke doel van het leven. (12) Van al je incarnaties, o oprechte ziel, vormt dit leven de vervolmaking, je hebt immers Mijn genade bereikt nu je Mij hebt gezien in deze afgezonderde positie met het verlaten van de werelden van de mensen. Dit is wat je ziet als je van een niet aflatende toewijding bent [: Vaikunthha, het bevrijd zijn van de dwaasheid]. (13) Lang geleden, aan het begin van de Schepping, stelde Ik Brahmā, op de lotus die uit Mijn navel kwam, op de hoogte van de sublieme kennis van Mijn transcendentale heerlijkheid: Ik legde hem uit wat de theļsten het Bhāgavatam noemen.'

(14) Met de gunst die Hij mij verleende door zich aldus op mij te richten, zag ik hoe in mijn emotie mijn haren recht overeind gingen staan omdat ik voortdurend het voorwerp was van de genade van de Allerhoogste Persoon. Met mijn ogen wazig van het wissen van de tranen, zei ik met gevouwen handen stamelend: (15) 'O mijn Heer, voor hen die in eerbied voor Uw voeten leven die zo moeilijk te verwerven zijn, is het in deze wereld allemaal een kwestie van die vier levensdoelen [dharma, artha, kāma, moksha; religiositeit, economische ontwikkeling, zinsbevrediging en bevrijding], maar zelf geef ik daar niet zo veel om, o Grootheid,  ik bekommer me er meer om Uw lotusvoeten te dienen. (16) Hoewel U geen verlangens heeft onderneemt U van alles; hoewel U ongeboren bent neemt U niettemin geboorte; hoewel U de heerser over de eeuwige Tijd bent, zoekt U Uw toevlucht tot de vesting uit vrees voor Uw vijanden en hoewel U behagen schept in Uzelf leidt U een huiselijk bestaan in het gezelschap van vrouwen; dit verbijstert de intelligentie van de geleerden in deze wereld. (17) Hoewel U nooit verdeeld bent en altijd fit, wendt U, in Uw eeuwige intelligentie, o Meester, zich tot mij voor advies, alsof U het niet meer zou weten. Maar dat is nooit het geval. Dat doet mij versteld staan, o Heer. (18) Als U mij er voldoende geschikt voor acht, werp dan alstUblieft een licht op Uw mysterie mijn Heer. Vertel me - om de wereldse zorgen te boven te komen - tot in detail het geheel van de allerhoogste kennis omtrent Uw Zelf, zoals U dat ook de fortuinlijke Brahmājī hebt verteld.'

(19) Op die manier door mij aanbeden vanuit het diepst van mijn hart, instrueerde Hij, de lotusogige Opperheer van het voorbije, mij over Zijn bovenzinnelijke positie. (20) Na aldus van de aanbiddelijke Meester, de kennis van de zelfverwerkelijking te hebben geleerd en dat pad te hebben begrepen, bereikte ik, na met achting voor Zijn lotusvoeten Hem te hebben omlopen, deze plek met droefenis in mijn hart vanwege de gescheidenheid. (21) Mijn beste [Vidura], zonder het genoegen Hem te zien lijdt ik pijn. Daarom zal ik, zoals Hij me opdroeg, naar Badarikās'rama [in de Himalaya's] gaan om Zijn gezelschap te genieten. (22) Op die plek heeft de Allerhoogste Heer geļncarneerd in de gedaante van de wijzen Nārā en Nārāyana, een lange tijd zware boete ondergaan ter wille van het welzijn van alle levende wezens.'

(23) S'rī S'uka zei: 'Toen hij van Uddhava het ondraaglijke [nieuws] vernam van de vernietiging van zijn vrienden en verwanten, bedaarde de geleerde Vidura zijn opkomende verdriet met behulp van bovenzinnelijke kennis. (24) Op het vertrek van de grote toegewijde van de Heer en beste onder de Kaurava's, legde Vidura in vertrouwen het volgende voor aan deze leidende persoonlijkheid in de toegewijde dienst aan Krishna. (25) Vidura zei: 'De Heer van de Yoga lichtte je in over het mysterie van de bovenzinnelijke kennis van de persoonlijke ziel. Wees zo goed het nu zelf aan mij uit te leggen, zodat we Vishnu en Zijn dienaren die rondtrekken ter wille van anderen, eer aandoen.' (26) Uddhava zei toen: 'Wendt je tot de aanbiddelijke wijze, de zoon van Kushāru [Maitreya] die hier in de buurt verblijft. Hij werd rechtstreeks door de Heer geļnstrueerd toen Hij de vergankelijke wereld achter zich liet.'

(27) S' S'uka zei: 'Vanwege de overweldigende emotie waarmee hij met Vidura de nectar van de kwaliteiten van de Heer van het Universum besprak aan de oever van de Sarasvatī, vloog de nacht in een oogwenk voorbij. Daarna vervolgde de zoon van Aupagava zijn weg.'

(28) De koning [Parīkchit] vroeg: 'Hoe was het mogelijk dat na de vernietiging die de Vrishni- en Bhojadynastie onderging, de grote leider die hen voorging, de vooraanstaande Uddhava, de enige was die overbleef nadat de Heer Zijn spel en vermaak als de Meester over de drie werelden had afgerond?'

(29) S'rī S'uka zei: 'Nadat Hij in naam van de onfeilbare Tijd het einde had afgeroepen over Zijn talrijke familie middels de vloek van de brahmanen, overwoog Hij Zijn uiterlijke verschijning op te geven en dacht Hij bij zichzelf: (30) 'Als Ik deze wereld heb verlaten zal de kennis over Mij en Mijn toevlucht in goede handen zijn bij Uddhava. Hij is momenteel de belangrijkste toegewijde. (31) Uddhava doet in geen enkel opzicht onder voor Mij aangezien hij zich niet laat beļnvloeden door de materiėle geaardheden. Hij kan blijven als de meester om de kennis over Mij in deze wereld te verspreiden.'

(32) Na aldus door de geestelijk leraar van de drie werelden, de bron van alle Vedische kennis, onderricht te zijn, bereikte hij [Uddhava] het bedevaartsoord Badarikās'rama, waar hij verzonken raakte in zijn toewijding voor de Heer. (33) Vidura had van Uddhava gehoord hoe Krishna, de Superziel, voor Zijn spel en vermaak op buitengewone wijze een gedaante had aangenomen en dat Hij daarmee zegerijk tewerk was gegaan. (34) Zijn aannemen van een fysiek lichaam is even zo goed voor vasthoudende, grote wijzen als voor gewone mensen, iets dat moeilijk te begrijpen is. En voor mensen met een dierlijke instelling is het helemaal iets verstandsverbijsterends. (35) Met het idee dat Krishna, de Fortuinlijke, bij Zijn vertrek ook aan hem als toegewijde had gedacht, o beste onder de Kuru's, raakte Vidura overweldigd door liefde en barstte hij uit in tranen.

(36) O beste onder de Bharata's, nadat Vidura enkele dagen had doorgebracht aan de oever van de Yamunā [zie 3: 1.24], bereikte hij de heilige wateren van de Ganges waar hij de wijze Maitreya ontmoette [de zoon van Mitrā, zijn moeder].'

 

 

 
   Derde herziene editie, geladen 10 augustus, 2023.

 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

Uddhava zei: 'Na met de permissie van de brahmanen te hebben gegeten van de offers dronken zij [de Yadu's] sterke drank waarmee ze hun geest bedierven, zodat ze elkaar diep kwetsten met ruwe taal.
Uddhava zei: 'Na, met de permissie van de brahmanen, te hebben genomen van de offers dronken zij [de Yadu's] sterke drank waarmee ze hun geest bedierven en elkaar in het hart raakten met ruwe bewoordingen. (Vedabase)

 

Tekst 2

Toen de zon onderging waren hun geesten dermate uit evenwicht dat ze, als gevolg van de vergissingen die de bedwelming in de hand werkte, onder ogen moesten zien hoe hun vernietiging plaatsvond zoals een bamboebos vlam vat [door eigen frictie].

Tegen zonsondergang, zagen zij die hun evenwichtigheid van denken hadden verloren als gevolg van de missers door die bedwelming, hoe de vernietiging van de bamboestokken [waarmee ze elkaar begonnen te bevechten] plaats vond. (Vedabase)

 

Tekst 3

De Allerhoogste Heer, die vanuit Zijn innerlijk vermogen het einde had voorzien, begaf Zich naar de rivier de Sarasvatī waar Hij na te nippen van het water onder een boom ging zitten.

De Allerhoogste Heer, die vanuit Zijn innerlijk vermogen het einde had voorzien, ging naar de rivier de Sarasvatī en na te nippen van het water ging Hij onder een boom zitten. (Vedabase)

 

Tekst 4

De Heer verdrijft het leed van de zielen die zich aan Hem overgeven en daarom zei Hij die de vernietiging van Zijn eigen familie wenste: 'Je moet naar Badarikās'rama gaan.'

De Heer der overgegevenen die alle leed wegneemt had me gezegd, dat ik inderdaad naar Badarikās'rama moest gaan om jou te zien aangaande Hem die ernaar uitzag Zijn eigen familie te vernietigen. (Vedabase)

 

Tekst 5

Maar omdat ik het niet kon verdragen gescheiden te zijn van de lotusvoeten van de Meester, ging ik Hem achterna, ook al wist ik wat Hij wilde, o onderwerper van de vijand [Vidura].

Niettemin ging ik tegen Zijn wens in de Meester achterna, o onderwerper van de vijand [Vidura], niet in staat het te verdragen gescheiden te zijn van Zijn lotusvoeten. (Vedabase)

 

Tekst 6

Ik zag toen mijn Beschermheer en Meester, Hij die geen toevlucht hoeft te zoeken, in gedachten alleen aan de oever van de rivier zitten, Zijn toevlucht zoekend bij de godin.

Ik zag Hem, mijn Beschermheer en Meester, alleen neerzitten diep in gedachten, Zijn toevlucht zoekend bij de godin aan de oever van die rivier, terwijl Hij geen toevlucht hoeft te zoeken. (Vedabase)

 

Tekst 7

Prachtig met Zijn donkere huidskleur, van zuivere goedheid en vreedzaam met Zijn rood doorlopen ogen, kon Hij worden herkend als degene met de vier armen en de gele zijden kleding [Vishnu].

Prachtig met Zijn zwartachtige kleur, van zuivere goedheid en vreedzaam met Zijn rooduitziende ogen, kon Hij worden herkend als hebbende vier armen en gele zijden kledij [Vishnu]. (Vedabase)

 

Tekst 8

Met Zijn rechtervoet op Zijn dijbeen rustend tegen een jonge banyanboom zag Hij die Zijn huiselijke gemakken achter Zich had gelaten er majestueus uit.

Met Zijn rechtervoet op Zijn dijbeen rustend tegen een jonge banyanboom zag Hij er heel opgewekt uit, Zijn huiselijke gemakken achter zich gelaten hebbend. (Vedabase)

  

Tekst 9

Op dat moment kwam [Maitreya,] een grote toegewijde en volgeling van Krishna Dvaipāyana Vyāsa [Vyāsadeva], een weldoener en vriend die de drie werelden bereisde, op eigen gelegenheid daar [ook] op die plek aan.

Op dat moment kwam [Maitreya,] een grote toegewijde en volgeling van Krishna-dvaipāyana Vyāsa [Vyāsadeva], een weldoener en vriend die de drie werelden bereisde, op eigen gelegenheid daar [eveneens] op die plek aan. (Vedabase)

 

Tekst 10

Gehecht aan Hem boog de wijze zich voorover in een houding van eerbied en luisterde aandachtig, terwijl de Heer van de Bevrijding met vriendelijke blikken me glimlachend liet uitrusten en het woord tot me richtte.

Terwijl de wijze, die gehecht aan Hem voorover gebogen stond in een houding van eerbied, vol van aandacht toeluisterde, liet Hij, met vriendelijke blikken en glimlachen, me uitrusten en sprak Hij tot me. (Vedabase)

 

Tekst 11

De Opperheer zei: 'Ik weet van binnenuit wat je vroeger verlangde toen de welgestelden die deze wereld opbouwden hun offers aan het brengen waren. Ik schenk je nu wat voor anderen zo moeilijk te bereiken is, o fortuinlijke: de associatie met Mij waarnaar je verlangt als het uiteindelijke doel van het leven.

De Opperheer zei: 'Ik weet van binnenuit wat je in de dagen van weleer verlangde toen de welvarenden die deze wereld opbouwden hun offers aan het brengen waren. Ik geef je dat wat door de anderen zo moeilijk te bereiken is, o welgestelde: de associatie met Mij waarnaar je verlangt als het uiteindelijke doel van het leven.  (Vedabase)

 

Tekst 12

Van al je incarnaties, o oprechte ziel, vormt dit leven de vervolmaking, je hebt immers Mijn genade bereikt nu je Mij hebt gezien in deze afgezonderde positie met het verlaten van de werelden van de mensen. Dit is wat je ziet als je van een niet aflatende toewijding bent [: Vaikunthha, het bevrijd zijn van de dwaasheid].

Dit leven nu is van al je incarnaties, o oprechte, de vervolmaking daar je Mijn genade hebt bereikt; omdat het vanwege Mij is dat je, in de afzondering van het verlaten van de werelden der mensen, te zien kreeg wat je in je niet aflatende toewijding zag [:Vaikunthha]. (Vedabase)

  

Tekst 13

Lang geleden, aan het begin van de Schepping, stelde Ik Brahmā, op de lotus die uit Mijn navel kwam, op de hoogte van de sublieme kennis van Mijn transcendentale heerlijkheid: Ik legde hem uit wat de theļsten het Bhāgavatam noemen.'

Lang geleden, bij de aanvang van de Schepping, stelde ik Brahmā op de lotus die uit Mijn navel kwam op de hoogte van de kennis van het allerhoogste van Mijn bovenzinnelijke heerlijkheden, verduidelijkend wat de godvruchtigen het Bhāgavatam noemen.' (Vedabase)

  

Tekst 14

Met de gunst die Hij mij verleende door zich aldus op mij te richten, zag ik hoe in mijn emotie mijn haren recht overeind gingen staan omdat ik voortdurend het voorwerp was van de genade van de Allerhoogste Persoon. Met mijn ogen wazig van het wissen van de tranen, zei ik met gevouwen handen stamelend:

Op die manier begunstigd door het feit dat Hij zich tot mij richtte, zag ik, omdat ik voortdurend het object was van de genade van de Allerhoogste Persoon, in mijn emotie mijn haren recht overeind staan en zei ik met mijn ogen wazig van het wissen der tranen, met gevouwen handen: (Vedabase)

 

Tekst 15

'O mijn Heer, voor hen die in eerbied voor Uw voeten leven die zo moeilijk te verwerven zijn, is het in deze wereld allemaal een kwestie van die vier levensdoelen [dharma, artha, kāma, moksha; religiositeit, economische ontwikkeling, zinsbevrediging en bevrijding], maar zelf geef ik daar niet zo veel om, o Grootheid,  ik bekommer me er meer om Uw lotusvoeten te dienen.

'O mijn Heer, voor hen die naar Uw voeten leven, welke zo moeilijk te verwerven zijn, is het in deze wereld allemaal een kwestie van die vier doelen van het leven [dharma, artha, kāma, moksha; religiositeit, economische ontwikkeling, zinsbevrediging en bevrijding], maar niettemin geef ik daar niet de voorkeur aan, o Grote, daar ik mij er alleen maar om bekommer Uw lotusvoeten te dienen. (Vedabase)

 

Tekst 16

Hoewel U geen verlangens heeft onderneemt U van alles; hoewel U ongeboren bent neemt U niettemin geboorte; hoewel U de heerser over de eeuwige Tijd bent, zoekt U Uw toevlucht tot de vesting uit vrees voor Uw vijanden en hoewel U behagen schept in Uzelf leidt U een huiselijk bestaan in het gezelschap van vrouwen; dit verbijstert de intelligentie van de geleerden in deze wereld.

Hoewel U zonder verlangens bent kent U allerlei soorten van aktiviteiten; hoewel U ongeboren bent neemt U niettemin geboorte; hoewel U de heerser over de eeuwige Tijd bent, zoekt U Uw toevlucht tot de vesting uit vrees voor Uw vijanden en hoewel U behagen schept in Uzelf leidt U een huiselijk bestaan in het gezelschap van vrouwen; dit verbijstert de intelligentie van hen die leerden in deze wereld. (Vedabase)

 

Tekst 17

Hoewel U nooit verdeeld bent en altijd fit, wendt U, in Uw eeuwige intelligentie o Meester, zich tot mij voor advies, alsof U het niet meer zou weten. Maar dat is nooit het geval. Dat doet mij versteld staan, o Heer.
Hoewel U nooit verdeeld bent onder de invloed van de tijd, wendt U, in Uw eeuwige intelligentie, o Meester, zich tot mij voor advies , alsof U het niet meer weet terwijl dat nooit zo is; dat doet mij versteld staan, o Heer. (Vedabase)

  

Tekst 18

Als U mij er voldoende geschikt voor acht, werp dan alstUblieft een licht op Uw mysterie mijn Heer. Vertel me - om de wereldse zorgen te boven te komen - tot in detail het geheel van de allerhoogste kennis omtrent Uw Zelf, zoals U dat ook de fortuinlijke Brahmājī hebt verteld.'

Als U mij er afdoende voor geschikt acht, onthul me dan, alstUblieft mijn Heer, tot in detail het geheel van de kennis, het mysterie en de opperste verlichting van Uw eigen Zelf, zoals U dat, als de Allerhoogste Heer om de oceaan van ellende over te steken, Brahmājī hebt verteld.' (Vedabase)

 

Tekst 19

Op die manier door mij aanbeden vanuit het diepst van mijn hart, instrueerde Hij, de lotusogige Opperheer van het voorbije, mij over Zijn bovenzinnelijke positie.

Op die manier door mij aanbeden uit het diepst van mijn hart, instrueerde Hij, de lotus-ogige Opperheer van het voorbije, mij over Zijn bovenzinnelijke positie. (Vedabase)

 

Tekst 20

Na aldus van de aanbiddelijke Meester, de kennis van de zelfverwerkelijking te hebben geleerd en dat pad te hebben begrepen, bereikte ik, na met achting voor Zijn lotusvoeten Hem te hebben omlopen, deze plek met droefenis in mijn hart vanwege de gescheidenheid.

Aldus heb ik, onder de aanwijzingen van de Meester, de werkelijkheid van de ziel aanbeden en bestudeerd, het pad doorgrondend door Zijn Lotusvoeten te respecteren en bereikte ik, na Hem te hebben omlopen, deze plek met droefenis in mijn hart als gevolg van de gescheidenheid. (Vedabase)

 

Tekst 21

Mijn beste [Vidura], zonder het genoegen Hem te zien lijdt ik pijn. Daarom zal ik, zoals Hij me opdroeg, naar Badarikās'rama [in de Himalaya's] gaan om Zijn gezelschap te genieten.

Derhalve, mijn beste [Vidura], doet het me zonder het genoegen Hem te zien nu pijn en zal ik zoals opgedragen door Hem naar Badarikās'rama [in de Himalaya's] gaan terwille van de associatie. (Vedabase)

 

Tekst 22

Op die plek heeft de Allerhoogste Heer geļncarneerd in de gedaante van de wijzen Nārā en Nārāyana, een lange tijd zware boete ondergaan ter wille van het welzijn van alle levende wezens.'

Het is daar dat Nārāyana in de incarnatie van Zijn menselijkheid en Zijn Opperste Goddelijkheid [Nara en Nārāyana] als een wijze beminnelijk voor een ieder een lange tijd zware boete deed terwille van het welzijn van alle levende wezens.' (Vedabase)


Tekst 23

S'rī S'uka zei: 'Toen hij van Uddhava het ondraaglijke [nieuws] vernam van de vernietiging van zijn vrienden en verwanten, bedaarde de geleerde Vidura zijn opkomende verdriet met behulp van bovenzinnelijke kennis.

S'rī S'uka zei: 'Van Uddhava horend over het ondraaglijke van de vernietiging van zijn vrienden en verwanten, bracht de geleerde Vidura, door middel van bovenzinnelijke kennis, zijn opkomende droefenis tot bedaren. (Vedabase)

 

Tekst 24

Op het vertrek van de grote toegewijde van de Heer en beste onder de Kaurava's, legde Vidura in vertrouwen het volgende voor aan deze leidende persoonlijkheid in de toegewijde dienst aan Krishna.

Bij het vertrek van de grote toegewijde van de Heer en beste onder de Kaurava's, legde Vidura in vertrouwen het volgende voor aan de belangrijkste in de toegewijde dienst van Krishna. (Vedabase)

 

Tekst 25

Vidura zei: 'De Heer van de Yoga lichtte je in over het mysterie van de bovenzinnelijke kennis van de persoonlijke ziel. Wees zo goed het nu zelf aan mij uit te leggen, zodat we Vishnu en Zijn dienaren die rondtrekken ter wille van anderen, eer aandoen.'

Vidura zei: 'De Heer van de Yoga lichtte je in over het mysterie van de transcendente kennis van de eigen ziel - vertel het me nu zelf uit je goedheid teneinde Vishnu en de dienaren die rondtrekken terwille van anderen waardig te kunnen zijn.' (Vedabase)

  

Tekst 26

Uddhava zei toen: 'Wendt je tot de aanbiddelijke wijze, de zoon van Kushāru [Maitreya] die hier in de buurt verblijft. Hij werd rechtstreeks door de Heer geļnstrueerd toen Hij de vergankelijke wereld achter zich liet.'

Uddhava zei toen: 'Wendt je tot de aanbiddelijke wijze, de zoon van Kushāru [Maitreya] die hier in de buurt verblijft en die rechtstreeks door de Heer werd geļnstrueerd toen hij de sterfelijke wereld achter zich liet.' (Vedabase)

 

Tekst 27

S'rī S'uka zei: 'Vanwege de overweldigende emotie waarmee hij met Vidura de nectar van de kwaliteiten van de Heer van het Universum besprak aan de oever van de Sarasvatī, vloog de nacht in een oogwenk voorbij. Daarna vervolgde de zoon van Aupagava zijn weg.'

S'rī S'uka zei: 'Op die wijze de nectar besprekend van de Universele Persoon Zijn kwaliteiten, was Vidura er enorm door overweldigd daar aan de oever van de Sarasvatī rivier en na zo de nacht in een oogwenk doorgebracht te hebben, ging de zoon van Aupagava weg.' (Vedabase)

 

Tekst 28

De koning [Parīkchit] vroeg: 'Hoe was het mogelijk dat na de vernietiging die de Vrishni- en Bhojadynastie onderging, de grote leider die hen voorging, de vooraanstaande Uddhava, de enige was die overbleef nadat de Heer Zijn spel en vermaak als de Meester over de drie werelden had afgerond?'

De koning [Parīkchit] vroeg: 'Hoe kon het zo zijn dat na de vernietiging die over de Vrishni en Bhoja dynastie kwam, de grote leider die vooropging onder hen, de prominente Uddhava de enige was die overbleef nadat de Heer Zijn spel en vermaak had afgerond als de Meester over de drie werelden? (Vedabase)

 

Tekst 29

S' S'uka zei: 'Nadat Hij in naam van de onfeilbare Tijd het einde had afgeroepen over Zijn talrijke familie middels de vloek van de brahmanen, overwoog Hij Zijn uiterlijke verschijning op te geven en dacht Hij bij zichzelf:

S'rī S'uka zei: 'De vervloeking [van de Yadu-dynastie] door de brahmanen was slechts een verzoek, in feite was het de [Heer Zijn] trefzekere verlangen een eind te maken aan de overmaat van Zijn eigen familie waarna Hij Zijn Universele verschijning opgaf en bij Zichzelf dacht: (Vedabase)

 

Tekst 30

'Als Ik deze wereld heb verlaten zal de kennis over Mij en Mijn toevlucht in goede handen zijn bij Uddhava. Hij is momenteel de belangrijkste toegewijde.

 'Na uit deze wereld te zijn verdwenen zal de kennis over Mij en Mijn toevlucht zeker rechtstreeks Uddhava ten deel vallen, die momenteel de meest vooraanstaande van de toegewijden is. (Vedabase)

 

Tekst 31

Uddhava doet in geen enkel opzicht onder voor Mij aangezien hij zich niet laat beļnvloeden door de materiėle geaardheden. Hij kan blijven als de meester om de kennis over Mij in deze wereld te verspreiden.'

Uddhava is niet in het minst aan Mij ondergeschikt daar hij nooit is aangedaan door de materiėle geaardheden en derhalve mag overblijven als de meester van de kennis over Mij om die in deze wereld te verspreiden'. (Vedabase)

 

Tekst 32

Na aldus door de geestelijk leraar van de drie werelden, de bron van alle Vedische kennis, onderricht te zijn, bereikte hij [Uddhava] het bedevaartsoord Badarikās'rama, waar hij verzonken raakte in zijn toewijding voor de Heer.

Na op die manier op volmaakte wijze door de geestelijk leraar en bron van alle vedische kennis onderricht te zijn bereikte hij [Uddhava] Badarikās'rama en was hij gelukkig in zijn verzonkenheid in de Heer. (Vedabase)

 

Tekst 33

Vidura had van Uddhava gehoord hoe Krishna, de Superziel, voor Zijn spel en vermaak op buitengewone wijze een gedaante had aangenomen en dat Hij daarmee zegerijk tewerk was gegaan.

Vidura vernam eveneens van Uddhava over hoe Krishna, de Superziel, op buitengewone wijze een vorm had aangenomen terwille van de gang van zaken in de wereld en eveneens zeer zegerijk Zich er bovenuit werkte. (Vedabase)

 

Tekst 34

Zijn aannemen van een fysiek lichaam is even zo goed voor vasthoudende, grote wijzen als voor gewone mensen, iets dat moeilijk te begrijpen is. En voor mensen met een dierlijke instelling is het helemaal iets verstandsverbijsterends. 

Het is voor de vasthoudende grote wijzen als ook voor de anderen zeker moeilijk Zijn binnengaan in het lichaam te begrijpen en voor de beestachtigen is het simpelweg een geestelijke stoornis. (Vedabase)

 

Tekst 35

Met het idee dat Krishna, de Fortuinlijke, bij Zijn vertrek ook aan hem als toegewijde had gedacht, o beste onder de Kuru's, raakte Vidura overweldigd door liefde en barstte hij uit in tranen.

Dit gold ook voor hemzelf, o beste onder de Kuru's, toen hij er aan terugdacht hoe Krishna aan hem had gedacht, en met de Fortuinlijke vertrokken, barstte hij in tranen uit overweldigd door de vreugde der extase. (Vedabase)

 

Tekst 36

O beste onder de Bharata's, nadat Vidura enkele dagen had doorgebracht aan de oever van de Yamunā [zie 3:1.24], bereikte hij de heilige wateren van de Ganges waar hij de wijze Maitreya ontmoette [de zoon van Mitrā, zijn moeder].'

O beste onder de Bharata's, Vidura die op die manier zijn dagen had doorgebracht aan de oever van de Yamunā [zie 3:1.24], bereikte daarna de heilige wateren der Ganges alwaar hij, de zoon van Mitra [in de zin van een incarnatie zijn van Yamarāja als de zoon van een s'ūdra, zie 1.13:15], de wijze Maitreya ontmoette.   (Vedabase)

 

    
 

 

 

 

 

 

 Creative Commons
              License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de

Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License
.

De afbeelding is een vintage Hindu afbeelding van Heer Vishnu.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd


 

 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties