Lopende
vertaling hoofdstuk 2: vers 2.67 - 2.72 (67)
Het denken dat met de zinnen ronddoolt raakt voorzeker in
beslag genomen [door het materiële belang]
daar de intelligentie wordt meegevoerd zoals de wind een
boot op het water meevoert. (68)
Derhalve
is, o machtige gearmde, iemand die zijn zinnen heeft
weten in te perken weg van de zinsobjecten, van een
stabiele intelligentie. (69)
Voor
wat nacht is voor alle levende wezens, zijn de
zelfbeheersten waakzaam en voor wat al deze wezens
waakzaam zijn, is als nacht voor de in zichzelf gekeerde
wijze. (70)
Zoals
de oceaan die stabiel is in het altijd gevuld raken door
de wateren die erin uitkomen, zo ook is een vreedzaam
persoon stabiel met de verlangens die opkomen en niet hij
die van verlangen is. (71)
Een persoon die alle verlangens heeft opgegeven en vrij
leeft van hunkeren naar, zonder te streven naar
bezittingen en zonder zich te identificeren met het
lichaam, bereikt de vrede. (72)
Deze spirituele zijnstoestand, o zoon van Partha, zal
nooit als je hem bereikt je van je verstand beroven. Als
je erin gevestigd bent, is zelfs pas aan het einde van
het leven het koninkrijk der hemelen ermee
bereikt.' Vertaling:
Anand Aadhar Prabhu,
de links leiden naar de versie van Prabhupâda
hieronder
met een commentaar van Aadhar.
2.67
Zoals de storm een schip over het water weg kan blazen,
zo kan alleen al één van de zinnen, waarop
de geest zich richt, iemands verstand op hol laten slaan.
T o
e l i c h t i n g In staat van
onwetendheid denkt men zijn eigen zinnen te moeten
prikkelen. Ik heb trek, dus ga ik eten, ik verveel me ,
dus ik zet een muziekje op etc. Zo een persoon wordt een
g
o - d a s a
genoemd, een dienaar van de zintuigen, om niet te zeggen,
een slaaf omdat de zelfbevrediging de persoon onderwerpt
aan de motieven van zinsbevrediging. Een â
c â r y a
wordt ook wel eens g
o - s v â m i
genoemd, hetgeen meester van de zinnen betekent. Zo
iemand heeft geleerd na jarenlange y
o g apraktijk
dat men niet de dienaar van het eigen lichaam en de eigen
zinnen is, maar een dienaar van het transcendentale
lichaam en de transcendentale zinnen van degene die we
dankbaarheid verschuldigd zijn zoals we via
A
r j u n a
ontdekken. K
r i s h n a als
de eindverantwoordelijke in ons leven aanvaarden moet
zijn respekt geoefend krijgen. Door bewust met Hem het
leven te delen kunnen we Zijn genade en geluk ervaren en
door uitstel van bevrediging, door zichzelf op de tweede
plaats te stellen, de juiste beheersing en concentratie
verkrijgen. Om dus niet, zoals K
r i s h n a in
dit vers zegt als door een storm op zee met je
levensbootje weggeblazen te worden, moet men leren zijn
voedsel te offeren, d.w.z. pas wat eten als men er
K
r i s h n a
wat van heeft aangeboden door het met m
a n t r a 's
(drie maal de m
a h â m a n t r a
voor beginners is voldoende) voor Zijn portret neer te
zetten. Als K
r i s h n a
klaar is met eten kan de toegewijde van de resten van
Zijn maaltijd genieten. Zo behaagt men Zijn
transcendentale zintuigen. Voor het eten bidden is ook in
het christendom bekend, maar heeft niet die concentratie
op de Vader dat men er het geluk en de bevrijding van
K
r i s h n a's
p
r a s â d a m
(= genade) bij kan proeven. Voedsel distributie van
geofferd voedsel staat hoog op de prioriteitenlijst bij
de v
a i s h n a v a 's.
P
r a s â d a m
is de naam van het voedsel dat zonder vlees, vis en
eieren is bereid en overgebleven is na Zijn maaltijd.
Omdat het van K
r i s h n a
komt heeft het alle zegen gekregen die bevorderlijk is
voor een hoger leven met een hogere smaak. We kunnen wel
voedsel aannemen van mensen die het niet terwille van God
nuttigen en toebereiden, maar moeten dan delen in de
geest van de slavernij aan het zintuiglijke dat door zijn
materiële belangenstrijd steeds doortrokken is van
negativiteiten, onzuiverheden. Het heet dan dat zulk
voedsel niet vrij is van k
a r m a. Zo kan
het dan waar zijn wat dit vers stelt: dat als we alleen
maar even een koekje pakken en K
r i s h n a
daarbij vergeten, we in een kettingreaktie van
materiële motieven terecht kunnen komen waardoor de
verheven staat van zelfverwerkelijking een illusie blijkt
te zijn. Weten dat de zozeer beminde verhevenheid van het
geluk volkomen afhankelijk is van het respekt dat we voor
de oorzaak der oorzaken, Heer K
r i s h n a ,
opbrengen, is iets dat maar langzaam de slechte gewoonten
van de zelfzuchtige slavernij van de
verstandsverbijstering kan verdringen. Weten is dus niet
echt genoeg. Het gaat er in de b
h a k t i om om
tot werkelijke aktie over te gaan; zoals gezegd, respekt
moet men oefenen om het te kunnen behouden. Respekt
hebben als oplossing voor onze materiële problemen
mag nooit inhouden dat respekt wordt afgedwongen zoals in
antieke (primitieve) cultuuropvattingen. Het heeft geen
zin de mensen met geweld 'de kerk' in te slaan als ze het
eigenlijk niet zo zien zitten of ze er met geweld uit te
verdrijven als ze niet helemaal heilig en zuiver in de
leer zijn. Tolerantie, ookwel t
i t i k s a
genoemd, is een vereiste voor het geestelijk werk.
K
r i s h n a
zegt dat we het afwisselen van zintuiglijk genoegen en
ongenoegen moeten leren verdragen (B.G.
2: 14). Zo
tolerant als een boom, t
a r o r a p i s a h i s n u n
a, zegt Heer
C
a i t a n y a
is zelfs een voorwaarde om K
r i s h n a 's
namen te kunnen zingen. De zonde hoeft men niet uit te
bannen, ze zorgt voor haar eigen vervloeking. Men kan een
zondaar gerust zeggen: als u zich niet voor God
interesseert heeft het geen zin om in de kerk ter
communie te gaan omdat dat wel gezellig is of smakelijk.
Men kan een zondaar niet zeggen: je mag hier niet komen
omdat je niet in God wilt geloven. Natuurlijk mag iemand
die niet in God gelooft in de kerk gaan zitten om eens te
zien wat voor gezelligheid en etenswaar dat nu eigenlijk
is. Is zo'n zondaar immers tegen de preek bestand, dan
wordt zijn geest gezuiverd en rijp voor inwijding
(doopsel). Is hij er niet tegen bestand, dan is het zijn
eigen intolerantie voor de vrije meningsuiting van de
priester. De zondaar is in m
â y â
en ziet een advies aan voor een gebod en ziet de priester
aan voor de hoogste autoriteit. De priester heeft echter
alleen gedelegeerde autoriteit; het is K
r i s h n a
die in Zijn begoochelend vermogen de zondaar de spiegel
van de 'macht' voorhoudt, terwijl de priester voorbeeldig
het geloof verdedigt, meer doet hij niet. Een
K
r i s h n a-tempel
is niets meer dan een kerk voor gevorderden. Als
vegetariër hoef je nog niet het klooster in, als
celibatair hoef je je nog niet uit de wereld terug te
trekken, je kan gerust eerst de student of getrouwde
persoon zijn, de b
r a h m a c â r i
of g
r i h a s t h a.
Net als in de kerk wordt er gezongen en gepreekt in een
K
r i s h n a -tempel,
of voor een huisaltaar, men is alleen wat minder
retorisch en wat minder treurig en onpersoonlijk.
K
r i s h n a
zuivert ook, in de schrijnkamer thuis gerespekteerd, de
sfeer enorm en daarom zeggen
S w a m i P r a b h u p â d
a en ook andere
â
c â r y a 's
vóór hem, dat het bouwen van tempels minder
belangrijk is dan het distribueren van boeken. Het gaat
er de v
a i s h n a v a 's
niet om om in iedere wijk een grote tempel neer te zetten
en de kudde bijeen te drijven. Het gaat erom het goede
gezelschap te ontwikkelen met het juiste respekt voor
K
r i s h n a.
Daarin vindt men uiteindelijk de bevrijding. Dat hoeft
dus niet persé in een tempel. Om die reden treft
men toegewijden ook aan op allerlei andere plaatsen waar
ze kunnen zingen en de leer verkondigen. Door de stad
lopen zingen b.v. wordt h
a r i - n a m
genoemd en vindt regelmatig plaats waar veel toegewijden
wonen. Door zich zo in alles op K
r i s h n a te
richten blijft het verstand rustig en kan men in de
schaduw van K
r i s h n a de
smaak van het geestelijk leven genieten zoals het hoort:
in alle vrijheid midden in de wereld. 2.68
Daarom, o sterk gearmde, beschikt iemand die de neigingen
van zijn zinnen beteugelt beslist over een evenwichtig
verstand. T o
e l i c h t i n g Als we begrijpen dat we
onszelf niet onder druk moeten zetten zoals de champagne
in een champagnefles, maar er steeds voor zorgen dat de
energie van de wereldse betrekkingen wegvloeit in de
toegewijde dienst die vol is van alle goede eigenschappen
van Heer K
r i s h n a,
dan zal ons verstand geleidelijk aan met vallen en
opstaan de aard van de Allerhoogste aannemen en in ieder
geval kwalitatief Zijns gelijke zijn. De normale behoefte
van steeds meer van het goede kunnen we beter bij
K
r i s h n a
kwijt dan bij de 'heks' die (m
a h â )
m
â y â genoemd
wordt (de Hindu's respekteren m
â y â
middels de verering van de (half-)godin
Dûrga; wat voor de halfgodenaanbidders de
verhevenheid is is voor de v
a i s h n a v a 's als
de genade van een 'heks'). Door de filosofie van
de v
a i s h n a v a 's
leert men dat het naar masochisme riekende
zelfverstervende zinsteugelen beslist uit den boze is in
de toegewijde dienst. Men eet minder, omdat men er van
houdt om verstandig te eten, men slaapt minder omdat men
ervan houdt om met K
r i s h n a
bezig te zijn (als men minder slaapt is men meer
gemotiveerd om te mediteren), men bekommert zich niet om
kroeg en bioscoop omdat men zijn bevrediging in de
associatie van toegewijden vindt. Men heeft geen ambities
om beroemd te worden omdat alle ontwikkelde talenten in
de zelfvergeten liefde voor K
r i s h n a
door Hem gehonoreerd worden als de tijd er rijp voor is.
S
w a m i P r a b h u p â d
a gaat zelfs zo
ver te beweren dat het niet gaat om de gezondheid of een
langer leven, zoals in de h
a t h a - y o g a-clubjes
wordt bevorderd, maar om het 'kwijt raken' van het
materiëel geconditioneerde lichaam en een
wedergeboorte in een geestelijk geconditioneerd lichaam
in een geestelijk leven. Wie versterving in de zin van
een geestelijke wedergeboorte begrijpt, of zoals
K
r i s h n a
hier zegt, daarmee een evenwichtig verstand
bewerkstelligt, ziet het zoals de v
a i s h n a v a 's
het bedoelen. P
r a b h u p â d a: Ookal is de moderne
tijd nog zo ingewikkeld, met K
r i s h n a
komt de kwestie van het 'verlaten van het lichaam' vroeg
of laat wèl op orde. De toegewijden kennen elkaar
vrij van m
â y â
als wensvervullers, niet als concurrenten of uitbuiters.
Met K
r i s h n a
als bliksemafleider kunnen ze iedere storm doorstaan.
Verliezen ze elkaar uit het oog, dan is dat alleen maar
een reden voor nog meer toegewijde aktiviteiten. Met Heer
C
a i t a n y a
hoeven we niet bang te zijn voor zelfstandigheid en
verscheidenheid. Hij is er steeds de eenheid in. Zolang
we ons Hem heugen en Hem dienstbaar blijven zijn we bijna
zo onaantastbaar als K
r i s h n a
Zelf is. Bij de moeilijkheden van de zelfbeheersing kan
men denken: 'als K
r i s h n a
Mij zit te zijn hoe kan ik mezelf, Hem dus, dan
beheersen?' Als men zich afvraagt wat men voor Hem kan
betekenen in plaats van andersom ontdekt men wat
zelfbeheersing is. Zo komt men er achter dat Zijn genade
de zuiverheid is van de liefde die zichzelf genoeg is. De
bezetenheid die men kan ondervinden in relatie tot
wereldse belangen treedt meer terug als men door
consequent vol te houden het goede gezelschap ontwikkelt.
Slechte associatie is een belangrijke reden van het
optreden van de woede en waanzin van materiële
blindheid en zelfzucht. Het hangt als griep in de lucht
en als men door onvoldoende toewijding te weinig
weerstand heeft kan men gemeen het slachtoffer zijn van
wildvreemde neigingen van lustbevrediging, winstmotief,
jalouzie of andere misvattingen van de
verstandsverbijstering. Zo is het verhaal bekend van Heer
C
a i t a n y a
die zich een tijd lang door een toegewijde
(Râmacandra Purî) liet zeggen dat Hij teveel
zou eten. De Heer boog voor deze bezetenheid door
zichzelf de helft van zijn maaltijden te ontzeggen en gaf
daarmee de toegewijde gelijk omdat inderdaad teveel eten
haaks staat op de toegewijde dienst en dit ook door de
geschriften bevestigd wordt (B.G.
16:
16). Alle
toegewijden die toen bij Hem verbleven waren in rep en
roer en klaagden steen en been over het feit dat de
feestmaaltijden niets meer voorstelden. Heer
C
a i t a n y a
trok zich er niets van aan. Toen echter de bewuste
toegewijde de tempel verliet keerde alles weer terug naar
het oude (C.c.
A.l.
8). Zo vervult
K
r i s h n a
ieders wensen en leert Hij ons tegelijk dat het geen zin
heeft elkaar de liefde, de versterving of wat dan ook van
God op te leggen. Verder dan wat er in de wet is
vastgelegd kunnen we niet komen wat dit
betreft. 2.69
Wat nacht is voor iedereen, is voor degeen die zijn geest
beheerst ontwaken, wat ontwaken is voor iedereen, is
nacht voor de ingekeerde wijze. T o
e l i c h t i n g De animositeit van de
materieel gemotiveerde mens doet de ingekeerde persoon
die weet wat wijsheid is niet zo veel. Hij ziet heel goed
de kater na het feestje, hij weet dat het zelfvertrouwen
van de mensen berust op zelfverwerkelijking en niet op
materiële plakkerigheid. De materialist die daar een
vage notie van heeft probeert 'de show te stelen', zoals
een t.v.-toestel de mensen in de waan brengt dat ze er
zelf niets meer aan zouden hoeven te doen. Men geeft
concerten b.v. zonder er bij stil te staan dat dat alleen
liefde is als men het samen doet met een hoger doel voor
ogen dan het behagen van het gehoor en het ego. Elkaar
naar de mond praten is in de ogen van de wijzen zo een
nachtmerrie, of in ieder geval een slaperige
onpersoonlijke kudde die er alleen maar aan denkt hoe men
de ander het gras voor de voeten kan weggrazen.
S
w a m i P r a b h u p â d
a spreekt van
twee soorten intelligentie, de ene is intelligent in het
arrangeren van de zinsbevrediging op materiële
motieven, de ander is in zichzelf gekeerd en staat open
voor alles wat tot zelfverwerkelijking leidt.
K
r i s h n a
spreekt in dit vers de voorkeur uit voor het introverte
karakter van de wijze. Op de eerste plaats is men bezorgd
zijn ziel te behouden en verleidingen te weerstaan. Dit
is natuurlijk niet hetzelfde als de schuldige schroom van
degene die nog iets goed te maken heeft. Er zijn
binnenvetters en introverte in zichzelf gekeerde mensen.
Het gaat dus niet om het oordeel over uiterlijk gedrag,
maar om de waarde van de motieven ervan. Extraversie als
aktie in k
a r m a - y o g a
is volkomen op zijn plaats. Doet men het met een b.v.
commerciëel (lust-)motief, dan is dat heel wat
anders: opdringerigheid. Het gaat uiteindelijk om
onbaatzuchtige saamhorigheid. Voor een materieel
gemotiveerd persoon is het een ramp zichzelf te vergeten,
voor een transcendentalist is dat de enige manier om het
licht te zien. Je laten regeren door Koning Lekker is
duisternis, van hem een toegewijde maken is de
verlichting. Zo ziet een druk in de weer zijnde
samenleving er in de ogen van een wijze als geslaapwandel
uit en is de dag voor hem een slapeloze nacht waarin hij
geen deel heeft aan de droom. Komt iedereen tot rust en
bezinning, dan bloeit de wijze op om te zeggen dat men
niet weer in de slaap van m â y â moet
vervallen. Om die reden respekteert men de vroegste
ochtenduren als vrijwel iedereen nog slaapt als het
ideale tijdstip voor het doen van
j a p a en
andere toegewijde zaken. 2.70
Alleen hij die zich niet laat verwarren door de
ononderbroken stroom van begeerten - welke als rivieren
uitmonden in de oceaan, die aldoor gevuld wordt, maar
altijd kalm is - alleen hij kan vrede vinden, en degeen
die zulke begeerten tracht te bevredigen niet.
T o
e l i c h t i n g Als de motieven van het
lichaam ondergeschikt worden gemaakt aan de motieven van
de geest, komen de verlangens die het lichaam beheersen
tot rust zoals rivieren die woest stromend in zee de
oneindige vrede vinden. Met dit vers geeft
K
r i s h n a
aan dat de ziel evenwichtig en kalm blijft, niet
opgeladen raakt en overstroomt, als de verlangens gericht
op de ziel hun einde vinden in begeerteloosheid. Het
reeds eerder genoemde champagne-effect is iets van het
lichaam, niet iets van de ziel. Als we vroeger hele
rondjes door het park moesten joggen om van alle
'agressieve energie' 'positieve energie' te maken,
volstaat het in toegewijde dienst om (b
h a k t i-)
y
o g aoefeningen
te doen en zo de sublimatie, de transformatie van het
lagere in het hogere, te spiritualiseren. Het op een
hoger plan brengen van de energieontlading in de
sublimatie kan als nevenwerking met zich meebrengen dat
we net zo veel energie in het pianospelen b.v. moeten
steken als men voorheen deed in hardlopen.
K
r i s h n a
maakt duidelijk dat de oceaan van de ziel in
verbondenheid met Hem rust brengt en vrede geeft, niet
dat de zelfde kolkende rivier zo door blijft gaan op een
ander nivo van bestaan. Nieuwelingen in de
b
h a k t i
kunnen zich echter in den beginne net zo inspannen als ze
vroeger in hun materiële leven deden. Hard werken in
toegewijde dienst mag altijd. De strategie van de
b
h a k t i is de
onrust eerst te spritualiseren en dan via de kennis en
het aanhalen van de band met K
r i s h n a de
persoon tot de rust, vrede en verhevenheid van de
bovenzinnelijke liefde te brengen. Van het materiële
vechten een geestelijk gevecht maken, dat met
K
r i s h n a
winnen en zo de triomf van de gelukzaligheid van
G
o v i n d a 's
bovenzinnelijke dienst te behalen: dat is de weg van de
verlichting die niet op illusie berust maar tot
bevrijding uit de illusie van afgescheidenheid leidt.
K
r i s h n a
had een gelukkige jeugd (Zijn hele leven was natuurlijk
gelukkig) waarin hij zich in alle onschuld vermaakte met
de jongens en de meisjes van V
r i n d â v a n a
. De tegenstand van de demonen die Hij toen ondervond
overwon Hij bij wijze van spel en vermaak (
l
î l â).
Deze liefde van K
r i s h n a 's
jeugd wordt als de Allerhoogste manifestatie van
K
r i s h n a
beschouwd. Hij als gelukzalige jongeling in de bossen
koeien hoedend en fluit spelend. Het is in deze
gelukzaligheid van de g
o p i ' s waarin
de toegewijden zich met hun hele ziel inleven omdat deze
amoureuze liefde hoewel zoet en zwoel zonder een zweem
van begeerte volkomen zuiver is. Zo raakt men bevrijd van
alle grove lusten van de materiële
betrekkingen. 2.71
Wie elke neiging tot zinsbevrediging heeft opgegeven en
een leven vrij van begeerte leidt, wie elke gedachte dat
hij enig iets in bezit heeft laat varen en er geen vals
ego op nahoudt - alleen die mens kan werkelijk vrede
vinden. T o
e l i c h t i n g De sanskrietwoorden
waarmee K
r i s h n a
zijn betoog samenvat zijn: ' Vihâya
kâmân yah sarvan , pumâns carati
nihsprhah, nirmamo nirahankara , sa santim
adigacchati. De woorden nirmamo
nirahankara
worden in de G î t â enkele keren herhaald:
vrij zijn van bezitsdrang en vals ego. Zijn we
begeerteloos, dan kunnen we zo de vrede vinden. Bij de
impersonalist kan met deze samenvatting de indruk
ontstaan alsof we het zonder K
r i s h n a
als persoon het met deze wijsheid wel kunnen redden. Men
ziet dan echter over het hoofd dat vrijkomen van vals ego
betekent dat de persoon met zijn ik-bewustzijn, het ego,
moet komen tot verbondenheid met - om tot een zinvolle
ervaring van het begrip ziel te kunnen komen. Na
luisteren en zingen is heugenis de manier om dit doel te
verwezenlijken. Nu kan men noch in zichzelf, noch in wie
anders dan ook de volle aantrekkelijkheid van
K
r i s h n a
Zelf vinden, zodat Hij automatisch als enige die
voortdurende heugenis waard is overblijft. Geven we de
identificatie met het lichaam op, 'raken we het lichaam
kwijt of laten we het achter', dan kunnen we alleen maar
met Hem, Zijn belang dienend volhouden het geluk en het
bewustzijn van de eeuwigheid te verwerkelijken. Alle
overige zelfverwerkelijkingsmethoden zijn hier van
afgeleid. Men is een echte v
a i s h n a v a
als men een zuivere toegewijde van K
r i s h n a
is, d.w.z. als men zich met niets anders meer bezig
houdt. Dat dit doel niet zo één twee drie
bereikt is is duidelijk. Eerst moet men de materiële
wereld vaarwel zeggen en 'tweemaal geboren' zijn: een
nieuw leven, een geestelijk leven beginnen. Zo een
d
v i j a heeft
een geestelijk leraar aanvaard en verkrijgt zo toegang
tot de geschriften die anders abacadabra zijn:
betekenisloos zonder een levend voorbeeld. Komt men
erachter hoe de vork in de steel zit op het geestelijk
vlak en is men daardoor in staat kennis op een bona-fide
manier over te dragen, dan is men dus een
v
i p r a. Men
mag zich dan een geestelijke noemen, een echte
b
r a h m a a n
(officiëel bekrachtigd met initiatie). In staat van
zelfverwerkelijking heet zo'n geestelijke eindelijk een
v
a i s h n a v a in
de enge betekenis te zijn. Pas dan, als men zijn
oorspronkelijke relatie met K
r i s h n a
heeft gerealiseerd (de s
v a r u p a),
is men een echte v
a i s h n a v a (zie
S.B.
bet. 1.2:
2) In de
ruimere definitie van het begrip v
a i s h n a v a
is iedereen die zestien ronden j
a p a doet en
zich aan de vier v
i d h i ' s, de
regulerende principes houdt een v
a i s h n a v a.
Maar aangezien er altijd probeerders zijn die willen zien
wat er allemaal met zoiets mogelijk is, spreekt men bij
het chanten met overtredingen nog niet van een echte
v
a i s h n a v a.
Onbaatzuchtigheid is het sleutelbegrip om tot de vrede
der begeerteloosheid die de
v a i s h n a v a
eigen is, te kunnen komen. Hierover zegt M
a h â r â j
a
P
a r î k c h i t
in het S
r î m a d B h â g a v a t a
m: Als de enige baat die
men voor ogen heeft de liefde voor K
r i s h n a
is, kan men zich uiteindelijk een echte toegewijde, een
zelfverwerkelijkte ziel noemen. 2.72
Dit is de weg van het geestelijk en goddelijk leven en
wie hem heeft gevonden kent geen verbijstering meer. Wie
in deze wezensstaat verkeert, al is het eerst in het uur
van zijn dood, kan binnengaan in het koninkrijk God's.
T o
e l i c h t i n g Het bereiken van 'de
grote geest van God', ookwel b
r a h m a n
genoemd, staat gelijk aan het bereiken van het koninkrijk
God's als we met K
r i s h n a tot
bevrijding uit de stof gekomen zijn. S
w a m i P r a b h u p â d
a bevestigt
ons: 'er bestaat geen verschil tussen Gods koninkrijk en
de toegewijde dienst aan de Heer'. Hoewel we als
toegewijde dus wel (zie
2:60) in de
greep van m
â y â
kunnen struikelen komen we nooit ècht ten val of
raken we zoals K
r i s h n a
het zegt v
i m u h y a t i
- verward. De toegewijde dienst geeft voldoende greep om
alle tegenslagen van de materiële betrokkenheid te
boven te komen (S.B.
1.5:
18). Er is
zelfs het verhaal bekend van een toegewijde Ajâmila
genaamd die ten val kwam en de rest van zijn leven in
materiële motivatie doorbracht tot hij op zijn
sterfbed oog in oog met de dood om zijn zoontje riep.
Omdat hij zijn zoontje echter één van de
namen van God N
â r â y a n
a had gegeven
bereikte hij toch nog het koninkrijk van God. Met dit vers eindigt
K
r i s h n a
zijn betoog over de ontledende kennis van de
y
o g a.
S
r i l a B h a k t i v i n o d a T h â k u
r noemde dit
hoofdstuk uit de G
î t â
de samenvatting van de hele B
h a g a v a d G î t
â. Met
name de aspekten van k
a r m a en
j
n a n a komen
uitvoerig aan de orde. Het belang van toegewijde dienst,
de b
h a k t i kwam
daarbij als de vervolmaking naar voren en maakt daarmee
het verhaal als samenvatting compleet . (K a r m
a
Yo g a
) 3:1
Arjuna zei: O Janârdana, o Kesava, waarom dwing je
me aan deze gruwelijke strijd deel te nemen, als je denkt
dat verstandig zijn beter is dan handelen terwille van
het resultaat. T o
e l i c h t i n g Eigenlijk was
K
r i s h n a 's
betoog in het tweede hoofdstuk toereikend. Hij verklaarde
het belang en het wezen van de ziel en de
y
o g a van de
intelligentie als de oplossing om tot verbondenheid te
komen. A
r j u n a
bevindt zich echter in de positie van de twijfelaar. De
twijfelaar vergeet steeds wat er gezegd wordt en reageert
emotioneel: hij zoekt zekerheid in anderen, in kennis en
in het zich afzijdig houden. Bij herhaling heeft
K
r i s h n a
reeds gezegd dat te strijden onvermijdelijk is, in een
hoekje blijven zitten is er niet bij; kennis moet de
aktie dienen. Omdat K
r i s h n a het
belang van de intelligentie benadrukte, met name het
behoud ervan door onthechting, begeerteloosheid,
onbaatzuchtigheid, vastberadenheid e.d., verkeert
A
r j u n a nu in
de illusie dat het er in de y
o g a meer om
gaat je verstand niet te verliezen door je van de wereld
te distantiëren. In de wereld zijn vereenzelvigt hij
met werken voor het resultaat. A
r j u n a voelt
zich gedwongen en schuift het K
r i s h n a in
de schoenen. In feite is K
r i s h n a
ook de oorzaak der oorzaken, zodat dit verwijt wel min of
meer terecht lijkt te zijn. Niettemin zal
K
r i s h n a
onherroepelijk de eigen verantwoordelijkheid van
A
r j u n a erbij
noemen. Het is allemaal zijn eigen keuze, ookal is het
dan uiteindelijk K
r i s h n a 's
genade. K
r i s h n a
iets verwijten is hetzelfde als jezelf verwijten maken,
K
r i s h n a is
immers het Ware Zelf. Uit frustratie dat we dat ideaal
nooit helemaal kunnen verwezenlijken, moeten we God
natuurlijk niet gaan hekelen. Hoe populair is het verwijt
aan K
r i s h n a
dat als Hij de Grote Bestuurder en Beheerser is, Hij zich
moet schamen als het in de wereld zo'n chaos is. Van de
v
a i s h n a v a 's
leren we dat Zijn schepping volmaakt is, maar dat wij als
levende wezens altijd onvolmaakt zijn vergeleken bij zijn
Heerlijkheid. Die onvolmaaktheid vormt de uitdaging om in
dienst aan Hem de wetenschap van de gelukzaligheid van
Zijn volmaaktheid die we wèl kunnen proeven te
verbreiden, zodat de angst voor geboorte, ziekte ouderdom
en dood, de z.g. viervoudige misère van het leven
(s
a t - û r m i)
verdwijnt. De hemel is een open deur en kan nooit een
diktatuur zijn. Geluk kan je bij de wet niet verplicht
stellen. Niemand kan zeggen: en nu ben je gelukkig omdat
ik het wil. Dat is onzin. Geluk ontstaat door de liefde
consequent te leven en tot goddelijke zelfverwerkelijking
te brengen. De wereld moeten we zien als het slagveld van
Kurukshetra, waar A
r j u n a en
K
r i s h n a
tussen de legers staan opgesteld. De liefde moet zich
bewijzen om ervaren te kunnen worden, daarom is er altijd
de de uitdaging van het tegendeel. Wie de wereld als
liefdeloos en goddeloos ziet is het zelf. Een zuivere
toegewijde ziet in alle ellende een uitdaging om daarin
K
r i s h n a te
realiseren. De communisten en de fascisten waren mensen
vol met idealen, idealen waar we nu nog steeds mee
rondlopen, ookal zijn we wel wat voorzichtiger geworden
onszelf als de aanvoerder te beschouwen: idealisme zonder
Hem bleek ook een plaag. Het is steeds de illusie van de
beheerser en genieter zelf te zijn die het ongeluk brengt
en die de goede bedoelingen vervuild met ellende. In
het
S r î m a d B h â g a v a t a m (2.4:
21) staat dat
zelfs diegenen die tot grootheid gekomen zijn in
wijsheid, barmhartigheid, roemrijke werken, filosofie,
mystiek, het reciteren van de V
e d a 's en het
volgen van de v
e d i s c h e
beginselen, daarbij geen enkele baat kunnen hebben als ze
hun grote kwaliteiten niet in dienst stellen van de Heer.
Het is inderdaad zo dat
K
r i s h n a
ons dwingt onze eigen aard te volgen. Niemand kan het met
zichzelf, K
r i s h n a in
feite, eens zijn als de praktijk de ervaring weerspreekt.
Zo wordt men zich K
r i s h n a
bewust als degene die de eigenlijke eer (de
s
v a r u p a)
hooghoudt en beschermt. Hij is daar gelukkig mee en wij
moeten dat ook zo worden. Hij geeft ons het goede
voorbeeld en wij moeten in onze zelfverwerkelijking de
liefde vinden die zichzelf tot loon is, in zichzelf
voldaan is, onvernietigbaar is als de ziel en, omdat ze
zichzelf aantrekt, daarmee het geluk vindt. Voor
A
r j u n a moet
K
r i s h n a nu
duidelijk maken dat in de wereld zijn en werken ter wille
van het werk niet buiten de zelfverwerkelijking kan
liggen. Het feit dat verstandig handelen nu eenmaal zijn
vruchten afwerpt, wil nog niet zeggen dat het om iets
anders zou gaan dan de liefde voor dat werk. Werken zelf
is de liefde, als de zaak misloopt, beginnen we gewoon
weer opnieuw. De wijze Milarepa b.v. moest van zijn
geestelijk leraar een toren bouwen als boete voor de
zwarte magie die hij in het verleden had bedreven.
Telkens als die toren af was moest hij hem van zijn
leraar weer helemaal afbreken en weer van voren af aan
beginnen. Zo leerde hij de ware betekenis van het begrip
onbaatzuchtige arbeid kennen en was hij in staat om tot
zelfrealisatie te komen. Op dezelfde manier zit het leven
van de materialist vol nutteloze bezigheden, alleen maar
om te leren dat je met je werk gelukkig moet zien te
zijn, niet zozeer hoeveel geld je ermee verdient of
hoeveel bewondering je er mee oogst. Een filmster kan
zeer verdrietig en berooid in de kou staan te treuren
omdat niemand echt van hem houdt, terwijl binnen in de
bioscoop de mensen zich vergapen aan de enorme held die
hij wist te spelen op het witte doek. Hoe we door te
werken het geluk kunnen vinden is het thema in dit
hoofdstuk van de G
î t â.
P
r a b h u p â d a's
favoriete b
h a j a n is
Jaya
Râdhâ Mâdhava, waarvan hier versie
nummer twee. Gevolgd door een passende versie van de
m
a h â m a n t r a (nr.
III).
'het opgeven
van zondige gedachten kan worden beschouwd als het
opgeven van het lichaam' (S.B.
3.20:
29).
De
klanken horend van Zijn fluit
waar iedereen door werd bekoord,
omhelsd' elk meisje van het dorp,
Hem lovend, K
r i s h n a
in haar hart.
(S.B.
10.20:
6)
" Ritualisme,
economische ontwikkeling en zinsbevrediging worden
geprezen als de drie wegen die tot verlossing leiden.
Van deze bieden met name i
k s t r a y i,
te weten zelfkennis, kennis van het baatzuchtig
handelen en de logica, alsook politiek en economie,
verschillende manieren om in het levensonderhoud te
voorzien. Ze maken verschillende vormen (externe
aangelegenheden) van het v e d i s c h onderricht uit
en daarom zie ik ze aan tijd gebonden. Overgave aan de
Opperheer Vishnu daarentegen is werkelijk gewin in het
leven en haar beschouw ik als de hoogste waarheid."
(S.B.
7.6:
26).
|