regelbalk


 
Canto 5
S'rî S'rî Gurv-ashthaka
 

 

Hoofdstuk 5: Heer Rishabhadeva's Onderricht aan Zijn zoons

(1) Heer Rishabha zei: 'Mijn beste zoons, dit lichaam dat jullie met je meedragen in deze materiële wereld, verdient het niet om de ellende te ondergaan van een lustbevrediging eigen aan honden en zwijnen [die weerzinwekkende zaken eten]. Het loont meer de moeite de goddelijke boetvaardigheid te ondergaan die het hart zuivert en tot duurzaam spiritueel geluk leidt. (2) Grote zielen van dienst zijn, zo zegt men, vormt het pad van de bevrijding en het gezelschap zoeken van hen die aan vrouwen gehecht zijn vormt een poort naar de duisternis. Werkelijk gevorderd zijn zij die [vanuit het spirituele bereik] allen gelijkgezind zijn, vreedzaam zijn, geen aanstoot nemen, allen het beste wensen en weten hoe ze zich moeten gedragen. (3) Zij die graag met Mij in een liefdevolle relatie verkeren*, hechten niet aan mensen die enkel gemotiveerd zijn voor het fysieke levensaspect van het hebben van een huis, een partner, kinderen, weelde, vrienden en een inkomen; ze houden zich alleen maar met wereldse zaken bezig voor zover dat noodzakelijk is. (4) Het in samenhang met die materiële bevrediging vol verbijstering opgaan in ongewenste activiteiten, acht ik niet gepast voor de ziel, het gewetensvolle zelf dat aldus tot dit tijdelijke lichaam kwam ondanks de ellende die erbij hoort. (5) Zolang je niet van de ziel wil weten zal er ellende zijn op basis van onwetendheid. Zolang je vruchtdragend bezig bent zal er de door karma beheerste geest zijn die je bindt aan dit materiële lichaam. (6) Zolang er voor Mij, Vâsudeva, geen liefde bestaat, zal een ziel, zo beheerst door onwetendheid, een geest hebben geleid door vruchtdragend handelen en zal hij niet vrij zijn van [de ellende van] het lichaam waar hij zich mee identificeert. (7) Als men, zelfs goed geschoold zijnde, niet inziet hoe zinloos de onderneming van het [ongereguleerde] bevredigen van de zinnen is, zal men, niet goed nadenkend over zijn eigenbelang, er heel gauw dol op zijn en als een dwaas niets dan materiële narigheid ontmoeten in een huiselijk bestaan dat gebaseerd is op geslachtsgemeenschap. (8) Door de seksuele aantrekking tussen man en vrouw zijn hun harten aan elkaar gebonden en naar aanleiding daarvan roepen ze om een huis, een territorium, kinderen, welvaart en verwanten. Dit is nu de illusie van het levende wezen die bekend staat als 'ik' en 'mijn'. (9) Op het moment dat de hechte mentale knoop in het hart zich ontwart van een dergelijk iemand gebonden aan de gevolgen van zijn karma, komt de geconditioneerde ziel terug van dat [valse idee van] 'ons' en gaat hij, met het loslaten van die oorzaak [van het egoïsme], bevrijd terug naar de bovenzinnelijke wereld. A Vishnu to worship(10-13) Men kan met behulp van zijn intelligentie de valse identificatie met de materiële wereld, de oorzaak van de materiële gebondenheid, opgeven. Dat bereikt men door een spiritueel gevorderde persoon te volgen, een goeroe; door toegewijde dienst aan Mij, door niet te begeren, met tolerantie voor de wereld van de tegenstellingen en door onderzoek te doen; door de waarheid in te zien van de ellende van de levende wezens overal, door verzakingen en boetvaardigheid en door zinsgenoegens op te geven; door voor Mij te werken, door te luisteren naar verhalen over Mij en ook door steeds vast te houden aan de omgang met toegewijden; door te zingen over Mijn kwaliteiten, door geen vijandschap te koesteren, door allen gelijkgezind te bejegenen, door je emoties te beteugelen, o zonen; door te proberen de vereenzelviging met je huis en je lichaam op te geven, door de yogageschriften te bestuderen; door in afzondering te leven, door de ademhaling, de zinnen en de geest geheel te beheersen, door geloof te ontwikkelen, door voortdurend het celibaat in acht te nemen, door steeds waakzaam te zijn, door je spraak te beperken; door aan Mij te denken, Mij overal te herkennen, door kennis te ontwikkelen, middels de wijsheid in de verlichting van de yogapraktijk en door zich vastbesloten op te stellen en er geduld, enthousiasme en goedheid op na te houden. (14) Als je door middel van deze yogapraktijk volledig bevrijd raakt van de hang naar resultaten en je aldus, zoals Ik zei, de knoop van de gebondenheid in het hart die voortkwam uit onwetendheid weet te ontwarren, moet je [uiteindelijk ook] afzien van deze methode van onthechten [deze yoga] zelf. (15) De koning of goeroe die Mijn hemel wil bereiken en Mij als het levensdoel beschouwt, moet, zich aldus verhoudend tot zijn zoons of leerlingen, hen instrueren en ze zeggen niet over te gaan tot vruchtdragende handelingen. Hij moet ook niet kwaad worden op ze als ze, vanwege een gebrek aan spiritueel inzicht, niettemin zo bezig willen zijn. Wat kan je [spiritueel] nu bereiken als je iemand anders aanzet tot karmische handelingen? Zo'n koning of goeroe zou er in feite de oorzaak van zijn dat deze zielen wiens visie beneveld is [door materiële motieven] ten val komen in de put [van het valse. Vergelijk B.G. 3: 26]. (16) Mensen die, geobsedeerd in hun verlangen naar materiële goederen, hun werkelijke welzijn uit het oog hebben verloren, staan met hun inspanningen voor tijdelijk geluk vijandig tegenover elkaar en belanden, dwaas als ze zijn, zonder er erg in te hebben, in talloze vormen van lijden [zie ook B.G. 7: 25]. (17) Welke man van studie en genade, met verstand van zaken op spiritueel gebied, zou nu, geplaatst voor iemand met zo'n belabberde intelligentie, hem dan verder tot die onwetendheid aanzetten? Dat zou gelijk staan aan een blinde man het verkeerde pad op helpen. (18) Iemand die er niet toe in staat is om degenen die van hem afhankelijk zijn te verlossen van een herhaalde [geboorte en] dood, moet zich niet ontwikkelen tot een vader, een moeder, een huwelijkspartner, een geestelijk leraar of een te aanbidden godheid. (19) Ik die in deze [bovenzinnelijke] belichaming niet te doorgronden ben heb een hart van zuivere goedheid dat vervuld is van dharma [het devotionele]. Omdat Ik het adharma [het niet-devotionele] ver achter Me laat, noemen zij die Me trouw zijn Me waarheidlievend de Beste ofwel Rishabha. (20) Jullie zijn allen geboren uit Mijn hart. Probeer daarom, met een intelligentie vrij van onzuiverheden, je eerbied voor Mij te bewaren en jullie broeder Bharata van dienst te zijn die over de mensen heerst.

(21-22) Van de gemanifesteerde vormen van bestaan zijn de levende superieur aan de niet-levende en onder hen zijn de wezens die zich rondbewegen ver verheven boven de planten. Van hen zijn zij die intelligentie ontwikkelden beter en beter dan zij zijn de menselijke wezens. Onder hen zijn de geestelijke wezens [de mediteerders van S'iva] de besten. Beter dan zij zijn de zangers van de hemel [de Gandharva's] en superieur aan hen zijn de volmaakten [de Siddha's] boven wie de bovenmenselijke wezens [de Kinnara's] zijn geplaatst. Beter dan de onverlichte zielen [de Asura's die de eerstgenoemden de baas kunnen zijn] zijn de goden onder leiding van Indra, en daar weer boven staan de  zonen van Brahmâ zoals Daksha. Van hen is Heer S'iva de beste en boven hem staat Heer Brahmâ aan wie hij ontsprong. Hij op zijn beurt is weer de toegewijde van Mij, Ik [Vishnu] die de god van de goden van de [geestelijke] wedergeboorte ben [de brahmanen]. (23) Geen bestaansvorm is te vergelijken met de brahmanen. Voor zover ik weet, o beste geleerden, staat er niemand boven hen. Met hen eet Ik met meer voldoening van het voedsel dat door de mensen met geloof en liefde in gepast eerbetoon werd geofferd [aan de mond van Mij en de Mijnen], dan dat Ik geniet van het voedsel dat [zonder hen] in [de mond van] het vuur werd geofferd. (24) Het zijn de brahmanen die Mijn eeuwig en stralend lichaam [in de vorm van de Veda's] in deze wereld in stand houden. In hen vindt men de kwaliteiten van de opperste goedheid [sattva] en zuivering [pavitra], de beheersing van de geest [s'ama], de beheersing van de zinnen [dama], de waarheidlievendheid [satya], de genade [anugraha], de boete [tapasya], de tolerantie [titikshâ] en het begrijpen op basis van ervaring [anubhava, zie ook B.G. 18: 42]. (25) Zij, die hun toegewijde dienst voor Mij verrichten zonder werelds bezit te claimen, verlangen niets anders dan Mij, onbegrensd in vermogen en hoger dan de hoogste, Ik die in staat ben te verlossen en al het hemelse geluk te verschaffen. Waarom zouden ze aan iemand anders nog behoefte hebben? (26) Mijn beste zoons, heb, met je blik [aldus] helder, steeds respect voor alle levende wezens, bewegend en niet bewegend, want Ik houdt me op in hen allen. Dat is hoe je Mij respecteert. A Vishnu to worship (27) Wees met je hele geest, al je woorden en de waarneming van al je actieve en ontvankelijke zinnen, rechtstreeks van aanbidding voor Mij, want zonder dat zal  het een mens niet lukken zich te bevrijden van de grote illusie die je bindt aan de dood.'

(28) S'rî S'uka zei: 'Na voor het heil van de mensheid in eigen persoon aldus Zijn zoons te hebben geïnstrueerd, ondanks dat ze al hoog ontwikkeld waren, plaatste de grote persoonlijkheid, de begunstiger en Opperheer van een ieder die bekend stond als de Beste ofwel Rishabha, Bharata, de oudste van Zijn honderd zoons en grootste toegewijde en navolger van de goddelijke orde, op de troon om over de planeet te regeren. Zijn instructie voor Zijn zonen beschrijft het dharma van hen die vrij van materiële verlangens zich niet langer voor het profijt inspannen en zich als grote wijzen, als de besten onder de mensen [paramahamsa's], kenmerken door toegewijde dienst, geestelijk inzicht en onthechting. Terwijl Rishabha [eerst] nog thuis verbleef, aanvaardde Hij [als voorbeeld van Zijn lering], als een halve gek met Zijn haar in de war, alleen nog zijn lichaam [als Zijn bezit]. Toen verliet Hij, gekleed in niets anders dan de lucht [naakt dus], met het Vedisch vuur dat Hij in zichzelf brandende hield, Brahmâvarta om rond te zwerven. (29) Als iemand die zich niet bekommerde om de wereld [een avadhûta], kwam Hij over als passief, blind, doof en stom, als was Hij een geest of een waanzinnige, want zelfs als de mensen Hem aanspraken zag Hij, die een gelofte van stilte had afgelegd, ervan af om te spreken. (30) Trekkend door steden, dorpen, delfplaatsen, landerijen, tuinen en leefgemeenschappen gelegen in valleien, door militaire kampementen, veeschuren, boerderijen, rustoorden voor pelgrims, heuvels, wouden, toevluchtsoorden enzovoorts, werd Hij hier en daar omringd door slechte mensen, als waren het vliegen, en werd Hij, net als een olifant die uit het bos komt, weggejaagd en bedreigd, bewaterd en bespuugd, met zand, stenen en ontlasting bekogeld en weggescheten en uitgescholden. Maar Hij gaf er niet om omdat Hij, vanuit Zijn begrip over hoe het lichaam zich verhoudt tot de ziel, wist dat de verblijfplaats die dit lichaam vormt en die men echt noemt, niet meer dan een illusoir omhulsel is. In ontkenning van het 'ik' en 'mijn', bleef Hij liever in Zijn persoonlijke glorie terwijl Hij onverstoorbaar en moederziel alleen rondzwierf over de aarde. (31) Met Zijn zeer delicate handen, voeten, borst, lange armen, schouders, nek en gelaat etc., met de fraaie lijn van Zijn goed geproportioneerde ledematen, Zijn natuurlijke glimlach, mooie op lotusblaadjes lijkende gracieuze mond, het wonder van Zijn rood doorlopen, wijdopen ogen en de grote schoonheid van Zijn voorhoofd, oren, halslijn, neus en expressieve lip - waardoor Zijn gezicht als een feest voor al de huisvrouwen overal Cupido in hun harten zou hebben gewekt - zorgde Hij, met Zijn overvloed aan krullend bruin haar, dat was samengeklit, smerig en wanordelijk, ervoor dat Zijn lichaam eruitzag als van iemand die door de duivel was bezeten. (32) Toen Hij, de Allerhoogste Heer, merkte dat de mensen tegen deze yogapraktijk waren gekant, ging Hij, als tegenmaatregel, ertoe over zich abominabel te gedragen door als een python op de grond te liggen. Daarbij besmeurde Hij zich met het voedsel dat Hij kauwde en het drinken dat Hij dronk en wentelde Hij zich in Zijn urine en Zijn uitwerpselen. (33) De wind geparfumeerd door de lucht van Zijn ontlasting deed de landstreek wel tien yojana's in de omtrek aangenaam geuren. (34) Met wat Hij deed bewegend, staand, zittend en neerliggend met de koeien, de kraaien en de herten, at, dronk en urineerde Hij, net zoals de koeien, de kraaien en de herten dat doen. (35) Op die manier de verschillende wegen van de mystieke yoga bewandelend, genoot Rishabha, de Opperheer, de Meester van de Verlichting, onophoudelijk van het Allerhoogste in grote gelukzaligheid. Hij onderging de symptomen van de liefdevolle emoties voor de Allerhoogste Persoonlijkheid Vâsudeva, die zich ophoudt in het hart van alle levende wezens, en bereikte door Zijn fundamentele onverschilligheid de volkomen perfectie in het Hoogste Zelf. Maar, o Koning Parîkchit, de volheid van de mystieke vermogens van de yoga die Hij aldus terloops bereikte - zoals reizen door de lucht, zich met de snelheid van de bliksem bewegen, het vermogen ongezien te blijven, het vermogen het lichaam van anderen binnen te gaan, de macht om zonder moeite dingen op afstand waar te nemen en andere perfecties [ofwel de siddhi's, zie eveneens 2.2: 22; 2.9: 17; 3.15: 45; 3.25: 37] -, kon Hij in Zijn hart nimmer volkomen aanvaarden.'

 

next                    

 
Derde herziene editie, geladen 27 februari 2018. 
 

 

 

Vorige Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

Heer Rishabha zei: 'Mijn beste zoons, dit lichaam dat jullie met je meedragen in deze materiële wereld, verdient het niet om de ellende te ondergaan van een lustbevrediging eigen aan honden en zwijnen [die weerzinwekkende zaken eten]. Het loont meer de moeite de goddelijke boetvaardigheid te ondergaan die het hart zuivert en tot duurzaam spiritueel geluk leidt.
Heer Rishabha zei: 'Mijn beste zoons; dit lichaam dat jullie met je meedragen in deze materiële wereld verdient het moeizame niet van de zinsbevrediging eigen aan honden en zwijnen, maar verdient de moeite van de verzakingen en boetedoeningen ter wille van het goddelijke waardoor het hart gezuiverd raakt en dan een oneindig spiritueel geluk wordt gevonden. (Vedabase)

 

Tekst 2

Grote zielen van dienst zijn, zo zegt men, vormt het pad van de bevrijding en het gezelschap zoeken van hen die aan vrouwen gehecht zijn vormt een poort naar de duisternis. Werkelijk gevorderd zijn zij die [vanuit het spirituele bereik] allen gelijkgezind zijn, vreedzaam zijn, geen aanstoot nemen, allen het beste wensen en weten hoe ze zich moeten gedragen.

Het dienen van de groten, zegt men, is de weg der bevrijding en het opzoeken van het gezelschap van degenen die aan vrouwen gehecht zijn is de weg van de kerker, de duisternis; de vergevorderden zijn mensen die in het spirituele een gelijke achting hebben voor allen, ze verwijlen in vrede, voelen zich niet tekort gedaan, wensen allen het beste en weten hoe ze zich moeten gedragen. (Vedabase)

 

Tekst 3

Zij die graag met Mij in een liefdevolle relatie verkeren*, hechten niet aan mensen die enkel gemotiveerd zijn voor het fysieke levensaspect van het hebben van een huis, een partner, kinderen, weelde, vrienden en een inkomen; ze houden zich alleen maar met wereldse zaken bezig voor zover dat noodzakelijk is.

Zij die in het zich verhouden tot Mij, hun Heer, volijverig zijn liefde te ontwikkelen* , en die aan mensen, die geïnteresseerd in het onderhoud van hun lichaam verzot zijn op hun thuis, hun vrouw, kinderen, weelde en vrienden, niet zo gehecht zijn, zij vergaren van en houden zich bezig met de wereld alleen voor zover dat nodig is. (Vedabase)


Tekst 4

Het in samenhang met die materiële bevrediging vol verbijstering opgaan in ongewenste activiteiten, acht ik niet gepast voor de ziel, het gewetensvolle zelf dat aldus tot dit tijdelijke lichaam kwam ondanks de ellende die erbij hoort.

Inderdaad, Ik denk dat het doldwaas opgegaan zijn in het begaan van ongewenste daden gekoppeld aan de bevrediging van de zinnen, die, hoewel het misère met zich meebrengt, dit tijdelijke bestaan van het lichaam mogelijk maakte, de ziel niet past. (Vedabase)

 

Tekst 5

Zolang je niet van de ziel wil weten zal er ellende zijn op basis van onwetendheid. Zolang je vruchtdragend bezig bent zal er de door karma beheerste geest zijn die je bindt aan dit materiële lichaam.

Zo lang als er de verslagenheid is die resulteert uit onwetendheid, zolang men geen navraag doet over de werkelijkheid van de ziel, zolang de geest vol is van vruchtdragende handelingen, is men in feite bevangen door zijn karma waarvan er de gebondenheid aan dit materiële lichaam is. (Vedabase)


Tekst 6

Zolang er voor Mij, Vâsudeva, geen liefde bestaat, zal een ziel, zo beheerst door onwetendheid, een geest hebben geleid door vruchtdragend handelen en zal hij niet vrij zijn van [de ellende van] het lichaam waar hij zich mee identificeert.

Als de ziel zodoende overdekt is door onwetendheid gedraagt de geest zich in onderwerping aan vruchtdragende handelingen voor zolang er jegens Mij, Vâsudeva, geen liefde is; zolang dat het geval is, is men niet verlost van het vastzitten aan een fysiek lichaam. (Vedabase)


Tekst 7

Als men, zelfs goed geschoold zijnde, niet inziet hoe zinloos de onderneming van het [ongereguleerde] bevredigen van de zinnen is, zal men, niet goed nadenkend over zijn eigenbelang, er heel gauw dol op zijn en als een dwaas niets dan materiële narigheid ontmoeten in een huiselijk bestaan dat gebaseerd is op geslachtsgemeenschap.

Zelfs als men als een opgeleid iemand niet inziet hoe zinloos de onderneming van het bevredigen van de zinnen is, zal men er zeer snel, onnadenkend zijnd in het eigenbelang, gek van worden en een dwaas zijn die niets anders ontdekt dan materiële narigheden in een leven thuis dat gebaseerd is op geslachtsgemeenschap. (Vedabase)

 

Tekst 8

Door de seksuele aantrekking tussen man en vrouw zijn hun harten aan elkaar gebonden en naar aanleiding daarvan roepen ze om een huis, een territorium, kinderen, welvaart en verwanten. Dit is nu de illusie van het levende wezen die bekend staat als 'ik' en 'mijn'.

Van de seksuele aantrekking tussen man en vrouw zijn hun beider harten aan elkaar gebonden en naar gelang daarvan roepen ze om een thuis, privacy, kinderen, welvaart en verwanten; dit is de illusie van het levende wezen die bekend staat als 'ik' en 'mijn'. (Vedabase)

 

Tekst 9

Op het moment dat de hechte mentale knoop in het hart zich ontwart van een dergelijk iemand gebonden aan de gevolgen van zijn karma, komt de geconditioneerde ziel terug van dat [valse idee van] 'ons' en gaat hij, met het loslaten van die oorzaak [van het egoïsme], bevrijd terug naar de bovenzinnelijke wereld.

Als het denken, de hechte knoop in het hart van zo'n persoon die gebonden is door de resultaten van het handelen in het verleden, ontward wordt, keert de geconditioneerde zich te dien tijde af van de misvatting van het 'ik', en gaat hij, het opgevend, bevrijd naar de bovenzinnelijke wereld die de oorspronkelijke oorzaak is. (Vedabase)

 

Tekst 10-13

Men kan met behulp van zijn intelligentie de valse identificatie met de materiële wereld, de oorzaak van de materiële gebondenheid, opgeven. Dat bereikt men door een spiritueel gevorderde persoon te volgen, een goeroe; door toegewijde dienst aan Mij, door niet te begeren, met tolerantie voor de wereld van de tegenstellingen en door onderzoek te doen; door de waarheid in te zien van de ellende van de levende wezens overal, door verzakingen en boetvaardigheid en door zinsgenoegens op te geven; door voor Mij te werken, door te luisteren naar verhalen over Mij en ook door steeds vast te houden aan de omgang met toegewijden; door te zingen over Mijn kwaliteiten, door geen vijandschap te koesteren, door allen gelijkgezind te bejegenen, door je emoties te beteugelen, o zonen; door te proberen de vereenzelviging met je huis en je lichaam op te geven, door de yogageschriften te bestuderen; door in afzondering te leven, door de ademhaling, de zinnen en de geest geheel te beheersen, door geloof te ontwikkelen, door voortdurend het celibaat in acht te nemen, door steeds waakzaam te zijn, door je spraak te beperken; door aan Mij te denken, Mij overal te herkennen, door kennis te ontwikkelen, middels de wijsheid in de verlichting van de yogapraktijk en door zich vastbesloten op te stellen en er geduld, enthousiasme en goedheid op na te houden. 

Door het volgen van een spiritueel gevorderde persoon, een goeroe; in toegewijde dienst jegens Mij, door niet te begeren, met tolerantie voor de wereld der tegenstellingen en door eveneens navraag te doen en door realisatie van de waarheid van al de ellende van het levend wezen overal; door verzakingen te beoefenen en boete te doen en zinnelijke genoegens op te geven; door voor Mij te werken, te luisteren naar verhalen over Mij als ook door altijd vast te houden aan het gezelschap der toegewijden; door te zingen over Mijn kwaliteiten; door geen vijandschap te koesteren, allen gelijkgezind te zijn, door de emoties te beteugelen, o zonen; door er naar te verlangen de vereenzelviging met je thuis en het lichaam op te geven, door het bestuderen van de yogageschriften; door in afzondering te leven, door een volledige controle over de ademhaling, de zinnen en de geest; door geloof te ontwikkelen, door altijd het celibaat in acht te nemen, door immer waakzaam te zijn, door zich te beperken in het spreken; door aan Mij te denken, Mij overal te herkennen; door kennis te ontwikkelen, door wijsheid en door verlicht te zijn door de yogapraktijk; door geduld, enthousiasme en behept te zijn met goedheid en liefdadigheid, kan men de valse identificatie met de materiële wereld, de oorzaak van de materiële gebondenheid, opgeven. (Vedabase)

 

Tekst 14

Als je door middel van deze yogapraktijk volledig bevrijd raakt van de hang naar resultaten en je aldus, zoals Ik zei, de knoop van de gebondenheid in het hart die voortkwam uit onwetendheid weet te ontwarren, moet je [uiteindelijk ook] afzien van deze methode van onthechten [deze yoga] zelf.

Volledig bevrijd rakend van de hang naar profijt, en door middel van deze yogapraktijk, zoals ik jullie dat zei, de knoop van de gebondenheid in het hart die werd teweeggebracht door onwetendheid aanpakkend, behoort men [verder] afstand te doen van de middelen der bevrijding. (Vedabase)

 

Tekst 15

De koning of goeroe die Mijn hemel wil bereiken en Mij als het levensdoel beschouwt, moet, zich aldus verhoudend tot zijn zoons of leerlingen, hen instrueren en ze zeggen niet over te gaan tot vruchtdragende handelingen. Hij moet ook niet kwaad worden op ze als ze, vanwege een gebrek aan spiritueel inzicht, niettemin zo bezig willen zijn. Wat kan je [spiritueel] nu bereiken als je iemand anders aanzet tot karmische handelingen? Zo'n koning of goeroe zou er in feite de oorzaak van zijn dat deze zielen wiens visie beneveld is [door materiële motieven] ten val komen in de put [van het valse. Vergelijk B.G. 3: 26].

De koning of goeroe voor zijn zoons of discipelen die, in zijn verlangen naar Mijn verblijf, ervan uitgaat dat Mij bereiken het levensdoel is, behoort op deze wijze, vrij van woede, instructie te verschaffen; als men de geestelijke kennis ontbeert behoort men niet tot vruchtdragende handelingen aan te zetten - want wat kan een man simpelweg zedig of onzedig voor het profijt werkend bereiken? In feite zal hij er de oorzaak van zijn dat degenen wiens visie vertroebeld is, in de put zullen raken [vergelijk B.G. 3: 26].  (Vedabase)


Tekst 16

Mensen die, geobsedeerd in hun verlangen naar materiële goederen, hun werkelijke welzijn uit het oog hebben verloren, staan met hun inspanningen voor tijdelijk geluk vijandig tegenover elkaar en belanden, dwaas als ze zijn, zonder er erg in te hebben, in talloze vormen van lijden [zie ook B.G. 7: 25].

Mensen die persoonlijk het zicht verloren hebben op het pad der goedgunstigheid en die geobsedeerd zijn in hun verlangen naar de goederen, belanden jaloers op elkaar voor het heil van tijdelijk geluk in talloze vormen van lijden en hebben als dwazen geen idee [zie ook B.G. 7: 25]. (Vedabase)

Tekst 17

Welke man van studie en genade, met verstand van zaken op spiritueel gebied, zou nu, geplaatst voor iemand met zo'n belabberde intelligentie, hem dan verder tot die onwetendheid aanzetten? Dat zou gelijk staan aan een blinde man het verkeerde pad op helpen.

Welke man van studie die persoonlijk welbekend is met de spirituele kennis zou in zijn genade iemand anders er toe aanzetten uit te zien naar nogmaals dat, waarop gericht die persoon, in onwetendheid als een blindeman levend verslaafd aan materiële slimmigheid, de verkeerde weg aan het bewandelen is?  (Vedabase)


Tekst 18

Iemand die er niet toe in staat is om degenen die van hem afhankelijk zijn te verlossen van een herhaalde [geboorte en] dood, moet zich niet ontwikkelen tot een vader, een moeder, een huwelijkspartner, een geestelijk leraar of een te aanbidden godheid.

Een dergelijke persoon vermag niet een verwant te zijn, een vader, een moeder, een huwelijkspartner, noch kan hij de werkelijkheid vormen, de geestelijk leraar of de godheid van aanbidding zijn of degene die de verlost brengt uit de herhaling van geboorte en dood. (Vedabase)


Tekst 19

Ik die in deze [bovenzinnelijke] belichaming niet te doorgronden ben heb een hart van zuivere goedheid dat vervuld is van dharma [het devotionele]. Omdat Ik het adharma [het niet-devotionele] ver achter Me laat, noemen zij die Me trouw zijn Me waarheidlievend de Beste ofwel Rishabha.

Het is in deze belichaming van Mij, die ondoorgrondelijk van het eeuwige is, dat daadwerkelijk Mijn hart is ingesteld op het dharma, het devotionele, en Mijn rug is weggekeerd naar het adharma, het niet-devotionele; derhalve noemen de beschaafden mij naar waarheid De Beste, Rishabha. (Vedabase)

 

Tekst 20

Jullie zijn allen geboren uit Mijn hart. Probeer daarom, met een intelligentie vrij van onzuiverheden, je eerbied voor mij te bewaren en jullie broeder Bharata van dienst te zijn die over de mensen heerst.

Daarom, jullie allen, geboren uit Mijn hart, probeer met een zuivere intelligentie de meest verhevene van dienst te zijn, die broeder Bharata van jullie die over de mensen regeert. (Vedabase)

 

Tekst 21-22

Van de gemanifesteerde vormen van bestaan zijn de levende superieur aan de niet-levende en onder hen zijn de wezens die zich rondbewegen ver verheven boven de planten. Van hen zijn zij die intelligentie ontwikkelden beter en beter dan zij zijn de menselijke wezens. Onder hen zijn de geestelijke wezens [de mediteerders van S'iva] de besten. Beter dan zij zijn de zangers van de hemel [de Gandharva's] en superieur aan hen zijn de volmaakten [de Siddha's] boven wie de bovenmenselijke wezens [de Kinnara's] zijn geplaatst. Beter dan de onverlichte zielen [de Asura's die de eerstgenoemden de baas kunnen zijn] zijn de goden onder leiding van Indra, en daar weer boven staan de  zonen van Brahmâ zoals Daksha. Van hen is Heer S'iva de beste en boven hem staat Heer Brahmâ aan wie hij ontsprong. Hij op zijn beurt is weer de toegewijde van Mij, Ik [Vishnu] die de god van de goden van de [geestelijke] wedergeboorte ben [de brahmanen].

Van de levenden en niet-levenden, zijn in verre superieur aan de planten die wezens die zich rondbewegen; van hen zijn zij die intelligentie ontwikkelden beter en beter dan zij zijn de menselijke wezens van wie degenen van de geest, de mediteerders van S'iva, de besten zijn. Beter dan zij zijn de zangers van de hemel [de Gandharva's] en superieur aan hen zijn de volmaakten [de Siddha's], boven wie men de bovenmenselijke wezens [de Kinnara's] aantreft. De goddelijken zijn beter dan de onverlichten en van de directe zonen van Brahmâ, zoals Daksha, geleid door Indra, is Heer S'iva de beste; boven hem vinden we hij die ontsprong aan Heer Brahmâ, Mijn toegewijde [de brahmaan], naar wiens goddelijkheid van tweemaal geboren zijn, Ik er ben als de Heer. (Vedabase)

 

Tekst 23

Geen bestaansvorm is te vergelijken met de brahmanen. Voor zover ik weet, o beste geleerden, staat er niemand boven hen. Met hen eet Ik met meer voldoening van het voedsel dat door de mensen met geloof en liefde in gepast eerbetoon werd geofferd [aan de mond van Mij en de Mijnen], dan dat Ik geniet van het voedsel dat [zonder hen] in [de mond van] het vuur werd geofferd.

Geen andere bestaansvorm doorstaat de vergelijking met de brahmaan noch ken ik, weledelgeleerden, ook maar iemand die boven hem staat. Door hem eet Ik met meer voldoening van het voedsel dat door de mensen met geloof en liefde werd geofferd in gepast eerbetoon [voor de mond van Mij en de mijnen], dan van het voedsel dat aldus in [de mond van] het vuur werd geofferd. (Vedabase)

 

Tekst 24

Het zijn de brahmanen die Mijn eeuwig en stralend lichaam [in de vorm van de Veda's] in deze wereld in stand houden. In hen vindt men de kwaliteiten van de opperste goedheid [sattva] en zuivering [pavitra], de beheersing van de geest [s'ama], de beheersing van de zinnen [dama], de waarheidlievendheid [satya], de genade [anugraha], de boete [tapasya], de tolerantie [titikshâ] en het begrijpen op basis van ervaring [anubhava, zie ook B.G. 18: 42].

Van het lichaam [van de Veda] gevoed door het eeuwige van Mijn geest die vrij is van materiële smetten, heeft men in deze wereld de [acht brahmaanse kwaliteiten van de] aard der opperste goedheid [sattva], de zuivering [pavitra], de beheersing over de geest [s'ama] en de zinnen [dama], de waarheidlievendheid [satya], de genade [anugraha], de boete [tapasya] en de tolerantie [titikshâ], waarin de verwezenlijking van God wordt gevonden. (Vedabase)


Tekst 25

Zij, die hun toegewijde dienst voor Mij verrichten zonder werelds bezit te claimen, verlangen niets anders dan Mij, onbegrensd in vermogen en hoger dan de hoogste, Ik die in staat ben te verlossen en al het hemelse geluk te verschaffen. Waarom zouden ze aan iemand anders nog behoefte hebben?

Oh, aan wie anders zouden jullie [Mijn zoons] behoefte hebben dan aan diegenen die, zonder verlangens en bezittingen in toegewijde dienst jegens Mij, in staat zijn de hemel, de bevrijding en het plezier van Mij af te roepen, en zelfs het onbeperkte van een kracht en weelde hoger dan het hoogste? (Vedabase)


Tekst 26

Mijn beste zoons, heb met je blik [aldus] helder, steeds respect voor alle levende wezens, bewegend en niet bewegend, want Ik houdt me op in hen allen. Dat is hoe je Mij respecteert.

Mijn beste zoons, indachtig de heldere visie dat Ik in hen allen verblijf, behoor je te allen tijde van respect te zijn voor een ieder en voor alles, wetend dat met het respecteren van hen je indirect van respect bent voor Mij. (Vedabase)

 

Tekst 27

Wees met je hele geest, al je woorden en de waarneming van al je actieve en ontvankelijke zinnen, rechtstreeks van aanbidding voor Mij, want zonder dat zal het een mens niet lukken zich te bevrijden van de grote illusie die je bindt aan de dood.'

Betrek al je denken, al je woorden en al wat je ziet van je actieve en ontvankelijke zinnen, rechtstreeks bij Mijn aanbidding, omdat een persoon anders nimmer in staat zal zijn zichzelf te bevrijden van de grote illusie die Yama's val van de dood is.' (Vedabase)


Tekst 28

S'rî S'uka zei: 'Na voor het heil van de mensheid in eigen persoon aldus Zijn zoons te hebben geïnstrueerd, ondanks dat ze al hoog ontwikkeld waren, plaatste de grote persoonlijkheid, de begunstiger en Opperheer van een ieder die bekend stond als de Beste ofwel Rishabha, Bharata, de oudste van Zijn honderd zoons en grootste toegewijde en navolger van de goddelijke orde, op de troon om over de planeet te regeren. Zijn instructie voor Zijn zonen beschrijft het dharma van hen die vrij van materiële verlangens zich niet langer voor het profijt inspannen en zich als grote wijzen, als de besten onder de mensen [paramahamsa's], kenmerken door toegewijde dienst, geestelijk inzicht en onthechting. Terwijl Rishabha [eerst] nog thuis verbleef, aanvaardde Hij [als voorbeeld van Zijn lering], als een halve gek met Zijn haar in de war, alleen nog zijn lichaam [als Zijn bezit]. Toen verliet Hij, gekleed in niets anders dan de lucht [naakt dus], met het Vedisch vuur dat Hij in zichzelf brandende hield, Brahmâvarta om rond te zwerven.

S'rî S'uka zei: 'Na voor het heil van de mensen persoonlijk op deze manier Zijn zoons instructie te hebben verschaft ondanks dat ze hoogst ontwikkeld waren, plaatste de grote persoonlijkheid, de begunstiger en Opperheer van allen die werd gevierd als De Beste, Rishabha, Bharata, de oudste van Zijn honderd zoons en allerhoogste toegewijde en navolger van de goddelijke orde, op de troon om over de planeet te regeren. Dit is de instructie wat betreft de plichten van de grote wijze, die de beste is van al die menselijke wezens die vrij van verlangen niet langer voor het profijt werken en die gekenmerkt zijn door toegewijde dienst, spirituele kennis en onthechting. Alhoewel hij achterbleef met wat hij thuis was, aanvaardde Hij, enkel lichamelijk, als een halve gek met Zijn haar in wanorde, de hemel als zijn kleed en zwierf Hij rond, het vedisch vuur vanbinnen brandend houdend, wijd en zijd buiten Brahmâvarta. (Vedabase)

 

Tekst 29

Als iemand die zich niet bekommerde om de wereld [een avadhûta], kwam Hij over als passief, blind, doof en stom, als was Hij een geest of een waanzinnige, want zelfs als de mensen Hem aanspraken zag Hij, die een gelofte van stilte had afgelegd, ervan af om te spreken.

Hoewel Hij, ledig, blind, doof, stom, als een geest en als een halve gek, de mensen toescheen als iemand die zich niet bekommert om de wereld [een avadhûta], hield Hij zich met de gelofte der zwijgzaamheid stil. (Vedabase)


Tekst 30

Trekkend door steden, dorpen, delfplaatsen, landerijen, tuinen en leefgemeenschappen gelegen in valleien, door militaire kampementen, veeschuren, boerderijen, rustoorden voor pelgrims, heuvels, wouden, toevluchtsoorden enzovoorts, werd Hij hier en daar omringd door slechte mensen, als waren het vliegen, en werd Hij, net als een olifant die uit het bos komt, weggejaagd en bedreigd, bewaterd en bespuugd, met zand, stenen en ontlasting bekogeld en weggescheten en uitgescholden. Maar Hij gaf er niet om omdat Hij, vanuit Zijn begrip over hoe het lichaam zich verhoudt tot de ziel, wist dat de verblijfplaats die dit lichaam vormt en die men echt noemt, niet meer dan een illusoir omhulsel is. In ontkenning van het 'ik' en 'mijn', bleef Hij liever in Zijn persoonlijke glorie terwijl Hij onverstoorbaar en moederziel alleen rondzwierf over de aarde.

Her en der door steden komend, dorpen, delfplaatsen, landerijen, tuinen, leefgemeenschappen gelegen in valleien, militaire kampementen, veeschuren, boerderijen, rustoorden voor pelgrims, heuvels en wouden, toevluchtsoorden en zo voorts, was Hij omringd door slechte mensen en vliegen en werd Hij, als een olifant die uit het bos komt, weggejaagd en bedreigd, bewaterd en bespuugd, in het stof geworpen tussen de stenen en de ontlasting, weggescheten en uitgescholden; maar Hij gaf er niet om omdat Hij, vanuit Zijn begrip over hoe het lichaam zich verhoudt tot de ziel, wist dat de verblijfplaats die dit lichaam is en die men voor echt houdt, niet een levensomstandigheid was die geschikt is voor een man van eer; in plaats daarvan verwijlde Hij in Zijn persoonlijke glorie in ontkenning van het "ik' en "mijn" en zwierf Hij onverstoord moederziel alleen over de aarde rond. (Vedabase)

 

Tekst 31

Met Zijn zeer delicate handen, voeten, borst, lange armen, schouders, nek en gelaat etc., met de fraaie lijn van Zijn goed geproportioneerde ledematen, Zijn natuurlijke glimlach, mooie op lotusblaadjes lijkende gracieuze mond, het wonder van Zijn rood doorlopen, wijdopen ogen en de grote schoonheid van Zijn voorhoofd, oren, halslijn, neus en expressieve lip - waardoor Zijn gezicht als een feest voor al de huisvrouwen overal Cupido in hun harten zou hebben gewekt - zorgde Hij, met Zijn overvloed aan krullend bruin haar, dat was samengeklit, smerig en wanordelijk, ervoor dat Zijn lichaam eruitzag als van iemand die door de duivel was bezeten.

Met Zijn zeer delicate handen, voeten, borst, lange armen, schouders, nek en gelaat etc.; met de prachtige aard van Zijn goed geproportioneerde ledematen, Zijn natuurlijke glimlach, mooie lotusblaadjesgelijke gracieuze mond, het wonder van Zijn roodachtige wijdopen ogen en de grote schoonheid van Zijn voorhoofd, oren, halslijn, neus en expressieve lip, waarvan Zijn gezicht als een feest was voor al de huisvrouwen in het alom opwekken van Cupido in het hart, zag Hij, met het hebben van Zijn overvloed aan krullend bruin haar, dat samengeklit, smerig en verwaarloosd was, er in het lichaam uit als iemand die door de duivel was bezeten. (Vedabase)

 

Tekst 32

Toen Hij, de Allerhoogste Heer, merkte dat de mensen tegen deze yogapraktijk waren gekant, ging Hij, als tegenmaatregel, ertoe over zich abominabel te gedragen door als een python op de grond te liggen. Daarbij besmeurde Hij zich met het voedsel dat Hij kauwde en het drinken dat Hij dronk en wentelde Hij zich in Zijn urine en Zijn uitwerpselen.

Toen Hij, de Allerhoogste Heer, zag dat de mensen zich over het algemeen tegen Zijn yoga waren gekant, ging Hij, om dat karma tegen te gaan, er toe over zich op de grond liggend als een python te gedragen, waarbij hij met het kauwen van Zijn voedsel en drinken van Zijn drinken, het unrineren en Zich ontlasten, Zijn lichaam besmeurde door zich in de uitwerpselen te wentelen. (Vedabase)

 

Tekst 33

De wind geparfumeerd door de lucht van Zijn ontlasting deed de landstreek wel tien yojana's in de omtrek aangenaam geuren.

Zijn ruiken naar de ontlasting was van een dermate prettige geur dat de lucht van de landstreek in een omtrek van tien yojana's doortrokken raakte van een aangenaam aroma. (Vedabase)

 

Tekst 34

Met wat Hij deed bewegend, staand, zittend en neerliggend met de koeien, de kraaien en de herten, at, dronk en urineerde Hij, net zoals de koeien, de kraaien en de herten dat doen.

Aldus in Zijn handelingen zich bewegend, staand, zittend en neerliggend met de koeien, de kraaien en de herten at Hij, dronk Hij, en urineerde Hij ook zoals de koeien, de kraaien en de herten dat doen. (Vedabase)

 

Tekst 35

Op die manier de verschillende wegen van de mystieke yoga bewandelend, genoot Rishabha, de Opperheer, de Meester van de Verlichting, onophoudelijk van het Allerhoogste in grote gelukzaligheid. Hij onderging de symptomen van de liefdevolle emoties voor de Allerhoogste Persoonlijkheid Vâsudeva, die zich ophoudt in het hart van alle levende wezens, en bereikte door Zijn fundamentele onverschilligheid de volkomen perfectie in het Hoogste Zelf. Maar, o Koning Parîkchit, de volheid van de mystieke vermogens van de yoga die Hij aldus terloops bereikte - zoals reizen door de lucht, zich met de snelheid van de bliksem bewegen, het vermogen ongezien te blijven, het vermogen het lichaam van anderen binnen te gaan, de macht om zonder moeite dingen op afstand waar te nemen en andere perfecties [ofwel de siddhi's, zie eveneens 2.2: 22; 2.9: 17; 3.15: 45; 3.25: 37] -, kon Hij in Zijn hart nimmer volkomen aanvaarden.'

Met het op die manier bewandelen van de verschillende wegen van de mystieke yoga genoot de Opperheer, de Meester der Verlichting, Rishabha, onophoudelijk in grote gelukzaligheid van het Allerhoogste. Door Zijn fundamentele onverschilligheid bereikte Hij in het Hoogste Zelf, de volkomen perfectie van het onbegrensde van het geheel van de weelde en de symptomen van liefdevolle emoties jegens de Allerhoogste Persoonlijkheid Vâsudeva die zich ophoudt in het hart van alle levende wezens; maar het volle van de mystieke vermogens, zoals het reizen door de lucht, zich met de snelheid van de bliksem bewegen, het vermogen ongezien te blijven, het vermogen in het lichaam van anderen binnen te gaan, de macht om zonder moeite dingen op afstand waar te nemen en andere perfecties [siddhi's, zie eveneens 2.2: 22; 2.9: 17; 3.15: 45; 3.25: 37] die hij aldus bereikte, o Koning Parîkchit, aanvaardde Hij nimmer rechtstreeks in Zijn hart. (Vedabase)

 

*: De vijf belangrijkste liefdevolle relaties of rasa's waarin met de Heer alle hogere emoties worden ervaren, zijn de neutrale relatie (santa), de relatie tussen meester en dienaar (dâsya), de vriendschapsrelatie (sakhya), de ouder-kind relatie (vâtsalya) en de liefdesrelatie (sringâra).

 
 

 

 

Creative Commons
                License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de

Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License
.

De schilderijen zijn Jain miniaturen getiteld:'Layman and laywoman in worshipping posture'.
Palm Leaf. Western India. Source.

.Productie: de Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd.




 

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties