regelbalk



 

Canto 5

Kabe Ha'be

 

 

Hoofdstuk 26: De Helse Werelden of de Karmische Terugslag

(1) De koning zei: 'O grote heilige, hoe kwam deze verscheidenheid van leven in de verschillende werelden tot stand?'

(2) De wijze zei: 'Vanwege de verschillende overtuigingen, waarmee de handelende persoon in relatie staat tot de drie basiskwaliteiten van de natuur, is er de verscheidenheid van al de bestemmingen, die voor iedereen meer of minder bereikbaar zijn. (3)
Door de goddeloosheid van wat we kennen als verboden handelingen, zal er, afhankelijk van het soort van geloof van degene die zo bezig was, een ander gevolg bestaan in de vorm van een karmische terugslag. Laat me nu gedetailleerd uitleggen welke duizenden helse omstandigheden sedert mensenheugenis het logisch gevolg zijn van lustgemotiveerde zielen die op talloze manieren onwetend op hun voordeel uit waren.'

(4) De koning zei: 'Wat men de hel noemt, o heer, is dat een zekere plaats op aarde, bevindt die zich buiten de ons bekende werelden of bestaat hij ergens tussen die werelden in?'

(5) De rishi zei:
'De hel bevindt zich tussen de drie werelden, in het zuiden onder de aarde en even boven de causale wateren [onder Pātālaloka], in de richting waar die voorvaderen leven die het offervuur verwaarloosden [de Agnishvātta's], en die, de zegen voor hun families wensend, diep verzonken zijn in de waarheid. (6) Daar heeft hun heerser, de zoon van de zonnegod [Yamarāja], met zijn volgelingen zijn koninkrijk. De doden die daar door zijn mensen naar toe worden gebracht, worden, overeenkomstig de ernst van hun karmische fouten, er onderworpen aan bestraffingen zorgvuldig uitgevoerd om niet in overtreding te zijn met de Allerhoogste Heer. (7) Sommige [geleerden] spreken van eenentwintig hellen, o Koning, anderen tellen er achtentwintig. Hun namen, vormen en kenmerken zal ik, de een na de ander, met u bespreken. De [28] namen van de hellen of plaatsen van vergelding zijn: Tāmisra, Andhatāmisra, Raurava, Mahāraurava, Kumbhīpāka, Kālasūtra, Asipatravana, Sūkaramukha, Andhakūpa, Krimibhojana, Sandams'a, Taptasūrmi, Vajrakanthaka-sālmalī, Vaitaranī, Pūyoda, Prānarodha, Vis'asana, Lālābhaksha, Sārameyādana, Avīci, Ayahpāna en verder nog Kshārakardama, Rakshogana-bhojana, S'ūlaprota, Dandas'ūka, Avatha-nirodhana, Paryāvartana en Sūcīmukha.

(8) Iemand die het geld, de vrouw of de kinderen van iemand anders afpakt kan erop rekenen [bij zijn dood] door de angstaanjagende mannen van Yamarāja in de boeien van de tijd te worden geslagen en met geweld in de hel van Tāmisra ['de duisternis'] te worden geworpen. Beland in die duistere staat moet hij hongeren, smachten naar water, wordt hij met stokken geslagen en uitgescholden en verliest hij, in wanhoop verzet, soms zijn bewustzijn als gevolg van de zware bestraffingen die hij moet ondergaan. (9) Op dezelfde manier wordt iemand die door bedrog te plegen geniet van de vrouw, het bezit etc. van een ander, met geweld in de hel geworpen die men Andhatāmisra ['blinde duisternis'] noemt omdat de belichaamde ziel, door de constante kwelling aldaar, behalve zijn verstand ook zijn gezichtsvermogen verliest en zo blind wordt als een boom die bij zijn wortels is omgehakt. (10) Hij die in zijn leven op aarde, zijn lichaam voor zijn zelf en bezit houdend, andere levende wezens schade berokkende terwijl hij zich dag in dag uit enkel inspande voor het onderhouden van zijn eigen gezin, zal na deze wereld te hebben verlaten zich vanwege die zonde zien belanden in Raurava. (11) Met Yamarāja die hem plaatst voor de gevolgen van zijn overtredingen, zullen de wezens die in dit leven door hem kwaad werden aangedaan, in zijn leven hierna veranderen in kwaadaardige beesten die hem in dezelfde mate kwaad zullen doen. Het is vanwege deze wilde beesten [genaamd ruru's] die venijniger zijn dan slangen, dat de geleerden spreken van Raurava ['de hel van de monsters']. (12) Zo is er ook Mahāraurava [het 'grote monster'] waarin iemand wordt gedood en opgegeten door de ruru-beesten genaamd kravyāda zoals als hij dat, enkel voor het in stand houden van zijn lichaam, zelf deed. (13) Maar een persoon die in dit leven zeer wreed was jegens [land- en zee]dieren of vogels en ze levend kookte, wordt veroordeeld door zelfs de meest boosaardige menseneters. Na zijn dood wordt hij door de dienaren van Yamarāja in Kumbhīpāka ['de hel van de kookpot'] geworpen om zelf in kokende olie te worden gekookt. (14) En iedereen die in dit leven een brahmaan doodt, zal in een hel belanden genaamd Kālasūtra ['de lange spanne tijds'] die bestaat uit een oppervlakte van koper met een omtrek van tienduizend yojana's die van boven door de zon en van onderen door vuur wordt verhit. Met zijn lichaam vanbinnen gekweld door honger en dorst en vanbuiten verschroeid, gaat hij er soms bij liggen en rolt dan heen en weer, dan springt hij weer op om daarna van hot naar haar te rennen - en dat voor de duur van net zo veel duizenden jaren als er haren zijn op het lichaam van een beest. (15) Do it yourself hellHij die in dit leven onnodig afweek van zijn pad van zelfrealisatie en zich overgaf aan hypocrisie [of ketterij], wordt in een hel gedwongen die bekend staat als Asipatrāvana ['het messcherpe woud'] waar hij wordt  geslagen met een zweep zodat hij, naar links en rechts wegvluchtend, zijn lichaam snijdt aan de twee messcherpe randen van de palmbladeren. Hij die zijn eigen aard verloochende [en burgerplicht verzuimde] zal aldus het resultaat onder ogen moeten zien van het volgen van het verkeerde pad en met veel pijn, struikelend bij iedere stap, versuft denken: 'O wat heb ik mezelf aangedaan!'  (16) Of ieder staatshoofd of overheidsdienaar die in dit leven onschuldigen bestraft of een brahmaan lijfelijk straft, die allergrootste zondaar zal in het leven hierna belanden in de hel Sūkaramukha ['de zwijnenbek']. Aldaar zullen de verschillende delen van zijn lichaam door de sterke dienaren [van Yamarāja] worden geplet alsof het suikerriet betrof. Net als iemand die onschuldig werd ingerekend om te worden bestraft, zal hij het dan jammerlijk uitschreeuwen en door wanhoop overmand zijn bewustzijn verliezen. (17) Sommige schepselen die door de Schepper zijn ontworpen om op anderen te parasiteren veroorzaken pijn zonder zich dat bewust te zijn, maar hij die in zijn overlevingsdrang in dit leven zelf pijn veroorzaakt terwijl hij heel goed weet wat hij andere schepselen van God aandoet, belandt in zijn leven hierna in Andhakūpa ['de overwoekerde put']. Hij zal met het kwaad dat hij de desbetreffende wezens aandeed, zelf dat kwaad ondervinden. Net als de dieren met een inferieur lichaam - het wild, de vogels, de slangen, de muggen, de luizen, de wormen en vliegen en wat dies meer zij - [zelf zo’n inferieur lichaam hebbend,] zal hij op zijn beurt overal in de duisternis worden achtervolgd, worden gekweld en verstoord en dan ronddolen zonder dat hij een rustplaats kan vinden. (18) Hij die in zijn leven eet van wat de genade Gods hem ook maar verschafte, maar het niet deelt met anderen en aldus de vijf vormen van offeren verwaarloost [het aanbieden van voedsel aan de goden, de wijzen, de voorvaderen, de behoeftigen en de dieren], is net als een kraai. Zo iemand zal in het hiernamaals terechtkomen in de allerwalgelijkste hel van Krimibhojana [van het 'zich met wormen voeden'] alwaar, belandend in een honderdduizend yojana's groot meer vol met wormen, hij zelf als een worm tot voedsel mag dienen en ook zelf mag teren op andere wormen, voor een zelfde aantal jaren als het meer groot is in yojana's. Dąt is de pijn die hij zichzelf bezorgt die - zonder boete te doen voor zijn zonden - voedsel eet dat niet werd gedeeld en geofferd. (19) Als men zonder een aanwijsbare reden in dit leven middels diefstal of geweld goud, edelstenen enzovoorts afpakt van een brahmaan of van anderen, o Koning, zal men in zijn leven hierna er door de mannen van Yamarāja toe gedwongen worden roodgloeiende ijzeren ballen vast te houden en krijgt men zijn huid eraf gescheurd door tangen [om reden waarvan die hel Sandams'a, de 'tangenhel' wordt genoemd]. (20)
Iedereen, zowel man als vrouw, die in dit leven iemand van hetzelfde of het andere geslacht benaderde voor [bij de wet] ongeoorloofde seksuele gemeenschap, zal in zijn leven erna met zwepen worden geslagen en gedwongen worden een zeer heet ijzeren beeld te omhelzen in de vorm van een man als men een vrouw was of in de vorm van een vrouw als men een man was [: Taptasūrmi, de hel van 'het roodgloeiende ijzeren beeld']. (21) Een ieder die in dit leven zonder onderscheid seksuele gemeenschap heeft [ook met dieren b.v.] zal in zijn leven hierna in de Vajrakanthaka-s'ālmalī hel belanden ['de vlijmscherpe katoenboomdoorns'] alwaar opgehangen [aan doorns] hij naar beneden zal worden getrokken. (22) Zij die in dit leven behorende tot de adelstand of de overheid, ondanks hun hoge geboorte de grenzen van het dharma hebben overschreden, zullen na hun dood belanden in Vaitaranī ['de rivier van de onbeheerste hartstocht']. Gebroken hebbend met de gedragscode voor de heersende klasse worden ze in de geul rondom die hel aangevreten door de bloeddorstige dieren die hier en daar in de stroom zitten. Niet in staat zich van het lichaam los te maken door de kracht van de vitaliteit van hun zonde, worden ze dan herinnerd aan hun slechte daden terwijl ze pijn lijden in die rivier vol ontlasting, urine, pus, bloed, haar, nagels, beenderen, merg, vlees en vet. (23) Degenen die in dit leven als echtgenoten van vrouwen van een lagere klasse hun reinheid, goede gedrag en geregelde leven zijn kwijtgeraakt en zich schaamteloos als dieren gedragen, zullen na hun dood belanden in een oceaan vol pus, ontlasting, urine, slijm en speeksel en zich alleen maar met die zaken kunnen voeden die buitengewoon weerzinwekkend zijn [: de Pūyoda-hel van de 'stinkende wateren']. (24) De leiders behorende tot de hogere klassen - met inbegrip van de brahmanen - die in dit leven er honden of ezels op nahouden en er genoegen in scheppen om met ze te gaan jagen, worden, als ze anders dan is voorgeschreven de dieren doden, na hun dood zelf het doelwit van de mannen van Yamarāja die hen zullen doorboren met pijlen [: de hel Prānarodha, 'het smoren van de adem']. (25) Mensen die in dit leven, trots op hun weelde en positie, dieren doden voor hun prestige in het offeren, zullen in de volgende wereld belanden in de hel van Vis'asana ['de slapeloosheid'], waar de helpers van Yamarāja hen laten lijden en aan stukken snijden. (26) Hij echter die in dit leven als iemand van de hogere klassen [dvija], verdwaasd door zijn lusten zijn echtgenote van dezelfde klasse zijn zaad doet drinken, zal door die zonde in zijn volgende leven in een rivier van sperma worden geworpen en er zelf toe worden gedwongen het te drinken [dit is de hel van Lālābhaksha, 'sperma als voedsel']. (27) Of die koningen die met hun dienaren in deze wereld als dieven, brandstichters en gifmengers, dorpen plunderden en karavanen overvielen, zullen, na hun dood, worden verslonden door de zevenhonderd en twintig vraatzuchtige honden met grote tanden van de Yamadūta's [: de hel van Sārameyādana, 'het hondenmaal']. (28) Ook degene die in dit leven een leugen bezigt of van valse getuigenis is in handelstransacties, met schenkingen in liefdadigheid of met andere zaken, zal, na zijn sterven, met zijn hoofd naar beneden in vrije val van de top van een honderd yojana hoge berg worden geworpen in de hel van Avīcimat ['verstoken zijn van water']. Daar waar het kurkdroge land uit stenen bestaat en golft als een zee, sterft hij met zijn lichaam overal gebroken niet, maar wordt hij terug naar de top gebracht om weer opnieuw naar beneden te worden gegooid. (29) In het geval een brahmaan of zijn echtgenote soma-rasa [een  gewijde bedwelmende drank] drinkt, of als iemand van het bestuur of van de handel in dit leven in staat van illusie sterke drank tot zich neemt, terwijl ze er een gelofte op aflegden [het niet te doen], zullen ze allen naar de hel worden gebracht waar, met een voet op hun borst, witheet gesmolten ijzer in hun monden wordt gegoten [: de hel van Ayahpāna, 'het ijzer drinken'].

(30) Daarnaast moet men iedereen een levend lijk beschouwen die, laag geboren of afgezakt, in dit leven valselijk trots er niet in slaagde zich respectvol te gedragen jegens een achtenswaardiger iemand van goede geboorte, verzaking, kennis, goed gedrag en trouw aan de principes.  Na zijn heengaan zal hij, met zijn hoofd eerst, in de hel van Kshārakardama [de 'poel van bijtende modder'] worden gegooid om daar te lijden onder de ergste kwellingen. (31) Mannen die in dit leven andere mensen offerden in aanbidding [van Kālī] en vrouwen die die mensen opaten, dergelijke moordenaars zullen als beesten worden afgeslacht in het verblijf van Yamarāja door groepen straffende Rākshasa's die, net zoals die menseneters dat deden, hen met zwaarden aan stukken snijden, hun bloed drinken en daarbij in extase dansen en zingen [: de hel genaamd Rakshogana-bhojana, 'voer van de duivel zijn']. (32) Personen echter die in deze wereld onschuldige schepselen, die een onderkomen zochten in het bos of in het dorp, naar zich toelokten en ze deden geloven dat ze in veiligheid verkeerden maar ze daarentegen pijn bezorgden door een spelletje met ze te spelen, ze te doorboren, of aan een leiband te leggen, dergelijke lieden kunnen er na hun dood op rekenen dat ze hun lichamen op gelijksoortige manier doorboord krijgen en dat ze, overmand door honger en dorst en dergelijke, worden gepijnigd aan alle kanten door de scherpe bekken van vogels als gieren en reigers zodat ze zich de zonden zullen herinneren die ze begingen [: de hel van S'ūlaprota, 'met de piek doorboord']. (33) Ook die lieden die, gelijk slangen met een kwade inborst, in dit leven anderen pijn bezorgden zonder enige noodzaak, zullen na hun dood belanden in een hel genaamd Dandas'ūka ['de knuppel als antwoord'] waar, o Koning, vijf- en zevenkoppige, gekraagde slangen zich voor hen zullen verheffen om hen op te eten alsof ze muizen waren. (34) Of zij die in dit leven levende wezens opsluiten in afgedekte putten, in graanschuren of in grotten, zullen op dezelfde manier, in hun volgende leven, in diezelfde plaatsen worden gedwongen om er te worden opgesloten met giftige dampen, vuur en rook [: de hel genaamd Avatha-nirodhana, 'in het duister geworpen zijn']. (35) Iemand die in dit leven, als huishouder, telkens als hij gasten of bezoekers ontving, hen met een zondige blik vol woede aankeek alsof hij ze met zijn ogen wilde verzengen, zal zeer zeker in de hel belanden bestemd voor hen die er een zondige zienswijze op nahouden, alwaar iemands ogen door de machtige bekken van kraaien, gieren en reigers worden uitgepikt [de hel van Paryāvartana, 'de ogen uitgepikt']. (36) Ook die egoļsten die, met een afkeurende blik in de ogen, vol van achterdocht zijn jegens allen, in hun hart en gezicht verstarren bij de gedachte aan uitgaven en verlies, en als boze geesten hun weelde beschermend nimmer gelukkig zijn, zullen na hun dood, vanwege de zondige handelingen om die rijkdom te beschermen en hun inkomsten te doen toenemen, belanden in een hel genaamd Sūcīmukha ['pinnig op de eerste plaats'], alwaar de aanvoerders van Yamarāja als de beste wevers met draad en naald de ledematen van het naar geld graaiende spook en de grote zondaar zullen doorstikken.

(37) Voor allen waarover ik sprak die tegen het dharma handelen en ook voor hen die ik niet ter sprake bracht, zijn er, naar gelang de mate van zondigheid, al deze soorten van hellen om in te belanden. Er bestaan er vele honderden, duizenden in het bereik van Yamarāja, o Koning. Echter, voor hen die principieel en deugdzaam zijn, zijn er elders in deze wereld [of dit universum] nieuwe levens weggelegd om aan te beginnen als het einde van hun deugd danwel zonde in zicht is gekomen [vergelijk B.G. 4: 9 en 3.30: 29]. (38) In het begin beschreef ik voor u de weg van de bevrijding [in canto's drie en vier]. Daar liet ik zien hoe de Allerhoogste Heer Nārāyana in de verhalen van de Purāna zo veel kon zijn als het universum dat als een ei is verdeeld in veertien delen. Ik beschreef Zijn grofstoffelijke gedaante, bestaande uit Zijn eigen energie en kwaliteiten, als zijnde rechtstreeks de Gigantische Persoon [de virāth-rūpa]. Hij die met achting luistert naar, zingt of uitleg verschaft over dat lied van de Allerhoogste Persoonlijkheid van de Superziel zal, ook al is het nog zo lastig te begrijpen, dankzij zijn geloof en toewijding zijn intelligentie gezuiverd zien en tot begrip komen. (39)
Zowel vernemend over de grofstoffelijke als over de fijnstoffelijke gedaante van de Allerhoogste Heer, dient de  toegewijde zijn geest, die in beslag wordt genomen door de grofstoffelijke gedaante, verzonken in contemplatie stap voor stap te leiden naar de fijnstoffelijke, spirituele gedaante. (40) Van deze planeet aarde heb ik u de verschillende bereiken en gebieden, de rivieren, de bergen, de hemel, de oceanen, de richting en de ligging van de lagere werelden, de helse werelden en de hogere werelden daarboven beschreven, o Koning. Hoe wonderbaarlijk is dit grofstoffelijk lichaam wel niet van de Allerhoogste Heer waarin de hele verzameling van levensvormen zijn plaats heeft!'

Aldus eindigt het vijfde Canto van het S'rīmad Bhāgavatam genaamd: De Aanzet tot de Schepping.

 

 

next                        

 
Derde herziene editie, geladen 31 juli, 2018.

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

De koning zei: 'O grote heilige, hoe kwam deze verscheidenheid van leven in de verschillende werelden tot stand?'
De koning zei: 'O grote heilige, van waaruit ontstonden de verscheidene manieren van leven in de verschillende werelden?' (Vedabase)

 

Tekst 2

De wijze zei: 'Vanwege de verschillende overtuigingen, waarmee de handelende persoon in relatie staat tot de drie basiskwaliteiten van de natuur, is er de verscheidenheid van al de bestemmingen, die voor iedereen meer of minder bereikbaar zijn.

De wijze zei: 'Vanwege de verschillende graden van geloof van hen die bezig zijn met de drie geaardheden der materiėle natuur, werd zo het volledige van de resulterende verscheidenheid van bestemmingen mogelijk. (Vedabase)


Tekst 3

Door de goddeloosheid van wat we kennen als verboden handelingen, zal er, afhankelijk van het soort van geloof van degene die zo bezig was, een ander gevolg bestaan in de vorm van een karmische terugslag. Laat me nu gedetailleerd uitleggen welke duizenden helse omstandigheden sedert mensenheugenis het logisch gevolg zijn van lustgemotiveerde zielen die op talloze manieren onwetend op hun voordeel uit waren.'

Welnu, van de onzedigheid van wat we kennen als verboden handelingen zal er dienovereenkomstig zonder twijfel, afhankelijk van het verschil van geloof van de uitvoerder, er een verschillend gevolg bestaan van het karmisch handelen; laat me u uitleg verschaffen over de omvang van de duizenden helse omstandigheden typisch voor de begeertigen die sedert mensenheugenis uit onwetendheid inderdaad op zoveel verschillende manieren op hun voordeel uit waren.'  (Vedabase)

Tekst 4

De koning zei: 'Wat men de hel noemt, o heer, is dat een zekere plaats op aarde, bevindt die zich buiten de ons bekende werelden of bestaat hij ergens tussen die werelden in?'

De koning zei: 'Wat men alhier de hel noemt, mijn heer, is dat een of andere plaats op aarde of bevindt dat zich buiten de ons bekende werelden, of ergens er tussenin?'  (Vedabase)

 

Tekst 5

De rishi zei: 'De hel bevindt zich tussen de drie werelden, in het zuiden onder de aarde en even boven de causale wateren [onder Pātālaloka], in de richting waar die voorvaderen leven die het offervuur verwaarloosden [de Agnishvātta's], en die, de zegen voor hun families wensend, diep verzonken zijn in de waarheid.

De rishi zei: 'Het wordt aangetroffen tussen de drie werelden in de richting van het lagere bereik, beneden de aarde; ergens boven de causale wateren leven zij, de voorvaderen met Agnishvāttā aan het hoofd, die in het sturen van hun eigen families in grote verzonkenheid in de waarheid vol verlangen uitzien naar de zegeningen.  (Vedabase)

  

Tekst 6

Daar heeft hun heerser, de zoon van de zonnegod [Yamarāja], met zijn volgelingen zijn koninkrijk. De doden die daar door zijn mensen naar toe worden gebracht, worden, overeenkomstig de ernst van hun karmische fouten, er onderworpen aan bestraffingen zorgvuldig uitgevoerd om niet in overtreding te zijn met de Allerhoogste Heer.

Aldaar heeft hun heerser, de zoon van de Zonnegod [Yamarāja] zijn koninkrijk; de doden daarheen gebracht door zijn mensen worden overeenkomstig de zwaarte van hun karmische fouten onderworpen aan bestraffingen die door hem ten uitvoer wordt gebracht die met zijn volgelingen nimmer in overtreding is met de Allerhoogste Heer. (Vedabase)

  

Tekst 7

Sommige [geleerden] spreken van eenentwintig hellen, o Koning, anderen tellen er achtentwintig. Hun namen, vormen en kenmerken zal ik, de een na de ander, met u bespreken. De [28] namen van de hellen of plaatsen van vergelding zijn: Tāmisra, Andhatāmisra, Raurava, Mahāraurava, Kumbhīpāka, Kālasūtra, Asipatravana, Sūkaramukha, Andhakūpa, Krimibhojana, Sandams'a, Taptasūrmi, Vajrakanthaka-sālmalī, Vaitaranī, Pūyoda, Prānarodha, Vis'asana, Lālābhaksha, Sārameyādana, Avīci, Ayahpāna en verder nog Kshārakardama, Rakshogana-bhojana, S'ūlaprota, Dandas'ūka, Avatha-nirodhana, Paryāvartana en Sūcīmukha.

Sommigen zijn er zeker van daar eenentwintig hellen te tellen, o Koning, waarvan de namen, de vorm en de kenmerken, ik aldus, ze de één na de ander omschrijvend, aan u uiteen zal zetten. Zo zijn er daar: Tāmisra, Andhatāmisra, Raurava, Mahāraurava, Kumbhīpāka, Kālasūtra, Asipatrāvana, Sūkaramukha, Andhakūpa, Krimibhojana, Sandams'a, Taptasūrmi, Vajrakanthaka-s'ālmalī , Vaitaranī, Pūyoda, Prānarodha, Vis'asana, Lālābhaksha, Sārameyādana, Avīci, Ayahpāna en nog enkelen zoals Kshārakardama, Rakshogana-bhojana, S'ūlaprota, Dandas'ūka, Avatha-nirodhana, Paryāvartana en Sūcīmukha. Deze achtentwintig hellen vormen de verschillende plaatsen van vergelding. (Vedabase)

 

Tekst 8

Iemand die het geld, de vrouw of de kinderen van iemand anders afpakt kan erop rekenen [bij zijn dood] door de angstaanjagende mannen van Yamarāja in de boeien van de tijd te worden geslagen en met geweld in de hel van Tāmisra ['de duisternis'] te worden geworpen. Beland in die duistere staat moet hij hongeren, smachten naar water, wordt hij met stokken geslagen en uitgescholden en verliest hij, in wanhoop verzet, soms zijn bewustzijn als gevolg van de zware bestraffingen die hij moet ondergaan.

Er is de persoon die, enkel het geld, de vrouw of de kinderen van iemand anders weggenomen hebbend, er van op aan kan, door de angstaanjagende mannen van de dood te worden gebonden met de touwen der tijd en met geweld te worden geworpen in de hel van Tāmisra ['de duisternis'] waar hij moet hongeren, smachten naar water, met stokken wordt geslagen en wordt uitgescholden; het levend wezen verliest, na beland te zijn in die meest duistere omstandigheid, door de zware bestraffingen aldaar ontvangen, bij tijden zijn bewustzijn. (Vedabase)

 

Tekst 9

Op dezelfde manier wordt iemand die door bedrog te plegen geniet van de vrouw, het bezit etc. van een ander, met geweld in de hel geworpen die men Andhatāmisra ['blinde duisternis'] noemt omdat de belichaamde ziel, door de constante kwelling aldaar, behalve zijn verstand ook zijn gezichtsvermogen verliest en zo blind wordt als een boom die bij zijn wortels is omgehakt.

Zo is er daar zeker ook Andhatāmisra waar hij, die enkel maar een andere man bedriegt om van zijn vrouw en kinderen te genieten, bij het leven met geweld in wordt geworpen; door almaar in de opperste ellende te verkeren is hij, verloren zijnde in het verliezen van zijn zinnen en inzicht, verworden tot zoiets als een boom die aan de wortel gekapt is; om reden waarvan men spreekt van Andhatāmisra [het 'blinde der duisternis']. (Vedabase)


Tekst 10

Hij die in zijn leven op aarde, zijn lichaam voor zijn zelf en bezit houdend, andere levende wezens schade berokkende terwijl hij zich dag in dag uit enkel inspande voor het onderhouden van zijn eigen gezin, zal na deze wereld te hebben verlaten zich vanwege die zonde zien belanden in Raurava.

Hij die bij zijn leven alhier zijn lichaam ofwel beschouwt als zijn zelf ofwel als zijn eigendom en die zo, afgunstig op anderen zelfzuchtig, dag na dag werkt om enkel zijn eigen gezin te onderhouden, een dergelijke persoon zal, deze wereld eraan gegeven hebbend, voorzeker van die zonde zichzelf zien belanden in Raurava. (Vedabase)

 

Tekst 11

Met Yamarāja die hem plaatst voor de gevolgen van zijn overtredingen, zullen de wezens die in dit leven door hem kwaad werden aangedaan, in zijn leven hierna veranderen in kwaadaardige beesten die hem in dezelfde mate kwaad zullen doen. Het is vanwege deze wilde beesten [genaamd ruru's] die venijniger zijn dan slangen, dat de geleerden spreken van Raurava ['de hel van de monsters'].

De wezens die in dit leven door hem kwaad werden aangedaan die in het leven hierna onderworpen is aan de narigheid der inperking, veranderen daadwerkelijk in wilde creaturen die in dezelfde mate hem schade berokkenen; vanwege deze wilde creaturen [genaamd ruru's], die venijniger zijn dan slangen, spreken de geleerden aldus van de naam Raurava [die eveneens betrekking heeft op het angstwekkende, het onstabiele en het onoprechte]. (Vedabase)


Tekst 12

Zo is er ook Mahāraurava [het 'grote monster'] waarin iemand wordt gedood en opgegeten door de ruru-beesten genaamd kravyāda zoals als hij dat, enkel voor het in stand houden van zijn lichaam, zelf deed.

Zo is er de zekerheid van Mahāraurava [het 'grote beest'] waarin een persoon, die alleen maar uit is op het in stand houden van zijn lichaam, wordt geworpen om te worden gedood en opgegeten door de ruru-beesten genaamd kravyāda. (Vedabase)

 

Tekst 13

Maar een persoon die in dit leven zeer wreed was jegens [land- en zee]dieren of vogels en ze levend kookte, wordt veroordeeld door zelfs de meest boosaardige menseneters. Na zijn dood wordt hij door de dienaren van Yamarāja in Kumbhīpāka ['de hel van de kookpot'] geworpen om zelf in kokende olie te worden gekookt.

Maar een persoon die in dit leven dan wel zeer wreed is jegens dieren of ze levend kookt, wordt, veroordeeld door zelfs de meest wreedaardige menseneters, in zijn volgende leven door de dienaren van Yamarāja geworpen in Kumbhīpāka ['de hel van de kookpot'] om zelf in de kokende olie te worden gesmoord. (Vedabase)


Tekst 14

En iedereen die in dit leven een brahmaan doodt, zal in een hel belanden genaamd Kālasūtra ['de lange spanne tijds'] die bestaat uit een oppervlakte van koper met een omtrek van tienduizend yojana's die van boven door de zon en van onderen door vuur wordt verhit. Met zijn lichaam vanbinnen gekweld door honger en dorst en vanbuiten verschroeid, gaat hij er soms bij liggen en rolt dan heen en weer, dan springt hij weer op om daarna van hot naar haar te rennen - en dat voor de duur van net zo veel duizenden jaren als er haren zijn op het lichaam van een beest.

Maar iedereen alhier die een brahmaan doodt, een dergelijke persoon, zal een hel ingedwongen worden genaamd Kālasūtra ['de lange spanne tijds'] die met een omtrek van tienduizend yojana's en een oppervlakte van koper, van boven en van onderen door de zon en door vuur wordt verhit. Inwendig geplaagd door honger en dorst en uitwendig verschroeid gaat zijn lichaam er somtijds bij liggen, met dan weer de ledematen bewegend; somtijds staand en dan weer van hot naar haar rennend, voor de duur van evenzovele duizenden jaren als er haren zijn op het lichaam van een beest.  (Vedabase)

 

Tekst 15

Hij die in dit leven onnodig afweek van zijn pad van zelfrealisatie en zich overgaf aan hypocrisie [of ketterij], wordt in een hel gedwongen die bekend staat als Asipatrāvana ['het messcherpe woud'] waar hij wordt  geslagen met een zweep zodat hij, naar links en rechts wegvluchtend, zijn lichaam snijdt aan de twee messcherpe randen van de palmbladeren. Hij die zijn eigen aard verloochende [en burgerplicht verzuimde] zal aldus het resultaat onder ogen moeten zien van het volgen van het verkeerde pad en met veel pijn, struikelend bij iedere stap, versuft denken: 'O wat heb ik mezelf aangedaan!'

En een ieder die, zijn toevlucht nemend tot een systeem van eigen makelij, in dit leven zonder aanwijsbare reden afwijkt van het pad voor hem uitgestippeld in de Veda's, wordt Asi-patravana ingedwongen ['het messcherpe woud']. Aldaar wordt hij geslagen met een zweep zodat hij, met dat in gedachten van hot naar haar hollend, zijn lichaam aan beide zijden snijdt aan de messcherpe randen van palmbladeren; hij die zijn eigen religieuze principes om zeep hielp zal aldus onder het resultaat lijden van het volgen van een atheļstisch pad en in de grootste pijn bij iedere stap struikelen, terwijl hij met zijn verstand kwijt dan denkt: 'O hoe verloren ben ik!' (Vedabase)


Tekst 16

Of ieder staatshoofd of overheidsdienaar die in dit leven onschuldigen bestraft of een brahmaan lijfelijk straft, die allergrootste zondaar zal in het leven hierna belanden in de hel Sūkaramukha ['de zwijnenbek']. Aldaar zullen de verschillende delen van zijn lichaam door de sterke dienaren [van Yamarāja] worden geplet alsof het suikerriet betrof. Net als iemand die onschuldig werd ingerekend om te worden bestraft, zal hij het dan jammerlijk uitschreeuwen en door wanhoop overmand zijn bewustzijn verliezen.

Maar een ieder die in dit leven als een koning of als dienaar van de koning straffen toebedeelt aan een onschuldig man of een brahmaan op zijn lichaam slaat, die allergrootste zondaar zal in zijn leven hierna belanden in de hel van Sūkaramukha ['de zwijnenbek']. Aldaar zullen de verschillende delen van zijn lichaam door de sterke assistenten worden geplet alsof het suikerriet betrof; net als iemand die onschuldig werd ingerekend om te worden bestraft, zal hij, het dan jammerlijk uitschreeuwend, in de waan geraakt, bij tijden het bezwijmen. (Vedabase)


Tekst 17

Sommige schepselen die door de Schepper zijn ontworpen om op anderen te parasiteren veroorzaken pijn zonder zich dat bewust te zijn, maar hij die in zijn overlevingsdrang in dit leven zelf pijn veroorzaakt terwijl hij heel goed weet wat hij andere schepselen van God aandoet, belandt in zijn leven hierna in Andhakūpa ['de overwoekerde put']. Hij zal met het kwaad dat hij de desbetreffende wezens aandeed, zelf dat kwaad ondervinden. Net als de dieren met een inferieur lichaam - het wild, de vogels, de slangen, de muggen, de luizen, de wormen en vliegen en wat dies meer zij - [zelf zo’n inferieur lichaam hebbend,] zal hij op zijn beurt overal in de duisternis worden achtervolgd, worden gekweld en verstoord en dan ronddolen zonder dat hij een rustplaats kan vinden.

Een ieder echter die, zoals sommige schepselen die door de Schepper zijn ontworpen om op anderen te parasiteren zonder zich bewust te zijn dat ze pijn veroorzaken, in dit leven zelf pijn veroorzaakt terwijl hij in zijn overlevingsdrang heel goed weet wat hij anderen van God aandoet, belandt in zijn leven hierna in Andhakūpa ['de overwoekerde put']. Daarin zal die persoon inderdaad neervallen overeenkomstig het kwaad dat hij hen, de desbetreffende wezens, de dieren, het wild, de vogels, de slangen, de muggen, de luizen, de wormen en vliegen en wat dies meer zij aandeed; precies als degenen met een inferieur lichaam zal hij in de duisternis overal worden achtervolgd, gekweld en verstoord door hen en ronddolen zonder er in te slagen een rustplaats te vinden. (Vedabase)

 

Tekst 18

Hij die in zijn leven eet van wat de genade Gods hem ook maar verschafte, maar het niet deelt met anderen en aldus de vijf vormen van offeren verwaarloost [het aanbieden van voedsel aan de goden, de wijzen, de voorvaderen, de behoeftigen en de dieren], is net als een kraai. Zo iemand zal in het hiernamaals terechtkomen in de allerwalgelijkste hel van Krimibhojana [van het 'zich met wormen voeden'] alwaar, belandend in een honderdduizend yojana's groot meer vol met wormen, hij zelf als een worm tot voedsel mag dienen en ook zelf mag teren op andere wormen, voor een zelfde aantal jaren als het meer groot is in yojana's. Dąt is de pijn die hij zichzelf bezorgt die - zonder boete te doen voor zijn zonden - voedsel eet dat niet werd gedeeld en geofferd.

Of een ieder die in zijn leven, zonder het te delen, van alles wat hij bij de genade van God verwierf eet zonder de vijf vormen van offeren [aan de goden, de wijzen, de voorvaderen, de behoeftigen en de dieren], wordt beschouwd als zijnde gelijk aan een kraai; zo iemand zal in het hiernamaals neervallen in de meest abominabele hel van Krimibhojana ['zich met wormen voedend'] alwaar, belandend in een honderdduizend yojana's groot meer vol met wormen, hij als een worm zelf er zeker van kan zijn als voedsel te dienen en zelf te moeten teren op andere wormen voor evenzovele jaren als dat meer groot is. Dąt is de pijn zichzelf bezorgd door hem die zonder boetedoening voedsel eet dat niet wordt gedeeld en geofferd. (Vedabase)


Tekst 19

Als men zonder een aanwijsbare reden in dit leven middels diefstal of geweld goud, edelstenen enzovoorts afpakt van een brahmaan of van anderen, o Koning, zal men in zijn leven hierna er door de mannen van Yamarāja toe gedwongen worden roodgloeiende ijzeren ballen vast te houden en krijgt men zijn huid eraf gescheurd door tangen [om reden waarvan die hel Sandams'a, de 'tangenhel' wordt genoemd].

Een ieder die zonder aanwijsbare redenen in dit leven van diefstal of van geweld is, goud, edelstenen enzovoorts, rovend van een brahmaan of van anderen, die persoon zijn huid, o Koning, zal in zijn leven hierna door de mannen van Yamarāja met roodgloeiende ijzeren ballen en tangen aan stukken worden gescheurd [vanwege de tangen wordt die hel Sandams'a genoemd]. (Vedabase)

 

Tekst 20

Iedereen, zowel man als vrouw, die in dit leven iemand van hetzelfde of het andere geslacht benaderde voor [bij de wet] ongeoorloofde seksuele gemeenschap, zal in zijn leven erna met zwepen worden geslagen en gedwongen worden een zeer heet ijzeren beeld te omhelzen in de vorm van een man als men een vrouw was of in de vorm van een vrouw als men een man was [: Taptasūrmi, de hel van 'het roodgloeiende ijzeren beeld'].

Of een ieder, zowel een man als een vrouw, die in dit leven een ongeschikt maar begeerlijk iemand voor seksuele gemeenschap benadert, zal in zijn leven erna met zwepen worden geslagen en gedwongen worden een zeer heet ijzeren beeld te omhelzen in de vorm van een man als vrouw zijnde en in de vorm van een vrouw als man zijnde [: Taptasūrmi, de hel van 'het roodgloeiende ijzeren beeld']. (Vedabase)

 

Tekst 21

Een ieder die in dit leven zonder onderscheid seksuele gemeenschap heeft [ook met dieren b.v.] zal in zijn leven hierna in de Vajrakanthaka-s'ālmalī hel belanden ['de vlijmscherpe katoenboomdoorns'] alwaar opgehangen [aan doorns] hij naar beneden zal worden getrokken.

Een ieder die in dit leven zonder onderscheid seksuele gemeenschap heeft; hij zal in zijn leven hierna in de hel van Vajrakanthaka-s'ālmalī verkeren ['bliksem-scherpe katoenboom doorns'] alwaar opgehangen [aan de doorns] hij dan naar beneden zal worden getrokken. (Vedabase)

 

Tekst 22

Zij die in dit leven behorende tot de adelstand of de overheid, ondanks hun hoge geboorte de grenzen van het dharma hebben overschreden, zullen na hun dood belanden in Vaitaranī ['de rivier van de onbeheerste hartstocht']. Gebroken hebbend met de gedragscode voor de heersende klasse worden ze in de geul rondom die hel aangevreten door de bloeddorstige dieren die hier en daar in de stroom zitten. Niet in staat zich van het lichaam los te maken door de kracht van de vitaliteit van hun zonde, worden ze dan herinnerd aan hun slechte daden terwijl ze pijn lijden in die rivier vol ontlasting, urine, pus, bloed, haar, nagels, beenderen, merg, vlees en vet.

Of personen die in dit leven waarlijk van adel waren of van de overheid, maar ondanks een hoge geboorte de grenzen overschreden van het dharma, zij, gestorven, belanden in Vaitaranī ['de rivier der onbeheerste hartstocht']; gebroken hebbend met de principes van regeren lijden ze in die geul rondom de hel onder bloeddorstige dieren die hen hier en daar in die stroom aanvreten. Niet in staat zich van het lichaam los te maken en gedragen door de vitaliteit van de zonde worden ze dan herinnerd aan hun slechte daden, gepijnigd in de rivier van ontlasting, urine, pus, bloed, haar, nagels, beenderen, merg, vlees en vet. (Vedabase)

 

Tekst 23

Degenen die in dit leven als echtgenoten van vrouwen van een lagere klasse hun reinheid, goede gedrag en geregelde leven zijn kwijtgeraakt en zich schaamteloos als dieren gedragen, zullen na hun dood belanden in een oceaan vol pus, ontlasting, urine, slijm en speeksel en zich alleen maar met die zaken kunnen voeden die buitengewoon weerzinwekkend zijn [: de Pūyoda-hel van de 'stinkende wateren'].

Maar personen die in dit leven inderdaad als echtgenoten van vrouwen van de lagere klasse hun reinheid hebben verloren, hun goede gedrag en geregelde leven, schaamteloos zich als dieren gedragend, zij ook zullen, na gestorven te zijn, in een oceaan vol pus, ontlasting, urine, slijm en speeksel vallen, alleen maar al dat etend wat zo buitengewoon weerzinwekkend is [: de Pūyoda hel der 'stinkende wateren']. (Vedabase)

 

Tekst 24

De leiders behorende tot de hogere klassen - met inbegrip van de brahmanen - die in dit leven er honden of ezels op nahouden en er genoegen in scheppen om met ze te gaan jagen, worden, als ze anders dan is voorgeschreven de dieren doden, na hun dood zelf het doelwit van de mannen van Yamarāja die hen zullen doorboren met pijlen [: de hel Prānarodha, 'het smoren van de adem'].

Zij echter gelieerd aan het brahmaanse die, in dit leven er honden of ezels op na houdend, er genoegen in scheppen om met ze te gaan jagen om daarbij in overtreding van de regels dieren te doden, zullen na hun dood zelf het doelwit worden van de mannen van Yamarāja die hen zullen doorboren met pijlen [de hel Prānarodha, 'het verstikken van de adem']. (Vedabase)

 

Tekst 25

Mensen die in dit leven, trots op hun weelde en positie, dieren doden voor hun prestige in het offeren, zullen in de volgende wereld belanden in de hel van Vis'asana ['de slapeloosheid'], waar de helpers van Yamarāja hen laten lijden en aan stukken snijden.

En mensen die in dit leven, zo trots op hun weelde en positie, voor hun prestige in offers dieren doden, zij zullen in de volgende wereld neervallen in de hel van Vis'asana ['de slapeloosheid'], waar de helpers van Yamarāja hen zullen doen lijden en hen zullen doden. (Vedabase)

 

Tekst 26

Hij echter die in dit leven als iemand van de hogere klassen [dvija], verdwaasd door zijn lusten zijn echtgenote van dezelfde klasse zijn zaad doet drinken, zal door die zonde in zijn volgende leven in een rivier van sperma worden geworpen en er zelf toe worden gedwongen het te drinken [dit is de hel van Lālābhaksha, 'sperma als voedsel'].

Maar hij die in dit leven als een persoon van de hogere klasse, begoocheld door zijn lusten de echtgenote van dezelfde kaste zijn zaad doet drinken, zal van die zonde in zijn volgende leven, in een rivier van sperma worden geworpen en er zelf toe worden gedwongen het te drinken [dit is de hel van Lālābhaksha, 'sperma als voedsel']. (Vedabase)

 

Tekst 27

Of die koningen die met hun dienaren in deze wereld als dieven, brandstichters en gifmengers, dorpen plunderden en karavanen overvielen, zullen, na hun dood, worden verslonden door de zevenhonderd en twintig vraatzuchtige honden met grote tanden van de Yamadūta's [: de hel van Sārameyādana, 'het hondenmaal'].

En personen die alhier als ware dieven van brandstichting en gif dorpen plunderden, zowel als zij behorend tot de handelsklasse, de adel en de regeringdie die als zodanig tot hen gerekend moeten worden, zullen voorzeker na te zijn gestorven, worden verslonden door de vraatzuchtige zevenhonderdtwintig machtig gebekte honden van de Yamadūta's [: de hel van Sārameyādana, 'het hondenmaal']. (Vedabase)


Tekst 28

Ook degene die in dit leven een leugen bezigt of van valse getuigenis is in handelstransacties, met schenkingen in liefdadigheid of met andere zaken, zal, na zijn sterven, met zijn hoofd naar beneden in vrije val van de top van een honderd yojana hoge berg worden geworpen in de hel van Avīcimat ['verstoken zijn van water']. Daar waar het kurkdroge land uit stenen bestaat en golft als een zee, sterft hij met zijn lichaam overal gebroken niet, maar wordt hij terug naar de top gebracht om weer opnieuw naar beneden te worden gegooid.

Hij ook die in dit leven een leugen bezigt of van valse getuigenis is in ruil voor goederen, in het schenken in liefdadigheid of op een andere manier, die persoon inderdaad zal na zijn sterven, met zijn hoofd naar beneden, in vrije val van de top van een honderd yojana hoge berg neer worden gesmeten in de hel van Avīcimat ['verstoken zijn van water']. Daar, waar het kukdroge land van steen is dat golft als water, stert hij, met het lichaam in stukken gebroken, niet, maar wordt hij naar de top gebracht om weer opnieuw naar beneden te vallen. (Vedabase)

 

Tekst 29

In het geval een brahmaan of zijn echtgenote soma-rasa [een  gewijde bedwelmende drank] drinkt, of als iemand van het bestuur of van de handel in dit leven in staat van illusie sterke drank tot zich neemt, terwijl ze er een gelofte op aflegden [het niet te doen], zullen ze allen naar de hel worden gebracht waar, met een voet op hun borst, witheet gesmolten ijzer in hun monden wordt gegoten [: de hel van Ayahpāna, 'het ijzer drinken'].

Of als een brahmaan of zijn echtgenote, of wie ook die een gelofte heeft afgelegd, in dit leven sterke drank drinkt; of als iemand van wijsheid, van bestuur of van de handel, bedwelmende dranken gebruikt [soma-rasa], zullen zij allen, naar de hel gevoerd, met de voet op hun borst geplaatst witheet gesmolten ijzer in hun monden gegoten krijgen [: de hel van Ayahpāna, 'de ijzer-drank']. (Vedabase)

 

Tekst 30

Daarnaast moet men iedereen een levend lijk beschouwen die, laag geboren of afgezakt, in dit leven valselijk trots er niet in slaagde zich respectvol te gedragen jegens een achtenswaardiger iemand van goede geboorte, verzaking, kennis, goed gedrag en trouw aan de principes.  Na zijn heengaan zal hij, met zijn hoofd eerst, in de hel van Kshārakardama [de 'poel van bijtende modder'] worden gegooid om daar te lijden onder de ergste kwellingen.

Daarenboven, is een ieder die ook maar in dit leven met valse trots en zonder veel respect te tonen zichzelf onwaardig betoonde jegens een meer eerbaar iemand van goede geboorte, verzaking, kennis, goed gedrag en trouw aan de principes, iemand die dood is bij het leven die na zijn heengaan, met zijn hoofd eerst, de hel wordt ingegooid van Kshārakardama [de 'poel van bijtende modder'], om daar te lijden onder de meest pijnlijke omstandigheden. (Vedabase)


Tekst 31

Mannen die in dit leven andere mensen offerden in aanbidding [van Kālī] en vrouwen die die mensen opaten, dergelijke moordenaars zullen als beesten worden afgeslacht in het verblijf van Yamarāja door groepen straffende Rākshasa's die, net zoals die menseneters dat deden, hen met zwaarden aan stukken snijden, hun bloed drinken en daarbij in extase dansen en zingen [: de hel genaamd Rakshogana-bhojana, 'voer van de duivel zijn'].

En personen die in dit leven als mannen en vrouwen andere mensen offerden in aanbidding [van Kali] om ze daarna op te eten, dergelijke moordenaars zullen als beesten worden afgeslacht in het verblijf van Yamarāja, gestraft door rāksasa's gelijk hen die ze met zwaarden aan stukken snijden, hun bloed drinken, en daarbij dansen en zingen in verrukking precies zoals zij dat als menseneters zelf deden in de wereld [de hel genaamd Rakshogana-bhojana, 'voer van de duivel zijn']. (Vedabase)

 

Tekst 32

Personen echter, die in deze wereld onschuldige schepselen, die een onderkomen zochten in het bos of in het dorp, naar zich toelokten en ze deden geloven dat ze in veiligheid verkeerden maar ze daarentegen pijn bezorgden door een spelletje met ze te spelen, ze te doorboren, of aan een leiband te leggen, dergelijke lieden kunnen er na hun dood op rekenen dat ze hun lichamen op gelijksoortige manier doorboord krijgen en dat ze, overmand door honger en dorst en dergelijke, worden gepijnigd aan alle kanten door de scherpe bekken van vogels als gieren en reigers zodat ze zich de zonden zullen herinneren die ze begingen [: de hel van S'ūlaprota, 'met de piek doorboord'].

Personen echter die alhier onschuldige schepselen naar zich toelokten die een onderkomen zochten in het bos of in het dorp, en ze deden geloven dat ze in veiligheid verkeren, maar ze daarentegen pijn bezorgden door ze vast te pinnen als een speeltje op een spies of vast te leggen aan een leiband, dergelijke lieden kunnen er na hun dood op rekenen dat ze hun lichamen op gelijksoortige manier vastgepind zien en dat ze, overmand door honger en dorst en dergelijke, worden gepijnigd door de scherpe bekken van vogels als gieren en reigers, zodat ze zich dan de zonden kunnen heugen die ze begingen [de hel van S'ūlaprota, 'opgespietst zijn']. (Vedabase)

 

Tekst 33

Ook die lieden die, gelijk slangen met een kwade inborst, in dit leven anderen pijn bezorgden zonder enige noodzaak, zullen na hun dood belanden in een hel genaamd Dandas'ūka ['de knuppel als antwoord'] waar, o Koning, vijf- en zevenkoppige, gekraagde slangen zich voor hen zullen verheffen om hen op te eten alsof ze muizen waren.

Die mannen met een kwade inborst, die in dit leven werkelijk onnodig anderen pijn bezorgden, zij ook zullen na hun sterven belanden in een hel genaamd Dandas'ūka ['de knuppel als antwoord'] waar, o Koning, vijf- en zevenkoppige, gekraagde slangen zich heffen om hen te eten alsof ze muizen waren. (Vedabase)

 

Tekst 34

Of zij die in dit leven levende wezens opsluiten in afgedekte putten, in graanschuren of in grotten, zullen op dezelfde manier, in hun volgende leven, in diezelfde plaatsen worden gedwongen om er te worden opgesloten met giftige dampen, vuur en rook [: de hel genaamd Avatha-nirodhana, 'in het duister geworpen zijn'].

Of, mensen die in dit leven dan wel in een blinde put, in graanschuren of in grotten, levende wezens opsluiten, zullen net zo in het leven hierna worden gedwongen dezelfde plaatsen binnen te gaan om daar te worden ingesloten met giftige dampen, vuur en rook [de hel genaamd Avatha-nirodhana, 'in het duister geworpen zijn']. (Vedabase)

 

Tekst 35

Iemand die in dit leven, als huishouder, telkens als hij gasten of bezoekers ontving, hen met een zondige blik vol woede aankeek alsof hij ze met zijn ogen wilde verzengen, zal zeer zeker in de hel belanden bestemd voor hen die er een zondige zienswijze op nahouden, alwaar iemands ogen door de machtige bekken van kraaien, gieren en reigers worden uitgepikt [de hel van Paryāvartana, 'de ogen uitgepikt'].

Maar een persoon die in dit leven als huishouder herhaaldelijk gasten of bezoekers ontvangend, hen een zondige blik van woede gunde alsof hij ze met zijn ogen wilde verzengen, zal zeer zekerin de hel belanden van hen met een zondige zienswijze waar iemands ogen door de machtige bekken van kraaien, gieren en reigers worden uitgepikt [de hel van Paryāvartana, 'de ogen uitgepikt']. (Vedabase)

 

Tekst 36

Ook die egoļsten die, met een afkeurende blik in de ogen, vol van achterdocht zijn jegens allen, in hun hart en gezicht verstarren bij de gedachte aan uitgaven en verlies, en als boze geesten hun weelde beschermend nimmer gelukkig zijn, zullen na hun dood, vanwege de zondige handelingen om die rijkdom te beschermen en hun inkomsten te doen toenemen, belanden in een hel genaamd Sūcīmukha ['pinnig op de eerste plaats'], alwaar de aanvoerders van Yamarāja als de beste wevers met draad en naald de ledematen van het naar geld graaiende spook en de grote zondaar zullen doorstikken.

De egoļsten met een verkeerde kijk op de zaak, die vol van achterdocht zijn jegens allen en wiens hart en gezicht bij de gedachte aan uitgaven en verlies opgedroogd zijn, en gelijk geesten de weelde beschermend nimmer het geluk vinden, ook zij, zullen na de dood, van de zondige handelingen om die rijkdom te beschermen en hun inkomsten te doen groeien, neervallen in een hel genaamd Sūcīmukha ['pinnig op de eerste plaats'], waar dan de aanvoerders van Yamarāja als de beste wevers met draad en naald de ledematen van het naar geld graaiende spook en de grote zondaar doorstikken. (Vedabase)

 

Tekst 37

Voor allen waarover ik sprak die tegen het dharma handelen en ook voor hen die ik niet ter sprake bracht, zijn er, naar gelang de mate van zondigheid, al deze soorten van hellen om in te belanden. Er bestaan er vele honderden, duizenden in het bereik van Yamarāja, o Koning. Echter, voor hen die principieel en deugdzaam zijn, zijn er elders in deze wereld [of dit universum] nieuwe levens weggelegd om aan te beginnen als het einde van hun deugd danwel zonde in zicht is gekomen [vergelijk B.G. 4: 9 en 3.30: 29].

Voor allen waarover ik sprak die tekort schieten in dharma en ook voor hen die ik niet ter sprake bracht, zijn er, naar gelang de mate van zondigheid, al deze soorten van hellen om in te belanden. Er bestaan er vele honderden, duizenden in het bereik van Yamarāja, o Koning; en evenzo zijn er elders in deze wereld voor hen die van principe en deugd zijn nieuwe geboorten te aanvaarden als de resultaten van hun deugd of zonde zijn uitgeput [vergelijk B.G. 4: 9 en 3.30: 29]. (Vedabase)

 

Tekst 38

In het begin beschreef ik voor u de weg van de bevrijding [in canto's drie en vier]. Daar liet ik zien hoe de Allerhoogste Heer Nārāyana in de verhalen van de Purāna zo veel kon zijn als het universum dat als een ei is verdeeld in veertien delen. Ik beschreef Zijn grofstoffelijke gedaante, bestaande uit Zijn eigen energie en kwaliteiten, als zijnde rechtstreeks de Gigantische Persoon [de virāth-rūpa]. Hij die met achting luistert naar, zingt of uitleg verschaft over dat lied van de Allerhoogste Persoonlijkheid van de Superziel zal, ook al is het nog zo lastig te begrijpen, dankzij zijn geloof en toewijding zijn intelligentie gezuiverd zien en tot begrip komen.

Het pad der bevrijding beschreef ik voor u in het begin [canto's twee en drie]; daarin liet ik zien hoe de Allerhoogste Heer Nārāyana in de purāna zeker zo veel kon zijn als het universum dat als een ei is verdeeld in veertien delen; ik beschreef de grofstoffelijke vorm van Hem, bestaande uit Zijn eigen energie en kwaliteiten, als zijnde rechtstreeks de Grote Persoon [de virāth-rūpa]. Dat individu dat vererend verneemt en leest of uitleg verschaft over dat lied van de Allerhoogste Persoonlijkheid van de Superziel zal, hoewel het moeilijk te begrijpen is, bij zijn geloof en toewijding zijn intelligentie gezuiverd krijgen zodat hij tot begrip kan komen. (Vedabase)


Tekst 39

Zowel vernemend over de grofstoffelijke als over de fijnstoffelijke gedaante van de Allerhoogste Heer, dient de  toegewijde zijn geest, die in beslag wordt genomen door de grofstoffelijke gedaante, verzonken in contemplatie stap voor stap te leiden naar de fijnstoffelijke, spirituele gedaante.

Horend over de grofstoffelijke alswel over de fijnstoffelijke gedaante van de Allerhoogste Heer, behoort de aanhanger der bovenzinnelijkheid de geest die in beslag is genomen door de grofstoffelijke gedaante, aldus in contemplatie stap voor stap te leiden naar de subtiele, de spirituele gedaante. (Vedabase)

 

Tekst 40

Van deze planeet aarde heb ik u de verschillende bereiken en gebieden, de rivieren, de bergen, de hemel, de oceanen, de richting en de ligging van de lagere werelden, de helse werelden en de hogere werelden daarboven beschreven, o Koning. Hoe wonderbaarlijk is dit grofstoffelijk lichaam wel niet van de Allerhoogste Heer waarin de hele verzameling van levensvormen zijn plaats heeft!'

Van deze planeet de aarde, werden de verschillende bereiken en gebieden, de rivieren, de bergen, de hemel, de oceanen en de richting en de ligging van de lagere werelden, de helse werelden en de hogere werelden erboven voor u door mij beschreven, o Koning; hoe wonderbaarlijk dit grofstoffelijk lichaam van de Allerhoogste Heerser is waar de gehele massa van levensvormen in rust!' (Vedabase)

 

 

 

 

 

 

 

Creative
                    Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de

Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License
.

De afbeelding is getiteld: "Hell (Hölle)"Hortus Deliciarum
Artiest: Herrad von Landsberg (rond 1180).
Bron.
Productie: de Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd



 

 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties