regelbalk



 

 

Canto 11

Bhajahū Re Mana

 


 

Hoofdstuk 16: De Volheden van de Heer

(1) S'rī Uddhava zei: 'Jij bent de Allerhoogste Geest in eigen persoon, waaraan geen grenzen zijn gesteld, zonder een begin en zonder een eind. Je bent de [ware] beschermer en de handhaving, vernietiging en schepping van alles wat bestaat. (2) O Allerhoogste Heer, terwijl Je voor hen die zich niet de baas zijn moeilijk te begrijpen bent, aanbidden brahmaanse kenners Je aanwezigheid in zowel de hogere als lagere levensvormen van de schepping. (3) De grote wijzen bereiken de volmaaktheid door Je te aanbidden met toewijding voor deze of gene gedaante. Spreek alsJeblieft voor me over die gedaanten. (4) O Handhaver van Alle Wezens, aan het oog onttrokken ben Je bezig als de Eigenlijke Ziel van de levende wezens. Jij slaat hen gade terwijl zij, begoocheld door Jou(w uiterlijkheid), Jou niet zien. (5) En alsJeblieft, o grootste Macht, leg me uit wat al Je vermogens zijn die Je manifesteert in alle richtingen op aarde, in de hemel en in de hel. Mijn eerbetuigingen aan Jouw lotusvoeten, die de toevlucht vormen van alle heilige plaatsen.'

(6) De Allerhoogste Heer zei: 'Ditzelfde, o beste van alle vragenstellers, vroeg Arjuna Mij ten tijde van de vernietiging toen hij met zijn rivalen de strijd wilde aanbinden [te Kurukshetra, zie B.G. 2: 54, 13: 1-2, 14: 21, 18: 1]. (7) Zich bewust van het feit dat het doden van zijn verwanten ter wille van de heerschappij een goddeloze, abominabele daad was, zag hij er van af en zei hij met een wereldse geest: 'Met hen gedood zou ik het zijn die hen doodde' [B.G. 1: 37-45, vergelijk 2: 19]. (8) Die tijger onder de mensen, stelde Mij bij aanvang van de veldslag vragen zoals jij en werd toen door Mij wat betreft de kwestie voorgelicht met de nodige argumenten.

(9) Ik ben de Superziel van al deze levensvormen, o Uddhava, hun Begunstiger en Heer en Meester; Ik ben de handhaving, schepping en vernietiging van alle levende wezens. (10) Ik ben het doel van hen die naar vooruitgang streven, de Tijd van hen die controle uitoefenen, Ik ben het evenwicht van de basiskwaliteiten van de natuur, alsook de deugd van degenen met goede eigenschappen. (11) Ik ben de draad [de regel, sūtra] voor alles wat is samengesteld uit de guna's, Ik ben de totaliteit van alles wat groot is, onder de subtiele dingen ben Ik de geestelijke ziel, en van alles wat moeilijk te overwinnen is ben Ik de geest. (12) Ik ben Hiranyagarbha [Brahmā, de oorspronkelijke leraar] van de Veda's, onder de mantra's ben Ik de drie-letterige Omkāra, van de letters ben Ik de eerste [de 'a'] en van de heilige versvoeten ben Ik de drievoetige [Gāyatrī-mantra]. (13) Onder de goden ben Ik Indra, onder de Vasu's ben Ik Agni, onder de zoons van Aditi ben Ik Vishnu [Vāmana], en onder de Rudra's ben Ik Nīla-Lohita [hij die rood-blauw gekleurd is, S'iva. Ze ook 3.12: 7]. (14) Ik ben Bhrigu onder de brahmaanse wijzen, Ik ben Manu onder de wijze koningen, onder de goddelijke wijzen ben Ik Nārada en onder de koeien ben Ik Kāmadhenu [de koe van overvloed]. (15) Onder degenen volmaakt van beheersing ben Ik Kapila, Garuda ben Ik onder de vogels, Daksha onder de stamvaders, en Aryamā onder de voorvaderen. (16) O Uddhava, ken Mij onder de zoons van Diti als Prahlāda, de heer van de onverlichte zielen, ken Mij als de [orde van de] maan voor de sterren en de kruiden, en als Kuvera, de heer van de rijkdom onder de Yaksha's en Rākshasa's. (17) Ik ben Airāvata onder de statige olifanten, ik ben Varuna, de meester van de waterwezens, van alles wat verhit en licht geeft ben Ik de zon, en onder de menselijke wezens ben Ik de heerser over het rijk [de koning]. (18) Uccaihs'ravā ben Ik onder de paarden, van de metalen ben Ik het goud, Yamarāja ben Ik onder degenen die controle uitoefenen en onder de serpenten ben Ik Vāsuki. (19) Onder de gekraagde slangen ben Ik Anantadeva, onder de beesten met tanden en hoorns ben Ik de leeuw, van de maatschappelijke afdelingen [de statusgroepen, de ās'rama's] ben Ik de vierde orde [de sannyāsī's], en onder de roepingen [de varna's] ben Ik de eerste roeping [van de brahmanen], o zondeloze. (20) Onder de heilige rivieren ben Ik de Ganges, onder de watervlakten ben Ik de oceaan, Ik ben de boog onder de wapens, en onder hen die de boog hanteren ben Ik de vernietiger van Tripura [S'iva]. (21) Meru ben Ik onder de bergen, onder de onbegaanbare plaatsen ben Ik de Himalaya's, van de bomen de as'vattha, en onder de planten ben Ik de planten die graankorrels hebben. (22) Onder de priesters ben Ik Vasishthha, onder hen die zweren bij de Veda ben Ik Brihaspati, Kārtikeya [Skanda] ben Ik onder de legeraanvoerders, en onder de meest vooraanstaanden [van geestelijk leiderschap] ben Ik de ongeboren, allerhoogste Heer [Brahmā, de Schepper]. (23) Van de offers ben Ik de studie van de Veda, van de geloften ben Ik de gelofte van geweldloosheid [vegetarisme], en onder de zuiveraars vuur, wind, zon, water, spraak en ziel ben Ik de zuiverste [de Superziel]. (24) Van het [achtvoudig] yogaproces ben Ik de volledige terughoudendheid met de ziel [het eindstadium samādhi], voor hen die de overwinning verlangen ben Ik behoedzaam advies, van alle onderscheidingsvermogen ben Ik de [metafysische] logica [betreffende het onderscheiden van geest en stof], en voor de speculatieve filosofen ben Ik de diversiteit aan gezichtspunten [shad-dars'ana]. (25) Onder de dames ben Ik S'atarūpā [de vrouw van Manu, zie 3.12: 54] en onder de mannen ben Ik Svāyambhuva Manu. Ik ben de wijze Nārāyana [zie 10.87: 4] onder de wijzen en onder de celibatairen ben Ik Sanat-kumāra. (26) Onder de religieuze beginselen ben Ik de verzaking, van alle zaken van fundamenteel belang ben Ik het innerlijk besef, van de geheimhouding ben Ik de vriendelijkheid en de stilte, en van de seksuele paren ben Ik de ongeborene [Brahmā, de oorspronkelijke vader, zie 3.12: 53-54]. (27) Van wat een stabiele visie vormt ben Ik het zonnejaar, van de seizoenen ben Ik het voorjaar, van de maanden ben Ik Mārgas'īrsha [November-December], en van de huizen van de maan [de zevenentwintig nakshatra's] ben Ik Abhijit. (28) Onder de yuga's ben Ik Satya-yuga, onder de standvastigen ben Ik Devala en Asita, van de bewerkers van de Veda ben Ik Dvaipāyana [Vyāsadeva], en onder de geleerden thuis in de spiritualiteit ben Ik S'ukrācārya. (29) Onder hen die men Bhagavān noemt [de Allerhoogste Heer] ben Ik Vāsudeva, onder Mijn toegewijden ben Ik jou inderdaad [Uddhava], onder de aapachtigen ben Ik Hanumān, en onder de wetenschappers ben Ik Sudars'ana. (30) Ik ben de robijn onder de juwelen, van alles wat mooi is ben Ik de lotuskelk, van alle grassoorten ben Ik het kus'agras, en van de rituele uitgietingen ben Ik de ghee van de koe. (31) Ik ben het fortuin van hen die zaken doen, van de bedriegers ben Ik het gokken, Ik ben de vergevingsgezindheid van de toleranten en Ik ben het karakter van hen die van de geaardheid goedheid zijn. (32) Ik ben de geestelijke en lichamelijke kracht van de sterken. Alsjeblieft, weet dat Ik de verrichte [toegewijde] arbeid ben van de toegewijden en dat van Mijn negen gedaanten [de nava mūrti] waarmee deze Sātvata's Mij aanbidden, Ik de Opperste Oorspronkelijke Gedaante ben [Vāsudeva]. (33) Onder de zangers van de hemel ben Ik Vis'vāvasu en onder de hemelse dansmeisjes ben Ik Pūrvacitti. Ik ben de onverzettelijkheid van de bergen en de pure geur van de aarde. (34)  Ik ben de verheven smaak van water en van het meest schitterende ben Ik de zon. Ik ben het schijnsel van de maan, de sterren en de zon, en Ik ben de bovenzinnelijke geluidsvibratie in de ether [zie ook 11.15: 19]. (35) Onder hen die de brahmaanse cultuur zijn toegewijd ben Ik Bali, van de helden ben Ik Arjuna, en Ik ben de ontwikkeling, stabiliteit en teloorgang van alle levende wezens. (36) Van al de zinnen ben Ik het het vermogen te lopen, spreken, uitscheiden, hanteren en genieten [de karmendriya's], alsmede die van het aanraken, zien, proeven, horen en ruiken [de jńānendriya's].

(37) Dit alles wat Ik opsomde - aarde, lucht, ether, water en vuur, het ego, het grote [principe, het intellect], de [verdere elf] transformaties [de tien indriya's en de geest], de persoon, het ongemanifesteerde en de geaardheden rajas, tamas en sattva - staat, met inbegrip van de geestelijke kennis en de vaste overtuiging [ermee], voor Mij, Ik, de Allerhoogste. (38) Ik, de Opperheer, het levende wezen, de [goede] kwaliteiten en de eigenaar van die kwaliteiten, ben de Ziel van allen; Ik ben inderdaad alles, degene buiten wie er niets dan ook bestaat. (39) Ik die de universa creėer met miljoenen tegelijk kan na de nodige tijd de atomen ervan tellen, maar dat lukt Me niet met Mijn volheden [vergelijk 10.14: 7]. (40) Welke macht, schoonheid, roem, heerschappij [zie 11.15], bescheidenheid, verzaking, plezier, fortuin, kracht, tolerantie of wijsheid men ook aantreft, vormt allemaal een integraal onderdeel van Mij. (41) Al deze geestelijke vermogens die Ik kort voor je opsomde [zie ook B.G. 7, 9 en 10] zijn transformaties die door de geest in toepasselijke termen worden vervat [in de geschriften, in de leringen]. (42) Beheers [daarom] je geest, beheers je spraak, beheers je adem en je zinnen. Beheers [middels meditatie] jezelf vanuit de ziel, zodat je nimmer weer zult struikelen op het pad van het materieel bestaan. (43) Van een transcendentalist die niet door meditatie zijn spraak en geest geheel beheerst, zullen zijn geloften, boetedoening en liefdadigheid wegsijpelen als water uit een ongebakken pot. (44) Iemand die Mij is toegewijd, moet daarom zijn woorden, geest en levensadem beheersen. Met die intelligentie aldus verbonden in toewijding tot Mij, bereikt hij dan zijn levensdoel.'

 

 next                       

 
 

 

Derde herziene editie, geladen 14 mei, 2022.

 

 

 

 

 

Voorgaande Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'rī Uddhava zei: 'Jij bent de Allerhoogste Geest in eigen persoon, waaraan geen grenzen zijn gesteld, zonder een begin en zonder een eind. Je bent de [ware] beschermer en de handhaving, vernietiging en schepping van alles wat bestaat.
S'rī Uddhava zei: 'Jij bent de grootste, het Allerhoogste Zelve. Aan Jouw zijn geen grenzen gesteld, Je bent zonder een begin en een eind. Je bent de ware beschermer en de handhaving, vernietiging en schepping van alles wat bestaat. (Vedabase)

 

Tekst 2

O Allerhoogste Heer, terwijl Je voor hen die zich niet de baas zijn moeilijk te begrijpen bent, aanbidden brahmaanse kenners Je aanwezigheid in zowel de hogere als lagere levensvormen van de schepping.

O, Allerhoogste Heer, terwijl Je voor de goddelozen moeilijk te begrijpen bent, aanbidden de brahmanen Jou in Je werkelijkheid van aanwezig zijn in zowel de hogere als de lagere levensvormen van de schepping. (Vedabase)

 

Tekst 3

De grote wijzen bereiken de volmaaktheid door Je te aanbidden met toewijding voor deze of gene gedaante. Spreek alsJeblieft voor me over die gedaanten.

AlsJeblieft vertel me over de verschillende gedaanten [van Jou, zie catur vyūha] met behulp waarvan de grote wijzen die Je met toewijding aanbidden die volmaaktheid [die de allerhoogste is] bereiken. (Vedabase)

 

Tekst 4

O Handhaver van Alle Wezens, aan het oog onttrokken ben Je bezig als de Eigenlijke Ziel van de levende wezens. Jij slaat hen gade terwijl zij, begoocheld door Jou(w uiterlijkheid), Jou niet zien.

O handhaver van Alle Wezens, aan het oog onttrokken ben Je bezig als de Eigenlijke Ziel van de levende wezens. Jij slaat hen gade terwijl zij, door Jou(w uiterlijkheid) begoocheld, Jou niet kunnen zien. (Vedabase)

 

Tekst 5

En alsJeblieft, o grootste Macht, leg me uit wat al Je vermogens zijn die Je manifesteert in alle richtingen op aarde, in de hemel en in de hel. Mijn eerbetuigingen aan Jouw lotusvoeten, die de toevlucht vormen van alle heilige plaatsen.'

En, alsJeblieft, leg me uit, o grootste Macht, wat al Je potentieel is door Jou gemanifesteerd in alle richtingen op aarde, in de hemel en in de hel; mijn eerbetuigingen aan Jouw lotusvoeten, die het verblijf vormen van alle heilige plaatsen.' (Vedabase)

 

Tekst 6

De Allerhoogste Heer zei: 'Ditzelfde, o beste van alle vragenstellers, vroeg Arjuna Mij ten tijde van de vernietiging toen hij met zijn rivalen de strijd wilde aanbinden [te Kurukshetra, zie B.G. 2: 54, 13: 1-2, 14: 21, 18: 1].

De Allerhoogste Heer zei: 'Deze vraag, o beste van alle vragenstellers, werd door Arjuna ten tijde van de vernietiging gesteld toen hij met zijn rivalen de strijd wilde aanbinden [te Kurukshetra, zie B.G. 2: 54, 13: 1-2, 14: 21, 18: 1]. (Vedabase)

 

Tekst 7

Zich bewust van het feit dat het doden van zijn verwanten ter wille van de heerschappij een goddeloze, abominabele daad was, zag hij er van af en zei hij met een wereldse geest: 'Met hen gedood zou ik het zijn die hen doodde' [B.G. 1: 37-45, vergelijk 2: 19].

Zich bewust van het feit dat het doden van zijn verwanten een goddeloze, abominabele daad was met de heerschappij voor ogen, zag hij er van af en zei hij met een wereldse geest: 'Dan ben ik degene die afslacht en zijn zij degenen die worden afgeslacht' [B.G. 1: 37-45, vergelijk 2: 19]. (Vedabase)

 

Tekst 8

Die tijger onder de mensen, stelde Mij bij aanvang van de veldslag vragen zoals jij en werd toen door Mij wat betreft de kwestie voorgelicht met de nodige argumenten.

Hij, die net als jij een tijger is onder de mensen, stelde Mij voorafgaande aan de veldslag vragen en werd toen door Mij met logische argumenten voorgelicht inzake de materie. (Vedabase)

 

Tekst 9

Ik ben de Superziel van al deze levensvormen, o Uddhava, hun Begunstiger en Heer en Meester; Ik ben de handhaving, schepping en vernietiging van alle levende wezens.

Ik ben van al deze levensvormen hun Ziel, o Uddhava, hun Begunstiger en Beheerser, Ik ben de handhaving, schepping en vernietiging van al de levende wezens. (Vedabase)

 

Tekst 10

Ik ben het doel van hen die naar vooruitgang streven, de Tijd van hen die controle uitoefenen, Ik ben het evenwicht van de basiskwaliteiten van de natuur, alsook de deugd van degenen met goede eigenschappen.

Ik ben het doel van hen die naar vooruitgang streven, de Tijd van hen die controle uitoefenen, van de geaardheden der natuur ben Ik het evenwicht en de natuurlijke deugd der godvruchtigen ben Ik ook. (Vedabase)

 

 Tekst 11

Ik ben de draad [de regel, sūtra] voor alles wat is samengesteld uit de guna's, Ik ben de totaliteit van alles wat groot is, onder de subtiele dingen ben Ik de geestelijke ziel, en van alles wat moeilijk te overwinnen is ben Ik de geest.

Van alles wat kwaliteit heeft ben Ik de leidraad, van alles wat groot is ben Ik de totaliteit, van het subtiele ben Ik de geestelijke ziel en onder de zaken die moeilijk te overwinnen zijn ben Ik de geest. (Vedabase)

 

Tekst 12

Ik ben Hiranyagarbha [Brahmā, de oorspronkelijke leraar] van de Veda's, onder de mantra's ben Ik de drie-letterige Omkāra, van de letters ben Ik de eerste [de 'a'] en van de heilige versvoeten ben Ik de drievoetige [Gāyatrī-mantra].

Ik ben Hiranyagarbha [Brahmā de oorspronkelijke leraar] van de Veda's, van de mantra's ben Ik de drie-letterige Omkāra, van de letters ben Ik de eerste [de 'a'], en van de heilige versvoeten ben Ik de drievoetige [de Gāyatrī-mantra]. (Vedabase)

 

Tekst 13

Onder de goden ben Ik Indra, onder de Vasu's ben Ik Agni, onder de zoons van Aditi ben Ik Vishnu [Vāmana], en onder de Rudra's ben Ik de Nīla-Lohita [hij die rood-blauw gekleurd is, S'iva. Zie ook 3.12: 7].

Van al de goden ben Ik Indra, onder de Vasu's ben Ik Agni, onder de zoons van Aditi ben Ik Vishnu [Vāmana] en onder de Rudra's ben Ik de Rood-Blauwe [S'iva, zie ook 3.12: 7]. (Vedabase)

 

Tekst 14

Ik ben Bhrigu onder de brahmaanse wijzen, Ik ben Manu onder de wijze koningen, onder de  goddelijke wijzen ben Ik Nārada en onder de koeien ben Ik Kāmadhenu [de koe van overvloed].

Bhrigu ben Ik onder de brahmaanse wijzen, van de brahmaanse koningen ben Ik Manu, van de brahmaanse halfgoden ben Ik Nārada en onder de koeien ben Ik Kāmadhenu [de koe van overvloed]. (Vedabase)

 

Tekst 15

Onder degenen volmaakt van beheersing ben Ik Kapila, Garuda ben Ik onder de vogels, Daksha onder de stamvaders, en Aryamā onder de voorvaderen.

Van de volmaakten van beheersing ben Ik Kapila, Garuda ben Ik onder de vogels, Daksha onder de stamvaders, en Aryamā onder de voorvaderen. (Vedabase)

 

Tekst 16

O Uddhava, ken Mij onder de zoons van Diti als Prahlāda, de heer van de onverlichte zielen, ken Mij als de [orde van de] maan voor de sterren en de kruiden, en als Kuvera, de heer van de rijkdom onder de Yaksha's en Rākshasa's.

O Uddhava ken Mij onder de zoons van Diti als Prahlāda, de beheerser der onverlichten, ken Mij als de [orde van de] maan voor de sterren en de kruiden, en als Kuvera, de heer der rijkdom onder de Yaksha's en Rākshasa's. (Vedabase)

  

Tekst 17

Ik ben Airāvata onder de statige olifanten, ik ben Varuna, de meester van de waterwezens, van alles wat verhit en licht geeft ben Ik de zon, en onder de menselijke wezens ben Ik de heerser over het rijk [de koning].

Airāvata ben Ik onder de statige olifanten, Varuna, de meester ben Ik onder de wezens van het water, van de dingen die verhitten en licht geven ben Ik de zon, en onder de menselijke wezens ben Ik de heerser over het rijk. (Vedabase)

 

Tekst 18

Uccaihs'ravā ben Ik onder de paarden, van de metalen ben Ik het goud, Yamarāja ben Ik onder degenen die controle uitoefenen en onder de serpenten ben Ik Vāsuki.

Uccaihs'ravā ben Ik onder de paarden, onder de metalen ben Ik het goud, Yamarāja ben Ik onder de regelaars en ook ben Ik Vāsuki onder de serpenten. (Vedabase)

 

Tekst 19

Onder de gekraagde slangen ben Ik Anantadeva, onder de beesten met tanden en hoorns ben Ik de leeuw, van de maatschappelijke afdelingen [de statusgroepen, de ās'rama's] ben Ik de vierde orde [de sannyāsī's], en onder de roepingen [de varna's] ben Ik de eerste roeping [van de brahmanen], o zondeloze.

Anantadeva ben Ik onder de gekraagde slangen, van alle beesten met tanden en hoorns ben Ik de leeuw, van de geestelijke orden [de statusgroepen, de ās'rama's] ben Ik de vierde [de sannyāsī's] en onder de roepingen [varna's] ben Ik de eerste [de brahmanen], o zondeloze. (Vedabase)

 

Tekst 20

Onder de heilige rivieren ben Ik de Ganges, onder de watervlakten ben Ik de oceaan, Ik ben de boog onder de wapens, en onder hen die de boog hanteren ben Ik de vernietiger van Tripura [S'iva].

Onder de heilige plaatsen en dat wat stroomt ben Ik de Ganges, de oceaan ben Ik onder de watervlakten, de boog onder de wapens en de vernietiger van Tripura [S'iva] onder hen die de boog hanteren. (Vedabase)

 

Tekst 21

Meru ben Ik onder de bergen, onder de onbegaanbare plaatsen ben Ik de Himalaya's, van de bomen de as'vattha, en onder de planten ben Ik de planten die graankorrels hebben [gerst].

Meru ben Ik onder de bergen, onder de onbegaanbare plaatsen ben Ik de Himalaya's, van de bomen de as'vattha, en onder de planten ben Ik de planten die graankorrels hebben [gerst]. (Vedabase)

 

 Tekst 22

Onder de priesters ben Ik Vasishthha, onder hen die zweren bij de Veda ben Ik Brihaspati, Kārtikeya [Skanda] ben Ik onder de legeraanvoerders, en onder de meest vooraanstaanden [van geestelijk leiderschap] ben Ik de ongeboren, allerhoogste Heer [Brahmā, de Schepper].

Onder de priesters ben Ik Vasishthha, onder hen die zweren bij de Veda ben Ik Brihaspati, Kārttikeya [Skanda] ben Ik onder de legeraanvoerders en onder hen die van geestelijke vooruitgang zijn ben Ik de hoogste heer die ongeboren is [Brahmā, de Schepper]. (Vedabase)

 

 Tekst 23

Van de offers ben Ik de studie van de Veda, van de geloften ben Ik de gelofte van geweldloosheid [vegetarisme], en onder de zuiveraars vuur, wind, zon, water, spraak en ziel ben Ik de zuiverste [de Superziel].

Van de offers ben Ik de studie van de Veda, van de geloften ben Ik de gelofte der geweldloosheid [vegetarisme], en van alle zuiveraars ben Ik het zuivere vuur, de wind, de zon, het zuivere water en de spraak in eigen persoon. (Vedabase)

 

 Tekst 24

Van het [achtvoudig] yogaproces ben Ik de volledige terughoudendheid met de ziel [het eindstadium samādhi], voor hen die de overwinning verlangen ben Ik behoedzaam advies, van alle onderscheidingsvermogen ben Ik de [metafysische] logica [betreffende het onderscheiden van geest en stof], en voor de speculatieve filosofen ben Ik de diversiteit aan gezichtspunten [shad-dars'ana].

Van het yogaproces ben Ik het eindstadium van de samādhi, omzichtig advies ben Ik onder hen die de overwinning verlangen, van alle onderscheidingsvermogen ben Ik de metafysische logica [of de spirituele wetenschap van het onderscheiden van geest en stof], en onder de speculatieve filosofen ben Ik de keuze.(Vedabase)

 

 Tekst 25

Onder de dames ben Ik S'atarūpā [de vrouw van Manu, zie 3.12: 54] en onder de mannen ben Ik Svāyambhuva Manu. Ik ben de wijze Nārāyana [zie 10.87: 4] onder de wijzen en onder de celibatairen ben Ik Sanat-kumāra.

Onder de dames ben Ik S'atarūpā [de vrouw van Manu, zie 3.12: 54] en onder de mannen ben Ik Svāyambhuva Manu, de wijze Nārāyana [zie 10.87: 4] ben Ik onder de wijzen alsook Sanat-kumāra onder de celibatairen. (Vedabase)

 

 Tekst 26

Onder de religieuze beginselen ben Ik de verzaking, van alle zaken van fundamenteel belang ben Ik het innerlijk besef, van de geheimhouding ben Ik de vriendelijkheid en de stilte, en van de seksuele paren ben Ik de ongeborene [Brahmā, de oorspronkelijke vader, zie 3.12: 53-54].

Van de religieuze beginselen ben Ik de verzaking, van alle zaken die fundamenteel zijn ben Ik het innerlijk besef, van de geheimhouding ben Ik de vriendelijkheid en de stilte, en van het seksuele paar ben Ik de ongeborene [de stamvader, de Prajāpati die Brahmā is].  (Vedabase)

 

 Tekst 27

Van wat een stabiele visie vormt ben Ik het zonnejaar, van de seizoenen ben Ik het voorjaar, van de maanden ben Ik Mārgas'īrsha [November-December], en van de huizen van de maan [de zevenentwintig nakshatra's] ben Ik Abhijit.

Van wat steeds waakzaam is ben Ik het zonnejaar, van de seizoenen ben Ik het voorjaar, van de maanden ben Ik Mārgas'īrsha [November-December], en van de huizen van de maan [de zevenentwintig nakshatra's] ben Ik Abhijit. (Vedabase)

 

 Tekst 28

Onder de yuga's ben Ik Satya-yuga, onder de standvastigen ben Ik Devala en Asita, van de bewerkers van de Veda ben Ik Dvaipāyana [Vyāsadeva], en onder de geleerden thuis in de spiritualiteit ben Ik S'ukrācārya.

Van de yuga's ben Ik Satya-yuga, onder de nuchteren ben Ik Devala en Asita, van de bewerkers van de Veda ben Ik Dvaipāyana [Vyāsadeva], en onder de geleerden geschoold in de spiritualiteit ben Ik S'ukrācārya. (Vedabase)

 

 Tekst 29

Onder hen die men Bhagavān noemt [de Allerhoogste Heer] ben Ik Vāsudeva, onder Mijn toegewijden ben Ik jou inderdaad [Uddhava], onder de aapachtigen ben Ik Hanumān, en onder de wetenschappers ben Ik Sudars'ana.

Van hen die aanspraak kunnen maken op de naam Bhagavān [de Allerhoogste Heer] ben Ik Vāsudeva, onder Mijn toegewijden ben Ik jou inderdaad [Uddhava], onder de aapachtigen ben Ik Hanumān, en onder de wetenschappers ben Ik Sudars'ana. (Vedabase)

 

 Tekst 30

Ik ben de robijn onder de juwelen, van alles wat mooi is ben Ik de lotuskelk, van alle grassoorten ben Ik het kus'agras, en van de rituele uitgietingen ben Ik de ghee van de koe.

Van de juwelen ben Ik de robijn, van alles wat mooi is ben Ik de lotuskelk, van alle grassoorten ben Ik het kus'agras en van de rituele uitgietingen ben Ik de ghee van de koe. (Vedabase)

 

 Tekst 31

Ik ben het fortuin van hen die zaken doen, van de bedriegers ben Ik het gokken, Ik ben de vergevingsgezindheid van de toleranten en Ik ben het karakter van hen die van de geaardheid goedheid zijn.

Van het ondernemen ben Ik het fortuin, van de bedriegers ben Ik het gokken, de vergevingsgezindheid ben Ik onder de toleranten en het karakter ben Ik van hen die van de geaardheid goedheid zijn.  (Vedabase)

 

 Tekst 32

Ik ben de geestelijke en lichamelijke kracht van de sterken. Alsjeblieft, weet dat Ik de verrichte [toegewijde] arbeid ben van de toegewijden en dat van Mijn negen gedaanten [de nava mūrti] waarmee deze Sātvata's Mij aanbidden, Ik de Opperste Oorspronkelijke Gedaante ben [Vāsudeva].

De geestelijke en lichamelijke kracht ben Ik van de sterken. Alsjeblieft, weet dat Ik onder de toegewijden de verrichte [toegewijde] arbeid ben en dat onder Mijn negen gedaanten [de nava mūrti], waarmee deze Sātvata's Mij aanbidden, Ik de Opperste Oorspronkelijke Gedaante ben [Vāsudeva]. (Vedabase)

 

 Tekst 33

Onder de zangers van de hemel ben Ik Vis'vāvasu en onder de hemelse dansmeisjes ben Ik Pūrvacitti. Ik ben de onverzettelijkheid van de bergen en de pure geur van de aarde.

Onder de zangers van de hemel ben Ik Vis'vāvasu en onder de hemelse dansmeisjes ben Ik Pūrvacitti. Ik ben de onverzettelijkheid van de bergen en het aroma waargenomen van de aarde. (Vedabase)

 

 Tekst 34

Ik ben de verheven smaak van water en van het meest schitterende ben Ik de zon. Ik ben het schijnsel van de maan, de sterren en de zon, en Ik ben de bovenzinnelijke geluidsvibratie in de ether [zie ook 11.15: 19].

Ik ben de fijne smaak van water en van de zaken die het meest schitterend zijn ben Ik de Zon. Ik ben het schijnsel van de maan, de sterren en de zon, en Ik ben de bovenzinnelijke geluidsvibratie in de hemel [zie ook 11.15: 19]. (Vedabase)

 

 Tekst 35

Onder hen die de brahmaanse cultuur zijn toegewijd ben Ik Bali, van de helden ben Ik Arjuna, en Ik ben de ontwikkeling, stabiliteit en teloorgang van alle levende wezens.

Onder hen die van de brahmaanse cultuur zijn ben Ik Bali, van de helden ben Ik Arjuna en inderdaad ben Ik het zich opwerpen, het zich handhaven en het uiteindelijke opgaan van alle levende wezens. (Vedabase)

 

 Tekst 36

Van al de zinnen ben Ik het vermogen te lopen, spreken, uitscheiden, hanteren en genieten [de karmendriya's], alsmede die van het aanraken, zien, proeven, horen en ruiken [de jńānendriya's].

Van de macht der zinnen ben Ik het lopen, de spraak, de uitscheiding, het hanteren en de seksuele vreugde [de karmendriya's] alsmede de aanraking, het zicht, de tast, het gehoor en de reuk [de jńānendriya's]. (Vedabase)

 

 Tekst 37

Dit alles wat Ik opsomde - aarde, lucht, ether, water en vuur, het ego, het grote [principe, het intellect], de [verdere elf] transformaties [de tien indriya's en de geest], de persoon, het ongemanifesteerde en de geaardheden rajas, tamas en sattva - staat, met inbegrip van de geestelijke kennis en de vaste overtuiging [ermee], voor Mij, Ik, de Allerhoogste.

Dit alles wat Ik opsomde - de subtiele vorm van de aarde [de reuk], van de lucht [de tast], van de ether [het geluid], van het water [de smaak], van het vuur [het licht]; het geheel van de materie, de zestien elementen [die vijf basiselementen, de indriya's en de geest], de persoon, het ongemanifesteerde en de geaardheden rajas, tamas en sattva - staat met inbegrip van de geestelijke kennis en de vaste overtuiging [ermee] voor Mijn persoon, Ik die de Allerhoogste ben. (Vedabase)

 

 Tekst 38

Ik, de Opperheer, het levende wezen, de [goede] kwaliteiten en de eigenaar van die kwaliteiten, ben de Ziel van allen; Ik ben inderdaad alles, degene buiten wie er niets dan ook bestaat.

Ik ben de Opperste Beheerser van het levende wezen, de guna's en de grotere werkelijkheid. Ik, de Ziel van allen, ben waarlijk alles, Hij buiten wie er hoe dan ook niets bestaat. (Vedabase)

 

 Tekst 39

Ik die de universa creėer met miljoenen tegelijk kan na de nodige tijd de atomen ervan tellen, maar dat lukt Me niet met Mijn volheden [vergelijk 10.14: 7].

Het kan Me lukken in een zekere tijd de atomen te tellen maar dat lukt Me niet met de volheden van Mij, Ik die de universa schep met miljoenen tegelijk [vergelijk 10.14: 7]. (Vedabase)

 

 Tekst 40

Welke macht, schoonheid, roem, heerschappij [zie 11.15], bescheidenheid, verzaking, plezier, fortuin, kracht, tolerantie of wijsheid men ook aantreft, vormt allemaal een integraal onderdeel van Mij.

Welke macht, schoonheid, roem, heerschappij [zie 11.15], bescheidenheid, verzaking, plezier, fortuin, kracht, tolerantie of wijsheid het ook betreft, het vormt allemaal een integraal onderdeel van Mij. (Vedabase)

 

 Tekst 41

Al deze geestelijke vermogens die Ik kort voor je opsomde [zie ook B.G. 7, 9 en 10] zijn transformaties die door de geest in toepasselijke termen worden vervat [in de geschriften, in de leringen].

Al deze geestelijke volheden die Ik kort voor je opsomde [zie ook B.G. 7, 9 en 10] zijn, met ieder van hen vervat zijnde in toepasselijke termen [in de geschriften, in de leringen], er dienovereenkomstig ook als transformaties van de geest. (Vedabase)

 

 Tekst 42

Beheers [daarom] je geest, beheers je spraak, beheers je adem en je zinnen. Beheers [middels meditatie] jezelf vanuit de ziel, zodat je nimmer weer zult struikelen op het pad van het materieel bestaan.

Beheers [om die reden] de geest, beheers de spraak, beheers je ademen en zinnen. Beheers jezelf met je ziel zodat je nimmer weer zult struikelen op het pad van het materieel bestaan. (Vedabase)

 

 Tekst 43

Van een transcendentalist die niet door meditatie zijn spraak en geest geheel beheerst, zullen zijn geloften, boetedoening en liefdadigheid wegsijpelen als water uit een ongebakken pot.

Zeker is iemand die met behulp van zijn intelligentie niet geheel zijn spraak en geest beheerst, een transcendentalist wiens geloften, boetedoening en liefdadigheid wegsijpelen als water uit een ongebakken pot. (Vedabase)

 

 Tekst 44

Iemand die Mij is toegewijd, moet daarom zijn woorden, geest en levensadem beheersen. Met die intelligentie aldus verbonden in toewijding tot Mij, bereikt hij dan zijn levensdoel.'

Daarom moet degene die in zijn toewijding voor Mij zich heeft ingepast in Mijn bhakti zijn woorden, levensadem en geest beheersen en aldus, met die intelligentie, aan zijn levensdoel beantwoorden.' (Vedabase)

 

 

 

 

Creative
                        Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.

De traditionele afbeelding toont S'rī Rāma met Zijn boog en genadige glimlach,
de tweede afbeelding toont de Universele gedaante van Heer Vishnu.
Productie: de Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd


 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties