regelbalk




 

Canto 1
Guru Puja
 
 

Hoofdstuk 10: Het Vertrek van Krishna naar Dvārakā

(1) S'aunaka Muni vroeg: "Wat deed Yudhishthhira, de grootste beschermer van het dharma, samen met zijn jongere broers, nadat hij de agressors had gedood die zich onrechtmatig de wettige nalatenschap wilden toe-eigenen; hoe ging hij tewerk [met regeren] in het beperken van de geneugten van het leven?"

(2) Sūta zei: "Na de uitputtende bamboebrand van de Kurudynastie, was de Heer, de handhaver van de schepping, er blij mee te zien hoe de spruit van Yudhishthhira's koninkrijk in ere was hersteld. (3) Yudhishthhira die gehoord had wat Bhīshma en de Onfeilbare hadden gezegd, was, doordrongen van perfecte kennis, zijn verbijstering te boven gekomen en heerste toen, gevolgd door zijn broers en beschermd door de onoverwinnelijke Heer, over de aarde en de zeeėn als was hij de koning van de hemel [Indra]. (4) Alle regen die nodig was viel uit de hemel, de akkers brachten al het nodige voort en uit pure vreugde bevochtigden de koeien de weiden met hun volle uiers. (5) De rivieren, oceanen en heuvels verzekerden hem in alle seizoenen van alle noodzakelijke groenten, begroeiing en medicinale kruiden. (6) Nimmer werd, vanwege henzelf, vanwege de natuur of vanwege anderen, enig levend wezen geplaagd door angsten, ziekten of extreme temperaturen, zoals dat altijd het geval is met een koning die geen vijanden heeft.

(7) Om Zijn familie tot rust te brengen en Zijn zuster [Subhadrā, die met Arjuna was getrouwd] een plezier te doen, verbleef de Heer een paar maanden in de stad Hastināpura. (8) Na met instemming Zijn vertrek te hebben aangekondigd, Zich te hebben verbogen voor de koning en hem omhelsd te hebben, besteeg Hij Zijn strijdwagen. Daarbij werd Hij op Zijn beurt door de anderen geėerd en omhelsd. (9-10) Zijn zus [Subhadrā], [de vrouw van de Pāndava's] Draupadī, [hun moeder] Kuntī, [Parīkchit's moeder] Uttarā en [de blinde grootvader] Dhritarāshthra en [zijn vrouw] Gāndhārī, [hun zoon] Yuyutsu, [de Kurupriester] Kripācārya, [de tweelingbroers] Nakula en Sahadeva tezamen met Bhīma, en [de Pāndavapriester] Dhaumya, de [overige] dames van het paleis en [Vyāsa's moeder] Satyavatī, konden de scheiding van Hem met de boog S'ārnga in Zijn hand maar moeilijk verdragen en vielen bijna flauw. (11-12) Iemand die intelligent is zal, bevrijd door goed gezelschap van een materialistische omgang, er niet over peinzen het bezingen van Zijn faam op te geven, al hoorde hij maar één enkele keer dat aangename geluid. Hoe zouden dan de Pāndava's, die hun geest op Hem fixeerden en Hem van aangezicht tot aangezicht zagen, Hem aanraakten, samen met Hem sliepen, zaten en aten, het  kunnen verdragen van Hem gescheiden te zijn? (13) Allen, met wijd open ogen naar Hem kijkend, smolten voor Hem en bewogen zich rusteloos, bepaald door pure genegenheid. (14) De dames van de familie die uit het paleis kwamen, hadden het er moeilijk mee een vloed van tranen te beheersen, bang als ze waren dat om die reden ongunstige dingen zouden gebeuren met de zoon van Devakī. (15) Op dat moment klonken er mridanga's [trommels gebruikt in de toegewijde dienst], schelphoorns, hoorns, snaarinstrumenten, fluiten en nog meer trommels, pauken, bellen en andere ritme-instrumenten. (16) Om alles goed te kunnen zien klommen de dames van de Kurudynastie op het dak van het paleis, vanwaar ze met liefde en verlegen glimlachen bloemen lieten neerregenen op Krishna. (17) Voor de Meest Geliefde van de Geliefden, nam de overwinnaar van de slaap [Arjuna] een geborduurde parasol ter hand die versierd was met parels en kantwerk en een met juwelen ingelegde handgreep had. (18) Gezeten op rondgestrooide bloemen, werd de meester van Madhu die opdracht gaf te vertrekken, door Zijn halfbroer-neef Uddhava, en Zijn wagenmenner Sātyaki, koelte toegewuifd met schitterende waaiers.

(19) Van alle kanten kon men de woorden horen weerklinken van het waarachtige eerbetoon van de brahmanen die voor de gelegenheid noch gepast noch ongepast waren, gezien het feit dat de Absolute Waarheid daar aanwezig was in een gedaante onderworpen aan de drie geaardheden van de natuur. (20) De dames van de hoofdstad van de koning van de Kuru's, waren dusdanig met hun harten verzonken in het onderling bespreken van Hem die geprezen wordt in de geschriften, dat het aantrekkelijker klonk dan de lofzangen van de Veda's zelf: (21) 'We zullen ons Hem beslist blijven herinneren als de Persoonlijkheid van God, als de Oorspronkelijke Persoon die, materieel niet gemanifesteerd, in Zichzelf bestond vóór de schepping van de natuurlijke geaardheden. Hij is de Heer, de Ziel van het Universum, waar de levende wezens met hun energieėn uiteindelijk in opgaan zoals ze 's nachts gaan rusten. (22) Hij die de geopenbaarde geschriften in de praktijk brengt wenst daarbij, met het tentoonspreiden van Zijn persoonlijke vermogen als Hij [in de gedaante van een avatāra] de illusie van de materiėle natuur gestalte geeft, om Zijn - in feite onbenoembare - individuele aard telkens weer opnieuw [andere] namen en vormen toe te kennen. (23) Hij hier vormt duidelijk dezelfde toevlucht als die van de grote toegewijden die erin slaagden hun zinnen en leven onder controle te krijgen en die, bij de gratie van hun toewijding, getuige mochten zijn van de ontwikkeling van een zuivere geest. Het is enkel door deze toewijding, enkel hierdoor, dat ze een gezuiverd bestaan verdienen. (24) O vriendinnen, het is Hij die omwille van Zijn uitmuntende spel en vermaak, dat vertrouwelijk wordt beschreven in de Veda's en wordt besproken door de intieme toegewijden, wordt gerespecteerd als de enige ware Allerhoogste Beheerser en Superziel van de totale schepping, Hij die door de manifestatie van Zijn spel en vermaak schept, handhaaft en vernietigt zonder er ooit aan gehecht te raken. (25) Wanneer er ook maar heersers zijn die onwetend als beesten tegen de goddelijke principes ingaan, manifesteert Hij, beslist uit goedheid, op dat moment Zijn allerhoogste macht en positieve waarheid, genade en wonderbaarlijke activiteiten in diverse gedaanten ter wille van de handhaving [van het dharma] in verschillende perioden en tijdperken [zie ook B.G 4: 7]. (26) O, hoe hoogst prijzenswaardig is de dynastie van koning Yadu, hoe hoogst verdienstelijk het land van Mathurā, want Hij die hier ten tonele verscheen en rondging is de allerhoogste leider van alle levende wezens alsook de echtgenoot van de godin van het geluk. (27) Hoe wonderbaarlijk is Dvārakā [het eiland waar Krishna Zijn verblijf heeft], de plaats die, tot de meerdere deugd en glorie van de aarde, de roem van de hemelse werelden overtreft en waarvan de bewoners het gewoon zijn voortdurend de ziel van de levende wezens [Krishna] te zien die Zijn genade schenkt met de zegening van Zijn goedlachse blik. (28) Om keer op keer te genieten van Zijn lippen zijn de vrouwen die Hij huwde ongetwijfeld met geloften, wassingen, vuuroffers en dergelijke van een volmaakte aanbidding geweest voor de Heer. O vriendinnen, vaak bezwijmden de dames in Vraja het als ze hun geesten daarop gericht hadden! (29) Van de koningin van Dvārakā [Rukminī, Krishna's eerste vrouw], die met grote moed door Hem werd ontvoerd uit de open verkiezing van de bruidegom als de prijs die moest worden betaald door de aanvallende koningen aangevoerd door S'is'upāla, en van de andere dames die op dezelfde manier werden meegenomen na het doden van Bhaumāsura en duizenden van zijn mannen, zijn er kinderen als Pradyumna, Sāmba en Amba. (30) Al deze zo heel goede vrouwen die helaas van hun individualiteit, zuiverheid en deugd waren beroofd, waren ontroerd in het hart te worden gesloten van hun lotusogige echtgenoot die hen nimmer in hun woning alleen liet.'
  
(31) Terwijl de dames van de hoofdstad zich aldus uitlieten, gunde Hij hen de genade van Zijn blik. Vervolgens groette de Heer hen met een glimlach en vertrok Hij. (32) Yudhishthhira die geen vijanden had, engageerde in zijn genegenheid bezorgd over tegenstanders, vier divisies troepen [te paard, op olifanten, met wagens en te voet] om de vijand van Madhu te beschermen. (33) Nadat ze Hem aldus over een grote afstand begeleid hadden, haalde S'auri [Krishna als de kleinzoon van S'ūra] beleefd en vol genegenheid de  vastberaden Pāndava's over om terug te keren. Ze werden geheel beheerst door de gedachte aan het komende afscheid. Daarna vervolgde Hij met Zijn geliefde metgezellen Zijn weg naar Dvārakā. (34-35) Reizend door Kurujāngala [de provincie van Delhi], Pāńcālā [een deel van Punjab],  S'ūrasenā, Brahmāvarta [het noorden van Uttar Pradesh] en de districten langs de rivier de Yamunā, kwam Hij langs Kurukshetra waar de veldslag was uitgevochten en trok Hij door de provincie Matsyā, Sārasvatān [een ander deel van Punjab] en zo verder. Toen kwam Hij door het land van de woestijnen [Rajasthan], het land waar nauwelijks water is [Madhya Pradesh]   en kwam Hij, na Sauvīra [Saurastra] en Ābhīra [een deel van Gujarat] door te hebben getrokken, o S'aunaka, met Zijn door de lange reis lichtelijk vermoeid geraakte paarden, uiteindelijk in het westen aan in de provincie van Dvārakā. (36) In verschillende plaatsen gebeurde het dat de Heer werd verwelkomd en Hem diverse diensten werden aangeboden als Hij in de avond arriveerde nadat de zon de oostelijke hemel had doortrokken om onder te gaan waar de oceaan zich bevindt."


Lees de inspiratie bij dit hoofdstuk door Anand Aadhar.

 

                       

 
Derde herziene editie, geladen 22 februari 2023.

 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'aunaka Muni vroeg: "Wat deed Yudhishthhira, de grootste beschermer van het dharma, samen met zijn jongere broers, nadat hij de agressors had gedood die zich onrechtmatig de wettige nalatenschap wilden toe-eigenen; hoe ging hij tewerk [met regeren] in het beperken van de geneugten van het leven?"
S'aunaka Muni vroeg: "Hoe regeerde Koning Yudhishthhira, de grootste van de strikte volgers der religie, samen met zijn jongere broers het koninkrijk na de agressors gedood te hebben die zich onrechtmatig de wettige nalatenschap wilden toeėigenen? De geneugten des levens moesten toch aan banden worden gelegd?" (Vedabase)

 

Tekst 2

Sūta zei: "Na de uitputtende bamboebrand van de Kurudynastie, was de Heer, de handhaver van de schepping, er blij mee te zien hoe de spruit van Yudhishthhira's koninkrijk in ere was hersteld.

Sūta zei: "Na de uitputtende bamboebrand van de Kurudynastie, was de Heer, de handhaver van de schepping, er verheugd over te zien hoe de spruit van Yudhishthhira zijn eigen koninkrijk zich had hersteld. (Vedabase)

 

Tekst 3

Yudhishthhira die gehoord had wat Bhīshma en de Onfeilbare hadden gezegd, was, doordrongen van perfecte kennis, zijn verbijstering te boven gekomen en heerste toen, gevolgd door zijn broers en beschermd door de onoverwinnelijke Heer, over de aarde en de zeeėn als was hij de koning van de hemel [Indra].

Na gehoord te hebben wat Bhīshma en de Onfeilbare hadden gezegd, was Yudhishthhira, verlicht door perfecte kennis, zijn verbijstering te boven gekomen en heerste hij, gevolgd door zijn broers en beschermd door de onoverwinnelijke Heer, over de aarde en de zeeėn als was hij de koning van de hemel [Indra]. (Vedabase)

 

Tekst 4

Alle regen die nodig was viel uit de hemel, de akkers brachten al het nodige voort en uit pure vreugde bevochtigden de koeien de weiden met hun volle uiers.

Alle regen die nodig was viel uit de hemel, de akkers brachten al het nodige voort en uit pure vreugde bevochtigden de koeien de weiden met hun volle uiers. (Vedabase)

 

Tekst 5

De rivieren, oceanen en heuvels verzekerden hem in alle seizoenen van alle noodzakelijke groenten, begroeiing en medicinale kruiden.

De rivieren, oceanen en heuvels verzekerden hem in alle seizoenen van alle noodzakelijke groenten, begroeiing en medicinale kruiden. (Vedabase)

 

Tekst 6

Nimmer werd, vanwege henzelf, vanwege de natuur of vanwege anderen, enig levend wezen geplaagd door angsten, ziekten of extreme temperaturen, zoals dat altijd het geval is met een koning die geen vijanden heeft.

Nimmer werd, vanwege henzelf, de natuur of vanwege anderen, enig levend wezen geplaagd door angsten, ziekten of extreme temperaturen, zoals dat altijd het geval is met een koning die geen vijanden heeft. (Vedabase)

 

Tekst 7

Om Zijn familie tot rust te brengen en Zijn zuster [Subhadrā, die met Arjuna was getrouwd] een plezier te doen, verbleef de Heer een paar maanden in de stad Hastināpura.

Om Zijn familie tot rust te brengen en Zijn zuster [Subhadrā, die met Arjuna was getrouwd] een plezier te doen, verbleef de Heer een paar maanden in de stad Hastināpura. (Vedabase)

 

Tekst 8

Na met instemming Zijn vertrek te hebben aangekondigd, Zich te hebben verbogen voor de koning en hem omhelsd te hebben, besteeg Hij Zijn strijdwagen. Daarbij werd Hij op Zijn beurt door de anderen geėerd en omhelsd.

Na die periode werd het Hem, na het vragen om de nodige toestemming, toegestaan te vertrekken; en na zich te hebben verbogen voor de koning en hem omhelsd te hebben besteeg Hij toen Zijn strijdwagen, waarbij Hij ook van de anderen hetzelfde respectbetoon met de nodige omhelzingen ontving. (Vedabase)

 

Tekst 9-10

Zijn zus [Subhadrā], [de vrouw van de Pāndava's] Draupadī, [hun moeder] Kuntī, [Parīkchit's moeder] Uttarā en [de blinde grootvader] Dhritarāshthra en [zijn vrouw] Gāndhārī, [hun zoon] Yuyutsu, [de Kurupriester] Kripācārya, [de tweelingbroers] Nakula en Sahadeva tezamen met Bhīma, en [de Pāndavapriester] Dhaumya, de [overige] dames van het paleis en [Vyāsa's moeder] Satyavatī, konden de scheiding van Hem met de boog S'ārnga in Zijn hand maar moeilijk verdragen en vielen bijna flauw.

Zijn zus, [de vrouw van de Pāndava's] Draupadī, [hun moeder] Kuntī, [Parīkchit's moeder] Uttarā en [de blinde grootvader] Dhritarāshthra en [zijn vrouw] Gāndhārī, [hun zoon] Yuyutsu, [de Kurupriester] Kripācārya, [de tweelingbroers] Nakula en Sahadeva tezamen met Bhīma, en [de Pāndava priester] Dhaumya en ook andere dames van het paleis en [Vyāsa's moeder] Satyavatī, konden de scheiding van Hem met de schelphoorn in Zijn hand maar moeilijk verdragen en bezwijmden het bijna. (Vedabase)

 

Tekst 11-12

Iemand die intelligent is zal, bevrijd door goed gezelschap van een materialistische omgang, er niet over peinzen het bezingen van Zijn faam op te geven, al hoorde hij maar één enkele keer dat aangename geluid. Hoe zouden dan de Pāndava's, die hun geest op Hem fixeerden en Hem van aangezicht tot aangezicht zagen, Hem aanraakten, samen met Hem sliepen, zaten en aten, het  kunnen verdragen van Hem gescheiden te zijn?

Hij die intelligent is zal wat betreft de faam die wordt bezongen, bevrijd als hij door het juiste gezelschap is van een materialistisch leven, er niet over peinzen het op te geven als hij ook maar een enkele keer die verering heeft meegemaakt. Hoe konden dan de Pāndava's die Hem hun hart hadden geschonken de scheiding van Hem verdragen als ze Hem van aangezicht tot aangezicht gezien hadden en Hem aangeraakt en met Hem samen geslapen, neergezeten en gegeten hadden?  (Vedabase)

 

Tekst 13

Allen, met wijd open ogen naar Hem kijkend, smolten voor Hem en bewogen zich rusteloos, bepaald door pure genegenheid.

Allen, met wijd open ogen naar Hem kijkend, smolten voor Hem en gebonden als ze waren door pure genegenheid, bewogen ze zich rusteloos. (Vedabase)

 

Tekst 14

De dames van de familie die uit het paleis kwamen, hadden het er moeilijk mee een vloed van tranen te beheersen, bang als ze waren dat om die reden ongunstige dingen zouden gebeuren met de zoon van Devakī.

De dames van de familie die uit het paleis kwamen, hadden het er moeilijk mee een vloed van tranen te beheersen, bang als ze waren dat om die reden ongunstige dingen zouden gebeuren met de zoon van Devakī. (Vedabase)

 

Tekst 15

Op dat moment klonken er mridanga's [trommels gebruikt in de toegewijde dienst], schelphoorns, hoorns, snaarinstrumenten, fluiten en nog meer trommels, pauken, bellen en andere ritme-instrumenten.

Te dien tijde weerklonken mridanga's [trommels gebruikt in de toegewijde dienst], schelphoorns, hoorns, snaarinstrumenten, fluiten en nog meer slagwerk, bellen en andere ritme-instrumenten. (Vedabase)

 

Tekst 16

Om alles goed te kunnen zien klommen de dames van de Kurudynastie op het dak van het paleis, vanwaar ze met liefde en verlegen glimlachen bloemen lieten neerregenen op Krishna.

Om het goed te kunnen zien klommen de dames van de Kurudynastie op het dak van het paleis, vanwaar ze met liefde en verlegen glimlachen bloemen lieten neerregenen op Krishna. (Vedabase)

 

Tekst 17

Voor de Meest Geliefde van de Geliefden nam de overwinnaar van de slaap [Arjuna] een geborduurde parasol ter hand die versierd was met parels en kantwerk en een met juwelen ingelegde handgreep had.

Voor de Meest Geliefde der Geliefden nam de overwinnaar van de slaap [Arjuna] een geborduurde parasol ter hand die versierd was met parels en kantwerk en een met juwelen ingelegde handgreep had. (Vedabase)

 

Tekst 18

Gezeten op rondgestrooide bloemen, werd de meester van Madhu die opdracht gaf te vertrekken, door Zijn halfbroer-neef Uddhava, en Zijn wagenmenner Sātyaki, koelte toegewuifd met schitterende waaiers.

Als de meester van Madhu, schitterend gezeten op overal rondgestrooide bloemen, werd Hem onderweg door Uddhava, Zijn halfbroer-neef en Zijn wagenmenner Sātyaki koelte toegewuift.  (Vedabase)

 

Tekst 19

Van alle kanten kon men de woorden horen weerklinken van het waarachtige eerbetoon van de brahmanen die voor de gelegenheid noch gepast noch ongepast waren, gezien het feit dat de Absolute Waarheid daar aanwezig was in een gedaante onderworpen aan de drie geaardheden van de natuur.

Van overal weerklonken de woorden van het eerbetoon der brahmanen die voor de gelegenheid noch gepast noch ongepast waren in relatie tot de Absolute Waarheid die daar aanwezig was in een gedaante onderworpen aan de drie geaardheden der natuur. (Vedabase)

 

Tekst 20

De dames van de hoofdstad van de koning van de Kuru's, waren dusdanig met hun harten verzonken in het onderling bespreken van Hem die geprezen wordt in de geschriften, dat het aantrekkelijker klonk dan de lofzangen van de Veda's zelf:

De dames van de hoofdstad van de koning der Kuru's waren dusdanig met hun hart verzonken in gesprekken onder elkaar over Hem die geprezen wordt in de geschriften, dat het aantrekkelijker klonk dan de lofzangen van de Veda's zelve: (Vedabase)

 

Tekst 21

'We zullen ons Hem beslist blijven herinneren als de Persoonlijkheid van God, als de Oorspronkelijke Persoon die, materieel niet gemanifesteerd, in Zichzelf bestond vóór de schepping van de natuurlijke geaardheden. Hij is de Heer, de Ziel van het Universum, waar de levende wezens met hun energieėn uiteindelijk in opgaan zoals ze 's nachts gaan rusten.

'Hem zullen we ons beslist blijven herinneren als de Persoonlijkheid van God, als de Oorspronkelijke die, materieel nog niet gemanifesteerd, in Zijn eigen Zelf bestond vóór de schepping van de geaardheden der natuur; Hij die Superziel, die Allerhoogste Heer, waarin de levende wezens met hun energieėn in ruste opgaan, zoals dat 's nachts gebeurt. (Vedabase)

 

Tekst 22

Hij die de geopenbaarde geschriften in de praktijk brengt wenst daarbij, met het tentoonspreiden van Zijn persoonlijke vermogen als Hij [in de gedaante van een avatāra] de illusie van de materiėle natuur gestalte geeft, om Zijn - in feite onbenoembare - individuele aard telkens weer opnieuw [andere] namen en vormen toe te kennen.

Hij in de rol van de samensteller van de Veda's kent aldus, bij het tentoonspreiden van Zijn eigen persoonlijke vermogen, de individuele ziel namen en vormen toe in het opnieuw in het leven roepen van de uiterlijke schijn van de materiėle natuur; namen die Hij geeft aan dat wat in feite niet te benoemen is. (Vedabase)


Tekst 23

Hij hier vormt duidelijk dezelfde toevlucht als die van de grote toegewijden die erin slaagden hun zinnen en leven onder controle te krijgen en die, bij de gratie van hun toewijding, getuige mochten zijn van de ontwikkeling van een zuivere geest. Het is enkel door deze toewijding, enkel hierdoor, dat ze een gezuiverd bestaan verdienen.

Hij is toevallig dezelfde Persoonlijkheid van God als degene die de grote toegewijden voor ogen hebben die erin slaagden hun zinnen en leven te beheersen en die, bij de gratie van hun toewijding, de ontwikkeling van een zuivere geest mogen zien; zij zijn het die hierdoor, alleen maar hierdoor, een gezuiverd bestaan verdienen. (Vedabase)

 

Tekst 24

O vriendinnen, het is Hij die omwille van Zijn uitmuntende spel en vermaak, dat vertrouwelijk wordt beschreven in de Veda's en wordt besproken door de intieme toegewijden, wordt gerespecteerd als de enige ware Allerhoogste Beheerser en Superziel van de totale schepping, Hij die door de manifestatie van Zijn spel en vermaak schept, handhaaft en vernietigt zonder er ooit aan gehecht te raken.

O vriendinnen, dit is Hij die omwille van Zijn fijne spel en vermaak, vertrouwelijk beschreven in de Veda's en door de intieme toegewijden besproken, wordt gerespecteerd als de enige ware Allerhoogste Beheerser en Superziel van de totale schepping, die, door de manifestatie van Zijn spel en vermaak schept, handhaaft en vernietigt, zonder ooit eraan gehecht te raken. (Vedabase)

 

Tekst 25

Wanneer er ook maar heersers zijn die onwetend als beesten tegen de goddelijke principes ingaan, manifesteert Hij, beslist uit goedheid, op dat moment Zijn allerhoogste macht en positieve waarheid, genade en wonderbaarlijke activiteiten in diverse gedaanten ter wille van de handhaving [van het dharma] in verschillende perioden en tijdperken [zie ook B.G 4: 7].

Wanneer er ook maar heersers zijn, die onwetend, als beesten, tegen de goddelijke principes ingaan, dan manifesteert Hij, voorzeker uit goedheid, Zijn allerhoogste macht en positieve waarheid, genade en wonderbaarlijke activiteiten, in verscheidene gedaanten, ter wille van de handhaving [van het dharma] in verschillende perioden en tijdperken [zie ook B.G 4: 7]. (Vedabase)

 

Tekst 26

O, hoe hoogst prijzenswaardig is de dynastie van koning Yadu, hoe hoogst verdienstelijk het land van Mathurā, want Hij die hier ten tonele verscheen en rondging is de allerhoogste leider van alle levende wezens alsook de echtgenoot van de godin van het geluk.

O, hoe allerhoogst verheerlijkt is de dynastie van koning Yadu en hoe verheven is de deugd van het land van Mathurā, omdat dit, van alle levende wezens, de allerhoogste leider en echtgenoot van de godin van het geluk is die hier ten tonele verscheen en rondging. (Vedabase)

 

Tekst 27

Hoe wonderbaarlijk is Dvārakā [het eiland waar Krishna Zijn verblijf heeft], de plaats die, tot de meerdere deugd en glorie van de aarde, de roem van de hemelse werelden overtreft en waarvan de bewoners het gewoon zijn voortdurend de ziel van de levende wezens [Krishna] te zien die Zijn genade schenkt met de zegening van Zijn goedlachse blik.

Hoe wonderbaarlijk is Dvārakā [het eiland waar Krishna Zijn verblijf heeft], die plaats die, tot de meerdere deugd en roem van de aarde, de glorie van de hemelse werelden overtreft en waarvan de bewoners het gewoon zijn voortdurend de ziel van de levende wezens [Krishna] te zien die Zijn genade schenkt met de zegening van Zijn goedlachse blik. (Vedabase)

 

Tekst 28

Om keer op keer te genieten van Zijn lippen zijn de vrouwen die Hij huwde ongetwijfeld met geloften, wassingen, vuuroffers en dergelijke van een volmaakte aanbidding geweest voor de Heer. O vriendinnen, vaak bezwijmden de dames in Vraja het als ze hun geesten daarop gericht hadden!

Om keer op keer te genieten van Zijn lippen zijn de vrouwen die Hij huwde vast en zeker met geloften, wassingen, vuuroffers en dergelijke van volmaakte aanbidding geweest voor de Heer; o vriendinnen, vaak bezwijmden de dames in Vraja het als ze hun geesten daarop gericht hadden!  (Vedabase)

 

Tekst 29

Van de koningin van Dvārakā [Rukminī, Krishna's eerste vrouw], die met grote moed door Hem werd ontvoerd uit de open verkiezing van de bruidegom als de prijs die moest worden betaald door de aanvallende koningen aangevoerd door S'is'upāla, en van de andere dames die op dezelfde manier werden meegenomen na het doden van Bhaumāsura en duizenden van zijn mannen, zijn er kinderen als Pradyumna, Sāmba en Amba.

Van de koningin van Dvārakā [Rukminī, Krishna's eerste vrouw], die met grote moed door Hem werd ontvoerd uit de open verkiezing van de bruidegom als de prijs die moest worden betaald door de aanvallende koningen aangevoerd door S'is'upāla, en van de andere dames die op dezelfde manier werden meebracht na het doden van duizenden doortrapte koningen [met Bhaumāsura aan het hoofd], zijn er kinderen als Pradyumna, Sāmba en Amba. (Vedabase)

 

Tekst 30

Al deze zo heel goede vrouwen die helaas van hun individualiteit, zuiverheid en deugd waren beroofd, waren ontroerd in het hart te worden gesloten van hun lotusogige echtgenoot die hen nimmer in hun woning alleen liet.'

Al deze zo heel goede vrouwen van het hoogste aanzien die van hun individualiteit en zuiverheid waren beroofd, werden door hun lotusogige echtgenoot die hen raakte door hen in het hart naar zich toe te halen, aldus nooit alleen thuis achtergelaten'. (Vedabase)

 

Tekst 31

Terwijl de dames van de hoofdstad zich aldus uitlieten, gunde Hij hen de genade van Zijn blik. Vervolgens groette de Heer hen met een glimlach en vertrok Hij. 

Terwijl de dames van de hoofdstad op deze manier zo over Hem aan het bidden en praten waren, gunde Hij hen de genade van Zijn blik en hen groetend met een glimlach op Zijn gezicht, vertrok de Heer. (Vedabase)

 

Tekst 32

Yudhishthhira die geen vijanden had, engageerde in zijn genegenheid bezorgd over tegenstanders, vier divisies troepen [te paard, op olifanten, met wagens en te voet] om de vijand van Madhu te beschermen.

Yudhishthhira die geen vijanden had, engageerde uit genegenheid en bezorgdheid, vier divisies troepen [te paard, op olifanten, met wagens en te voet] om de vijand der atheļsten te beschermen.  (Vedabase)

 

Tekst 33

Nadat ze Hem aldus over een grote afstand begeleid hadden, haalde S'auri [Krishna als de kleinzoon van S'ūra] beleefd en vol genegenheid de vastberaden Pāndava's over om terug te keren. Ze werden geheel beheerst door de gedachte aan het komende afscheid. Daarna vervolgde Hij met Zijn geliefde metgezellen Zijn weg naar Dvārakā.

Nadat ze Hem aldus over een grote afstand begeleid hadden, haalde de Heer beleefd en vol genegenheid de vastberaden Pāndava's, die in beslag waren genomen door de gedachte aan het komende afscheid, over om terug te keren, waarna Hij met Zijn geliefde metgezellen verder Zijn weg vervolgde naar Dvārakā. (Vedabase)

 

Tekst 34-35

Reizend door Kurujāngala [de provincie van Delhi], Pāńcālā [een deel van Punjab], S'ūrasenā, Brahmāvarta [het noorden van Uttar Pradesh] en de districten langs de rivier de Yamunā, kwam Hij langs Kurukshetra waar de veldslag was uitgevochten en trok Hij door de provincie Matsyā, Sārasvatān [een ander deel van Punjab] en zo verder. Toen kwam Hij door het land van de woestijnen [Rajasthan], het land waar nauwelijks water is [Madhya Pradesh] en kwam Hij, na Sauvīra [Saurastra] en Ābhīra [een deel van Gujarat] door te hebben getrokken, o S'aunaka, met Zijn door de lange reis lichtelijk vermoeid geraakte paarden, uiteindelijk in het westen aan in de provincie van Dvārakā.

Door Kurujāńgala [de provincie van Delhi] en Pāńcālā [een deel van Punjab] en S'ūrasenā en Brahmāvarta [het noorden van Uttar Pradesh] en de districten langs de rivier de Yamunā, kwam Hij langs Kurukshetra waar de veldslag was uitgevochten en de provincie Matsyā, Sārasvatān [een ander deel van Punjab] en zo verder. Door het land der woestijnen [Rajasthan] en het land waar nauwelijks water is [Madhya Pradesh], en na het doortrekken van Sauvīra [Saurastra] en Ābhīra [een deel van Gujarat], kwam Hij, o S'aunaka, uiteindelijk aan in het westelijk deel van de provincie van Dvārakā met Zijn door de lange reis lichtelijk vermoeid geraakte paarden. (Vedabase)

Tekst 36

In verschillende plaatsen gebeurde het dat de Heer werd verwelkomd en Hem diverse diensten werden aangeboden als Hij in de avond arriveerde nadat de zon de oostelijke hemel had doortrokken om onder te gaan waar de oceaan zich bevindt."

 Op verschillende plaatsen viel het voor dat de Heer werd verwelkomd en Hem verschillende diensten werden aangeboden als Hij in de avond arriveerde nadat de zon de oostelijke hemel had doortrokken om daar onder te gaan waar de oceaan zich bevindt." (Vedabase)

 

 

 

 

 

 

 

Creative Commons
              License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
Het copyright va
n de afbeeldingen verschilt afhankelijk van de bron.

De afbeelding is een detail van een schilderij getiteld:
'Oh, Govind! Oh, Damodar! Oh, Madhav!"
©
Exoticindiaart.com, gebruikt met toestemming.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd



 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties