regelbalk



 

Canto 10

Vāsantī Rāsa

   

 

Hoofdstuk 44: De Worstelwedstrijd en het Doden van Kamsa

(1) S'rī S'uka zei: 'De Allerhoogste Heer Madhusūdana, aldus vastbesloten, stelde zich op tegenover Cānūra, en zo deed de zoon van Rohinī dat ook tegenover Mushthika. (2) Ze grepen elkaar bij de handen beet, blokkeerden elkaars benen met hun benen, en duwden en trokken toen uit alle macht om de overwinning te behalen. (3) Met elleboog tegen elleboog, knie tegen knie, hoofd tegen hoofd en borst tegen borst, sloegen ze elkaar. (4) Ronddraaiend, schuivend, plettend en neersmijtend, loslatend, naar voren en naar achteren rennend, boden ze elkaar weerstand. (5) In hun verlangen naar de overwinning deden ze elkaar pijn, tilden ze elkaar op en droegen ze elkaar, duwden ze elkaar weg en hielden ze elkaar vast.

(6) Meelevend met dat gevecht tussen de zwakken en de sterken kwamen de vrouwen in groepen bijeen, o Koning, en zeiden: (7) 'Helaas, wat een enorm gebrek aan verantwoordelijkheid van de kant van de mensen hier aanwezig in deze bijeenkomst van de koning. Samen met de koning willen ze een wedstrijd zien tussen de sterken en de zwakken! (8) Aan de ene kant zien we de verschijningen van deze twee bergen van meesterworstelaars met ledematen zo sterk als de bliksem, terwijl we aan de andere kant deze twee jongeren zien met tengere ledematen die de volwassenheid nog niet bereikt hebben! (9) Dit samenzijn vormt een breuk met het dharma. Daar waar zich onrecht voordoet, behoort men zich geen moment langer op te houden! (10) Een wijs mens hoort geen bijeenkomst bij te wonen waar de deelnemers van plan zijn zich onbetamelijk te gedragen. Als een mens stilzwijgend en onbenullig uitgaat van verkeerde zaken, begaat hij een zonde. (11) Kijk nou eens hoe nat Krishna's lotusgezicht is van de inspanning om om Zijn tegenstander te dansen. Hij lijkt wel de werveling van een lotusbloem bedekt met waterdruppeltjes. (12) Zie hoe Balarāma's gezicht er nog mooier uitziet zoals Hij, lachend en met ogen rood als koper, zich in Zijn woede concentreert op Mushthika. (13) Hoe verdienstelijk is niet de landstreek van Vraja waar de Oorspronkelijke Persoonlijkheid in deze vermomming van menselijke trekken, met een prachtige combinatie van woudbloemenslingers, in het gezelschap van Balarāma Zijn fluit laat klinken, Zich beweegt in allerlei avonturen en de koeien hoedt, terwijl Zijn voeten worden aanbeden door de heer op de berg [S'iva] en de godin van het geluk. (14) Van welke boetedoening zouden de gopī's geweest zijn dat ze met hun ogen de gedaante mochten indrinken van een dergelijke essentie van ongeėvenaarde, ongekende lieflijkheid die volmaakt is in zichzelf, steeds nieuw is en zo moeilijk te bereiken is als de enige toevlucht van roem, schoonheid en weelde? (15) De fortuinlijke dames van Vraja, met hun melken, dorsen, karnen, versmeren [van de mest], schommelen op schommels, met hun huilende baby's, hun besprenkelen, reinigen etc., zingen over Hem, met hun geesten gehecht en verstikt van de tranen, en vinden aldus hun weg dankzij hun bewustzijn van Urukrama. (16) Als ze Hem de fluit horen bespelen, als Hij samen met de koeien vroeg in de ochtend vertrekt en laat in de avond naar Vraja terugkeert, haasten de vrouwen zich in de grootste trouw naar buiten op straat om Zijn glimlachende, genadige gezicht en Zijn blikken te zien.'

(17) Terwijl ze zich aldus uitlieten, besloot de Opperheer, de Meester van het Mystiek Vermogen, Zijn vijand te doden, o held van de Bhārata's. (18) Toen Hun ouders [in hechtenis] van de vrouwen de bezorgde woorden over hun zoons hoorden, brandden ze, in hun liefde, vol van spijt overmand door verdriet, want ze wisten niet hoe sterk hun kinderen waren. (19) Net zoals Acyuta en Zijn tegenstander elkaar bevochten met allerlei worsteltechnieken, deden Balarāma en Mushthika dat ook. (20) Als gevolg van de verpletterende, bliksemharde slagen uitgedeeld door de handen en voeten van de Allerhoogste Heer, voelde Cānūra zich meer en meer gepijnigd en uitgeput en werd hij lichamelijk volledig gebroken. (21) Met zijn beide handen tot vuisten gebald viel hij de Allerhoogste Heer Vāsudeva aan met de snelheid van een havik en sloeg hij Hem woedend op Zijn borst. (22-23) Niet meer door zijn slagen geraakt dan een olifant geslagen met een bloemenslinger, greep de Heer Cānūra bij zijn armen, slingerde Hij hem een paar keer in het rond en smeet Hij hem met grote kracht op de grond. Met zijn kleren, haar en bloemenslinger in de war neersmakkend als een massieve feestzuil, gaf hij toen de geest. (24-25) Zo ook kreeg Mushthika, nadat hij de machtige Heer Balabhadra had getroffen met zijn vuist, een geweldige klap te verduren van Zijn handpalm zodat hij trillend en bloed opgevend, precies waar hij stond, getroffen levenloos in elkaar zakte, als een boom geveld door de wind. (26) Toen trad Kūtha naar voren.  Nonchalant werd hij met het grootste gemak door Rāma, de beste van alle strijders, met Zijn linkervuist gedood, o Koning. (27) Vervolgens kreeg S'ala een trap van Krishna tegen zijn hoofd en werd Tos'ala door Hem kapot getrokken, zodat ze beiden neervielen. (28) Nadat Cānūra, Mushthika, Kūtha, S'ala en Tos'ala waren gedood vluchtten de overgebleven worstelaars allemaal weg in de hoop hun leven te redden. (29) Krishna en Balarāma voegden Zich bij Hun jonge koeherdersmaten en dolden met hen, bespeelden muziekinstrumenten en dansten rond, tinkelend met Hun enkelbelletjes. (30) Met uitzondering van Kamsa verheugden alle mensen zich over de prestatie van Rāma en Krishna, terwijl de leidende brahmanen en sādhu's uitriepen: 'Uitstekend, uitstekend!'

(31) Toen hij zag dat zijn beste worstelaars gedood waren of op de vlucht geslagen, stopte de koning van Bhoja zijn instrumentale muziek en sprak hij de woorden: (32) 'Verdrijf de twee zoons van Vasudeva die zich zo kwalijk hebben gedragen uit de stad, neem de rijkdom van de gopa's in beslag en bindt die halve gare Nanda vast! (33) En die onnozele Vasudeva, die verdomde dwaas, en mijn vader Ugrasena en zijn volgelingen, moeten, omdat ze allen heulden met de vijand, meteen worden gedood.'

(34) Terwijl Kamsa aldus uitermate kwaad te keer ging, sprong de Onoverwinnelijke Heer naar boven en klom Hij snel op het hoge koninklijke platform. (35) Hem eraan zien komend, zijn eigen dood, stond Kamsa, slim als hij was, direct op van zijn zetel en nam hij zijn zwaard en schild ter hand. (36) Kamsa bewoog zich met zijn zwaard in de hand zo snel als een havik in de lucht van links naar rechts, maar werd, bij de macht van de Heer Zijn onverzettelijke en angstwekkende kracht, gegrepen als een slang door de zoon van Tārkshya [Garuda]. (37) Hij greep hem bij zijn haar en sloeg hem de kroon van zijn hoofd. De Heer met de Lotusnavel slingerde hem toen van het hoge platform in de worstelring waarna Hij, de Onafhankelijke Steun van het Ganse Universum, Zich bovenop hem wierp [om hem te doden]. (38) Als een leeuw met een olifant sleepte Hij hem dood over de grond voor ogen van al de mensen van wie toen een luid 'Oh, oooh!' geluid weerklonk, o Koning van de mensen. (39) Omdat hij, onophoudelijk vervuld van angst, Hem, de Meester met de cakra in Zijn hand, steeds voor zich had gezien wanneer hij dronk of at, liep, sliep of ademde, verkreeg hij [eenmaal verlost] aldus dezelfde, zo heel moeilijk te verwerven gedaante [zie ook sārūpya 10.41: 42 en 10.29: 13]. (40) Zijn acht jongere broers Kanka, Nyagrodhaka en de rest, vielen toen in woede ontstoken aan om hun broer te wreken. (41) Zich aldus naar voren haastend om toe te slaan, werden ze tegen de grond geslagen door Balarāma die Zijn strijdknots hanteerde als koning leeuw heersend over de dieren. (42) Pauken weerklonken in de hemel en Brahmā, S'iva en de andere goden en expansies van de Heer, zongen verheugd hun lofprijzingen en strooiden bloemen over Hem uit, terwijl hun vrouwen dansten.

(43) De echtgenotes [van Kamsa en zijn broers], o Keizer, kwamen treurend over de dood van hun weldoeners naar die plek met tranen in hun ogen en zich op hun hoofd slaand. (44) Hun echtgenoten omhelzend die neerlagen op het bed van de helden, weeklaagden de vrouwen luid en lieten ze een stroom van tranen de vrije loop: (45) 'Helaas o meester, o teerbeminde, o verdediger van de heilige plicht, o vriendelijkheid in persoon, o jij zo vol van mededogen! Op hetzelfde moment dat jullie de dood vonden hebben wij, jullie huishouding en jullie nageslacht, onze dood gevonden. (46) Deze stad verstoken van jou, zijn heerser, ziet er, net als wij, o meest heldhaftige onder de mannen, niet meer zo mooi uit nu aan al de feestelijkheid en verrukking een einde is gekomen. (47) Het verschrikkelijke geweld door jou begaan jegens onschuldige levende wezens, resulteerde in de toestand waarin je nu verkeert, o liefste. Hoe kan het met hem die andere levende wezens schade berokkent nu goed aflopen? (48) Hij die geen aandacht besteed aan Hem, degene die voorzeker de oorsprong, handhaving en verdwijning is van al de levende wezens in deze wereld, kan nimmer gedijen in voorspoed.'

(49) S'rī S'uka zei: 'De Allerhoogste Heer, de Handhaver van Al de Werelden, troostte de vrouwen van de koning [en zijn broers] en regelde zoals dat is voorgeschreven de begrafenisplechtigheden voor de overledenen. (50) Vervolgens bevrijdden Krishna en Balarāma Hun vader en moeder van hun boeien en bewezen Ze hen de eer door hun voeten met Hun hoofden aan te raken. (51) Devakī en Vasudeva bewezen, op hun beurt Hen erkennend als de Meesters van het Universum, Hen de eer met gevouwen handen en omhelsden - bedachtzaam - hun zonen niet.' 

  

next                      

 

Derde herziene editie, geladen 15 februari, 2021.

 

 

 

 

 

Voorgaande Aadhar-editie en Vedabase links:

Tekst 1

S'rī S'uka zei: 'De Allerhoogste Heer Madhusūdana, aldus vastbesloten, stelde zich op tegenover Cānūra, en zo deed de zoon van Rohinī dat ook tegenover Mushthika.
S'rī S'uka zei: 'De Allerhoogste Heer ermee instemmend [met wat Cānūra had gezegd] stelde zich toen op tegenover Cānūra en zo deed dat ook de zoon van Rohinī tegenover Mushthika. (Vedabase)

 

Tekst 2

Ze grepen elkaar bij de handen beet, blokkeerden elkaars benen met hun benen, en duwden en trokken toen uit alle macht om de overwinning te behalen.

Hun handen met hun handen beetgrijpend en hun benen met hun benen blokkerend, duwden en trokken ze elkaar uit alle macht om de overwinning te behalen. (Vedabase)

 

Tekst 3

Met elleboog tegen elleboog, knie tegen knie, hoofd tegen hoofd en borst tegen borst, sloegen ze elkaar.

Met hun ellebogen tegen hun ellebogen, brachten ze, knie tegen knie, hoofd tegen hoofd en borst tegen borst elkaar hun slagen toe.  (Vedabase)

 

Tekst 4

Ronddraaiend, schuivend, plettend en neersmijtend, loslatend, naar voren en naar achteren rennend, boden ze elkaar weerstand.

Ronddraaiend, schuivend, plettend en neersmijtend, loslatend, naar voren en naar achteren rennend, boden ze elkaar weerstand. (Vedabase)

 

Tekst 5

In hun verlangen naar de overwinning deden ze elkaar pijn, tilden ze elkaar op en droegen ze elkaar, duwden ze elkaar weg en hielden ze elkaar vast.

Optillend en dragend, wegduwend en elkaar vasthoudend streefden ze, zichzelf pijn bezorgend, naar de overwinning. (Vedabase)

 

Tekst 6

Meelevend met dat gevecht tussen de zwakken en de sterken kwamen de vrouwen in groepen bijeen, o Koning, en zeiden:

In verlegenheid over dat gevecht tussen de zwakken en de sterken kwamen, om het met elkaar te bespreken, al de vrouwen in groepen bijeen o Koning: (Vedabase)

 

Tekst 7

'Helaas, wat een enorm gebrek aan verantwoordelijkheid van de kant van de mensen hier aanwezig in deze bijeenkomst van de koning. Samen met de koning willen ze een wedstrijd zien tussen de sterken en de zwakken!

'Helaas, hoe enorm dit gebrek aan verantwoordelijkheid van de kant van deze mensen, hier aanwezig in de bijeenkomst van de koning, die eropuit zijn met de koning mee te doen in het gadeslaan van een wedstrijd tussen de sterken en de zwakken. (Vedabase)

 

Tekst 8

Aan de ene kant zien we de verschijningen van deze twee bergen van meesterworstelaars met ledematen zo sterk als de bliksem, terwijl we aan de andere kant deze twee jongeren zien met tengere ledematen die de volwassenheid nog niet bereikt hebben!

Aan de ene kant is er de verschijning van deze twee bergen van meesterworstelaars, allebei met ledematen zo sterk als de bliksem, en aan de andere kant zijn er die tengere ledematen van die twee jongeren die de volwassenheid nog niet bereikt hebben! (Vedabase)

 

Tekst 9

Dit samenzijn vormt een breuk met het dharma. Daar waar zich onrecht voordoet, behoort men zich geen moment langer op te houden!

Dit gezelschap inderdaad is welzeker tot een breuk met het dharma gekomen. En daar waar het onrecht ten top steeg, behoort men zich geen moment langer op te houden! (Vedabase)

 

Tekst 10

Een wijs mens hoort geen bijeenkomst bij te wonen waar de deelnemers van plan zijn zich onbetamelijk te gedragen. Als een mens stilzwijgend en onbenullig uitgaat van verkeerde zaken, begaat hij een zonde.

Een wijs mens behoort niet een bijeenkomst bij te wonen waar de deelnemers eropuit zijn zich onbetamelijk te gedragen, omdat men dan stilzwijgend instemmend en onder voorwendselen uitgaande van verkeerde dingen in zonde vervalt. (Vedabase)

 

Tekst 11

Kijk nou eens hoe nat Krishna's lotusgezicht is van de inspanning om om Zijn tegenstander te dansen. Hij lijkt wel de werveling van een lotusbloem bedekt met waterdruppeltjes.

Kijk nou eens hoe Krishna's lotusgelijke gezicht door het rondspringen om Zijn tegenstander heen zo nat is van de inspanning als de werveling van een lotusbloem is van druppeltjes water. (Vedabase)

 

Tekst 12

Zie hoe Balarāma's gezicht er nog mooier uitziet zoals Hij, lachend en met ogen rood als koper, zich in Zijn woede concentreert op Mushthika.

Zien jullie dan niet hoe Rāma's gezicht met ogen van koper in de woede met Mushthika zelfs nog mooier is, met zoals Hij lacht in Zijn concentratie? (Vedabase)

  

Tekst 13

Hoe verdienstelijk is niet de landstreek van Vraja waar de Oorspronkelijke Persoonlijkheid in deze vermomming van menselijke trekken, met een prachtige combinatie van woudbloemenslingers, in het gezelschap van Balarāma Zijn fluit laat klinken, Zich beweegt in allerlei avonturen en de koeien hoedt, terwijl Zijn voeten worden aanbeden door de heer op de berg [S'iva] en de godin van het geluk.

Hoe verdienstelijk is de landstreek van Vraja waar de voorwereldlijke Oorspronkelijke Persoonlijkheid in deze vermomming van menselijke trekken, met een prachtige combinatie van woudbloemen, in het gezelschap van Balarāma, Zijn fluit laten horend en Zich bewegend in allerlei avonturen, de koeien aan het hoeden was, terwijl Zijn voeten worden aanbeden door de heer op de berg [S'iva] en de godin van het geluk. (Vedabase)

 

Tekst 14

Van welke boetedoening zouden de gopī's geweest zijn dat ze met hun ogen de gedaante mochten indrinken van een dergelijke essentie van ongeėvenaarde, ongekende lieflijkheid die volmaakt is in zichzelf, steeds nieuw is en zo moeilijk te bereiken is als de enige toevlucht van roem, schoonheid en weelde?

Van wat voor boetedoening zijn de gopī's wel niet geweest dat ze met hun ogen de gedaante mochten indrinken van een dergelijke essentie van ongeėvenaarde, ongekende lieflijkheid die volmaakt is in zichzelf en immer nieuw en moeilijk te bereiken is als de enige toevlucht van roem, schoonheid en weelde? (Vedabase)

   

 Tekst 15

De fortuinlijke dames van Vraja, met hun melken, dorsen, karnen, versmeren [van de mest], schommelen op schommels, met hun huilende baby's, hun besprenkelen, reinigen etc., zingen over Hem, met hun geesten gehecht en verstikt van de tranen, en vinden aldus hun weg dankzij hun bewustzijn van Urukrama.

Zij, de fortuinlijke dames van Vraja, met hun melken, dorsen, karnen, versmeren [van de mest], schommelen op schommels, met huilende baby's, besprenkelen en reinigen enzovoorts, zingen verzot in hun denken en verstikt van de tranen over Hem en hebben, door hun bewustzijn van Urukrama, alles wat ze zich maar konden wensen.  (Vedabase)

 

Tekst 16

Als ze Hem de fluit horen bespelen, als Hij samen met de koeien vroeg in de ochtend vertrekt en laat in de avond naar Vraja terugkeert, haasten de vrouwen zich in de grootste trouw naar buiten op straat om Zijn glimlachende, genadige gezicht en Zijn blikken te zien.'

Als ze Hem de fluit horen bespelen als Hij tezamen met de koeien vroeg in de ochtend vertrekt en laat in de avond naar Vraja terugkeert, haasten de vrouwen zich naar buiten op straat om in de grootste trouw het glimlachende, genadige gezicht en Zijn blikken te zien.' (Vedabase)

 

Tekst 17

Terwijl ze zich aldus uitlieten, besloot de Opperheer, de Meester van het Mystiek Vermogen, Zijn vijand te doden, o held van de Bhārata's.

Terwijl ze zich zo onderhielden besloot de Opperheer, de Beheerser van het Mystiek Vermogen, Zijn vijand te doden, o held van de Bhārata's.  (Vedabase)

 

Tekst 18

Toen Hun ouders [in hechtenis] van de vrouwen de bezorgde woorden over hun zoons hoorden, brandden ze, in hun liefde, vol van spijt overmand door verdriet, want ze wisten niet hoe sterk hun kinderen waren.

Hun ouders [in hechtenis] die de vrouwen hun woorden van bezorgdheid over hun zoons hoorden, brandden overweldigd door verdriet vol van leed, niet wetend hoe sterk hun kinderen waren.  (Vedabase)

  

Tekst 19

Net zoals Acyuta en Zijn tegenstander elkaar bevochten met allerlei worsteltechnieken, deden Balarāma en Mushthika dat ook.

Met Acyuta en Zijn tegenstander die elkaar bevochten met allerlei worsteltechnieken, deden dat ook Balarāma en Mushthika. (Vedabase)

 

Tekst 20

Als gevolg van de verpletterende, bliksemharde slagen uitgedeeld door de handen en voeten van de Allerhoogste Heer, voelde Cānūra zich meer en meer gepijnigd en uitgeput en werd hij lichamelijk volledig gebroken.

Als gevolg van de verpletterende, bliksemharde slagen uitgedeeld door de handen en voeten van de Allerhoogste Heer, raakte Cānūra die zich meer en meer gepijnigd en uitgeput voelde, volledig gebroken. (Vedabase)

 

Tekst 21

Met zijn beide handen tot vuisten gebald viel hij de Allerhoogste Heer Vāsudeva aan met de snelheid van een havik en sloeg hij Hem woedend op Zijn borst.

Hij die Hem met de snelheid van een havik aanviel, sloeg, met zijn beide handen tot vuisten gebald, de Allerhoogste Heer Vāsudeva verwoed op Zijn borst. (Vedabase)

 

Tekst 22-23

Niet meer door zijn slagen geraakt dan een olifant geslagen met een bloemenslinger, greep de Heer Cānūra bij zijn armen, slingerde Hij hem een paar keer in het rond en smeet Hij hem met grote kracht op de grond. Met zijn kleren, haar en bloemenslinger in de war neersmakkend als een massieve feestzuil, gaf hij toen de geest.

Met zijn gemep zo onbewogen blijvend als een olifant die wordt geslagen met een bloemenslinger, greep de Heer Cānūra bij de armen en slingerde Hij hem een paar keer in het rond om hem met grote kracht op de aarde neer te smijten zodat hij, neerstortend als een massieve sierzuil, met zijn kleren, haar en bloemenslinger in de war, het leven liet. (Vedabase)

 

Tekst 24-25

Zo ook kreeg Mushthika, nadat hij de machtige Heer Balabhadra had getroffen met zijn vuist, een geweldige klap te verduren van Zijn handpalm zodat hij trillend en bloed opgevend, precies waar hij stond, getroffen levenloos in elkaar zakte, als een boom geveld door de wind.

Op dezelfde manier kreeg ook Mushthika, na de krachtige Heer Balabhadra te hebben getroffen met zijn vuist, een gewelddadige klap te verduren van Zijn handpalm zodat hij trillend, uit zijn mond bloed opgevend, recht waar hij stond levenloos ter aarde zeeg, als was hij een boom die geveld wordt door de wind. (Vedabase)

  

Tekst 26

Toen trad Kūtha naar voren. Nonchalant werd hij met het grootste gemak door Rāma, de beste van alle strijders, met Zijn linkervuist gedood, o Koning.

Toen werd Kūtha die naar voren trad nonchalant met een linkervuist op speelse wijze ter dood gebracht door Rāma, de beste van alle strijders o Koning. (Vedabase)

 

Tekst 27

Vervolgens kreeg S'ala een trap van  Krishna tegen zijn hoofd en werd Tos'ala door Hem kapot getrokken, zodat ze beiden neervielen.

Vervolgens gingen S'ala en Tos'ala tegen de vlakte, door de tenen van Krishna in hun hoofd getroffen en uiteen gescheurd. (Vedabase)

 

Tekst 28

Nadat Cānūra, Mushthika, Kūtha, S'ala en Tos'ala waren gedood vluchtten de overgebleven worstelaars allemaal weg in de hoop hun leven te redden.

Met Cānūra, Mushthika, Kūtha, S'ala en Tos'ala gedood vluchtten al de overgebleven worstelaars in de hoop hun leven te redden. (Vedabase)

 

Tekst 29

Krishna en Balarāma voegden Zich bij Hun jonge koeherdersmaten en dolden met hen, bespeelden muziekinstrumenten en dansten rond, tinkelend met Hun enkelbelletjes.

Zich voegend bij Hun jonge koeherdersmaten dolden Ze met hen, waarbij ze muziekinstrumenten bespeelden en tinkelend met Hun enkelbelletjes ronddansten. (Vedabase)

 

Tekst 30

Met uitzondering van Kamsa verheugden alle mensen zich over de prestatie van Rāma en Krishna, terwijl de leidende brahmanen en sādhu's uitriepen: 'Uitstekend, uitstekend!'

Behalve dan Kamsa verheugden alle mensen zich over de prestatie van Rāma en Krishna, terwijl de beste geleerden en de geestelijken uitriepen 'Uitstekend, uitstekend!' (Vedabase)

 

Tekst 31

Toen hij zag dat zijn beste worstelaars gedood waren of op de vlucht geslagen, stopte de koning van Bhoja zijn instrumentale muziek en sprak hij de woorden:

Met de besten van zijn worstelaars gedood en op de vlucht geslagen, stopte de koning van Bhoja zijn instrumentale muziek en sprak hij de woorden: (Vedabase)

 

Tekst 32

'Verdrijf de twee zoons van Vasudeva die zich zo kwalijk hebben gedragen uit de stad, neem de rijkdom van de gopa's in beslag en bindt die halve gare Nanda vast!

'Verdrijf de twee zoons van Vasudeva die zich zo kwalijk hebben gedragen uit de stad, ontneem de gopa's hun rijkdommen en neem die halve gare van een Nanda in hechtenis! (Vedabase)

 

Tekst 33

En die onnozele Vasudeva, die verdomde dwaas, en mijn vader Ugrasena en zijn volgelingen, moeten, omdat ze allen heulden met de vijand, meteen worden gedood.'

En Vasudeva die stomkop, Ugrasena, mijn vader dat stuk onbenul en zijn volgelingen, moeten, omdat ze allen heulden met de vijand, terstond ter dood worden gebracht.' (Vedabase)

 

Tekst 34

Terwijl Kamsa aldus uitermate kwaad te keer ging, sprong de Onoverwinnelijke Heer naar boven en klom Hij snel op het hoge koninklijke platform.

Met Kamsa die aldus buitengemeen kwaad aan het tieren was, sprong de Onoverwinnelijke Heer met gemak omhoog om rap op te klimmen naar het koninklijk platform. (Vedabase)

 

Tekst 35

Hem eraan zien komend, zijn eigen dood, stond Kamsa, slim als hij was, direct op van zijn zetel en nam hij zijn zwaard en schild ter hand.

Toen hij Hem, zijn eigen dood, er aan zag komen, stond hij, slim genoeg, direct op van zijn zetel en nam hij zijn zwaard en schild ter hand. (Vedabase)

 

Tekst 36

Kamsa bewoog zich met zijn zwaard in de hand zo snel als een havik in de lucht van links naar rechts, maar werd, bij de macht van de Heer Zijn onverzettelijke en angstwekkende kracht, gegrepen als een slang door de zoon van Tārkshya [Garuda].

Kamsa, met zijn zwaard zo snel als een havik in de lucht van links naar rechts bewegend, werd bij machte van de onverzettelijke en angstwekkende kracht gegrepen zoals een slang wordt gegrepen door de zoon van Tārkshya [Garuda]. (Vedabase)

 

Tekst 37

Hij greep hem bij zijn haar en sloeg hem de kroon van zijn hoofd. De Heer met de Lotusnavel slingerde hem toen van het hoge platform in de worstelring waarna Hij, de Onafhankelijke Steun van het Ganse Universum, Zich bovenop hem wierp [om hem te doden].

Toen Hij hem bij zijn haar beetgreep gleed zijn kroon eraf. Hij met de Lotusnavel slingerde hem daarop van het hoge platform in de worstelring waarna Hij, de Onafhankelijke Steun van het Ganse Universum, boven op hem sprong. (Vedabase)

 

Tekst 38

Als een leeuw met een olifant sleepte Hij hem dood over de grond voor ogen van al de mensen van wie toen een luid 'Oh, oooh!' geluid weerklonk, o Koning van de mensen.

Als een leeuw met een olifant sleepte Hij hem dood over de grond voor ogen van al de mensen van wie toen een luid 'Ooo..h, ooooh' weerklonk, o Koning der mensen. (Vedabase)

 

Tekst 39

Omdat hij, onophoudelijk vervuld van angst, Hem, de Meester met de cakra in Zijn hand, steeds voor zich had gezien wanneer hij dronk of at, liep, sliep of ademde, verkreeg hij [eenmaal verlost] aldus dezelfde, zo heel moeilijk te verwerven gedaante [zie ook sārūpya 10.41: 42 en 10.29: 13].

Aangezien hij, zonder ophouden vol van zorgen, Hem, de Beheerser met de cakra in Zijn hand, voor zich had gezien wanneer hij ook maar dronk of at, liep, sliep of ademde, verkreeg hij om die reden dezelfde, zo moeilijk te bereiken gedaante [zie ook sārūpya 10.41: 42 en 10.29: 13]. (Vedabase)

 

Tekst 40

Zijn acht jongere broers Kanka, Nyagrodhaka en de rest, vielen toen in woede ontstoken aan om hun broer te wreken.

Zijn acht jongere broers Kanka, Nyagrodhaka en de rest, renden in woede ontstoken naar voren ten aanval om Hem hun broer betaald te zetten. (Vedabase)

 

Tekst 41

Zich aldus naar voren haastend om toe te slaan, werden ze tegen de grond geslagen door Balarāma die Zijn strijdknots hanteerde als koning leeuw heersend over de dieren.

Aldus zich derwaarts haastend klaar om toe te slaan werden ze door Balarāma verpletterd, die als een koning leeuw met de dieren Zijn strijdknots hanteerde. (Vedabase)

 

Tekst 42

Pauken weerklonken in de hemel en Brahmā, S'iva en de andere goden en expansies van de Heer, zongen verheugd hun lofprijzingen en strooiden bloemen over Hem uit, terwijl hun vrouwen dansten.

Pauken weerklonken in de lucht, Brahmā, S'iva, de andere goden en de gevolmachtigden zongen verheugd hun lofprijzingen en strooiden bloemen over Hem uit terwijl hun vrouwen dansten. (Vedabase)

 

Tekst 43

De echtgenotes [van Kamsa en zijn broers] o Keizer, kwamen treurend over de dood van hun weldoeners naar die plek met tranen in hun ogen en zich op hun hoofd slaand.

De echtgenotes, o Keizer, treurend over de dood van hun weldoeners kwamen naar daar, met tranen in hun ogen zich op het hoofd slaand.  (Vedabase)

 

Tekst 44

Hun echtgenoten omhelzend die neerlagen op het bed van de helden, weeklaagden de vrouwen luid en lieten ze een stroom van tranen de vrije loop:

Met het omhelzen van hun echtgenoten neerliggend op het heldenbed, weeklaagden de vrouwen luid, waarbij ze een stroom van tranen de vrije loop lieten: (Vedabase)

 

Tekst 45

'Helaas o meester, o teerbeminde, o verdediger van de heilige plicht, o vriendelijkheid in persoon, o jij zo vol van mededogen! Op hetzelfde moment dat jullie de dood vonden hebben wij, jullie huishouding en jullie nageslacht, onze dood gevonden.

"Helaas, o meester, o teerbeminde, o verdediger van de heilige plicht, o vriendelijkheid in persoon, o jij zo vol van mededogen; tegelijk met het de dood vinden van jullie hebben wij, jullie huishouding en jullie nageslacht, de dood gevonden. (Vedabase)

 

Tekst 46

Deze stad verstoken van jou, zijn heerser, ziet er, net als wij, o meest heldhaftige onder de mannen, niet meer zo mooi uit nu aan al de feestelijkheid en verrukking een einde is gekomen.

Verstoken van jou, de meester, schijnt deze stad net als wij, o meest heldhaftige onder de mannen, niet meer zo mooi toe met al de feestelijkheid en de verrukking die ten einde zijn gekomen. (Vedabase)

 

Tekst 47

Het verschrikkelijke geweld door jou begaan jegens onschuldige levende wezens, resulteerde in de toestand waarin je nu verkeert, o liefste. Hoe kan het met hem die andere levende wezens schade berokkent nu goed aflopen?

Het verschrikkelijke geweld waar jij je jegens onschuldige levende wezens aan schuldig hebt gemaakt hebben geresulteerd in de toestand waarin je nu verkeert o liefste, hoe kan het met hem die andere levende wezens schade berokkent nu goed aflopen? (Vedabase)

 

Tekst 48

Hij die geen aandacht besteed aan Hem, degene die voorzeker de oorsprong, handhaving en verdwijning is van al de levende wezens in deze wereld, kan nimmer gedijen in voorspoed.'

Hij die van minachting is voor deze Ene, Hij die van al de levende wezens in deze wereld voorzeker de oorsprong, handhaving en verdwijning is, kan nimmer gelukkig gedijen.' (Vedabase)

 

Tekst 49

S'rī S'uka zei: 'De Allerhoogste Heer, de Handhaver van Al de Werelden, troostte de vrouwen van de koning [en zijn broers] en regelde zoals dat is voorgeschreven de begrafenisplechtigheden voor de overledenen.

S'rī S'uka zei: 'De Allerhoogste Heer, de Onderhouder van alle Werelden, troostte de vrouwen rondom de koning en regelde zoals voorgeschreven de begrafenisriten voor de overledenen. (Vedabase)

 

Tekst 50

Vervolgens bevrijdden Krishna en Balarāma Hun vader en moeder van hun boeien en bewezen Ze hen de eer door hun voeten met Hun hoofden aan te raken.

Toen dat was afgehandeld bevrijdden Krishna en Rāma Hun vader en moeder van hun boeien en bewezen Ze hen de eer door met Hun hoofden hun voeten aan te raken. (Vedabase)

 

Tekst 51

Devakī en Vasudeva bewezen, op hun beurt Hen erkennend als de Meesters van het Universum, Hen de eer met gevouwen handen en omhelsden - bedachtzaam - hun zonen niet.'

Devakī en Vasudeva met het onderkennen van [Hen als] de Beheersers van het Universum bewezen op hun beurt met gevouwen handen hun respect en omhelsden, beducht, hun zonen niet.' (Vedabase)
 

 

 

 

 

 Creative Commons License
De tekst en de audio worden aangeboden onder de
Creative Commons Attribution-Noncommercial-Share Alike 3.0 Unported License.
De eerste afbeelding is getiteld: "Krishna killing king Kamsa and Balarama slaying a Wrestler"
India, Rajasthan, Mewar, South Asia, circa 1630, ter beschikking gesteld door
LACMA.
De tweede afbeelding van Krishna en Balarāma Kamsa dodend is geschilderd door
Kailash Raj.
©
Exoticindiaart.com, gebruikt met toestemming.
Productie: de
Filognostische Associatie van De Orde van de Tijd.

 

 

Feed-back | Links | Downloads | MuziekAfbeeldingen | Wat is er Nieuw? | Zoeken | Donaties